ECLI:NL:RBAMS:2021:6637

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2021
Publicatiedatum
19 november 2021
Zaaknummer
C/13/708169 / KG ZA 21-821
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige omgangsregeling en gebruik woning in kort geding tussen ouders na relatiebreuk

In deze zaak, die op 29 oktober 2021 door de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een kort geding tussen twee ex-partners, [eiseres] en [gedaagde], die samen twee minderjarige kinderen hebben. De eiseres heeft verzocht om het uitsluitend gebruik van de gezamenlijke woning en een voorlopige omgangsregeling voor de kinderen. De partijen hebben van 2012 tot maart 2021 een relatie gehad en zijn de ouders van [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De eiseres heeft het eenhoofdig gezag over de kinderen en heeft in een bodemprocedure verzocht om de verkoop van de woning en de verdeling van de overwaarde. De gedaagde heeft verweer gevoerd en wil de woning graag overnemen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 22 oktober 2021 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De rechter heeft vastgesteld dat de situatie tussen de ouders onhoudbaar is, vooral na een incident op 29 september 2021 waarbij de gedaagde de eiseres zou hebben mishandeld. De burgemeester van Amsterdam heeft de gedaagde een huisverbod opgelegd, wat de noodzaak voor een voorlopige regeling onderstreept.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het in het belang van de kinderen is dat de eiseres voorlopig het gebruik van de woning krijgt toegewezen, totdat de woning is verkocht of er een andere rechterlijke beslissing is. De gedaagde is verplicht om de woning binnen drie dagen te verlaten en zal een alimentatie van € 149,00 per kind per maand aan de eiseres moeten betalen. De rechter heeft ook een voorlopige omgangsregeling vastgesteld, waarbij de gedaagde de kinderen in de oneven weken op vrijdag ophaalt en ze op zondagavond weer terugbrengt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/708169 / KG ZA 21-821 AB/MvG
Vonnis in kort geding van 29 oktober 2021
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres bij dagvaarding van 14 oktober 2021,
advocaat mr. J. Schouten te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. R.G.E. de Vries te Diemen.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

Op de mondelinge behandeling van dit kort geding op 22 oktober 2021, waar partijen en hun advocaten aanwezig waren, heeft [eiseres] haar vorderingen toegelicht. [gedaagde] heeft verweer gevoerd. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht en [gedaagde] ook een pleitnota. Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben van 2012 tot maart 2021 een relatie gehad en zijn de ouders van:
  • [minderjarige 1] , geboren [geboortedatum 1] 2015 te [geboorteplaats] ,
  • [minderjarige 2] , geboren [geboortedatum 2] 2018 te [geboorteplaats] .
2.2.
[eiseres] heeft het eenhoofdig gezag.
2.3.
Partijen hebben in gezamenlijk eigendom de woning aan [adres] .
2.4.
Tussen partijen loopt een bodemprocedure bij deze rechtbank waarin [eiseres] vordert om [gedaagde] te veroordelen mee te werken aan de verkoop en levering van hun woning en te bepalen dat de overwaarde tussen hen bij helfte wordt verdeeld. [gedaagde] wil de woning graag overnemen en heeft verweer gevoerd. In die procedure is in januari 2022 de mondelinge behandeling.
2.5.
Bij verzoekschrift van 21 september 2021 heeft [eiseres] deze rechtbank verzocht een omgangsregeling vast te stellen en de kinderalimentatie te bepalen op € 149,00 per kind per maand. [gedaagde] heeft op 14 oktober 2021 een verweerschrift ingediend.
2.6.
Op 29 september 2021 hebben partijen ruzie gehad in de woning, waarbij hun kinderen aanwezig waren. [gedaagde] heeft hiervan een geluidsopname gemaakt. [eiseres] heeft naar aanleiding van dit incident aangifte gedaan van mishandeling.
2.7.
Bij besluit van de burgemeester van Amsterdam van 30 september 2021 is aan [gedaagde] een huisverbod opgelegd voor een periode van tien dagen. Het door [gedaagde] ingestelde beroep tegen dat besluit is bij voorlopige voorziening, tevens uitspraak in de hoofdzaak, van 6 oktober 2021 door deze rechtbank ongegrond verklaard en het verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen is afgewezen.
2.8.
Op 8 oktober 2021 hebben partijen een zogenaamd systeemgesprek gehad met een medewerker van de Blijf Groep. Bij dit gesprek was ook een medewerker van Jeugdbescherming Regio Amsterdam aanwezig. In een van dit gesprek gemaakt verslag staat, voor zover van belang, het volgende:

Beide ouders zijn het ermee eens dat zij niet langer samen in de woning kunnen blijven als de kinderen daarbij aanwezig zijn. Daarom hebben wij gezamenlijk de volgende afspraken gemaakt:
  • Vader verlaat de woning tot er een juridische overeenkomst is met betrekking tot het huis (vermoedelijk in januari 2022).
  • Moeder blijft met de kinderen in het huis en vader komt daar niet m.u.v. het weekend in de even weken.
  • In dat weekend verlaat moeder vrijdagochtend voor 9 uur de woning en keert zondagmiddag om19 uurterug; vader verblijft dit weekend met de kinderen in de woning.
  • Moeder brengt [minderjarige 1] in het weekend dat vader de kinderen heeft op vrijdag naar school; vader haalt hem daar na schooltijd op.
2.9.
[gedaagde] is gedagvaard om op 29 oktober 2021 te verschijnen voor de politierechter van deze rechtbank. Hem wordt ten laste gelegd dat hij [eiseres] op 29 september 2021 heeft mishandeld.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert, samengevat:
I. te bepalen dat zij, met uitsluiting van [gedaagde] , in de woning mag blijven wonen, totdat bij onherroepelijke uitspraak anders is beslist, althans voor een in goede justitie te bepalen periode;
II. [gedaagde] te bevelen binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de woning te verlaten, bij gebreke waarvan [eiseres] wordt gemachtigd dit zelf en op kosten van [gedaagde] te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm;
III. de volgende voorlopige omgangsregeling te bepalen tussen [gedaagde] , [minderjarige 1] en [minderjarige 2] :
  • even weken: van 8.00 tot 19.00 uur op vrijdag, waarbij hij ze ’s ochtends ophaalt en naar school/kinderopvang brengt en [eiseres] de kinderen om 19.00 uur bij [gedaagde] ophaalt;
  • oneven weken: van vrijdagochtend 8.00 uur tot maandagochtend naar school/kinderopvang, waarbij [gedaagde] de kinderen vrijdagochtend ophaalt en naar school/kinderopvang brengt en hij ze op maandagochtend daarnaartoe brengt;
IV. te bepalen dat [gedaagde] hangende de bodemprocedure € 149,00 per kind per maand alimentatie betaalt aan [eiseres] .
3.2.
[eiseres] stelt daartoe dat zij belang heeft bij het uitsluitend gebruik van de woning. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben bij haar hun hoofdverblijf en hebben er belang bij om in de voor hen bekende woning en omgeving te blijven. [gedaagde] woont nu bij zijn zus en kan eventueel ook bij zijn moeder wonen. [eiseres] heeft geen alternatieve woonruimte. Zij kan niet bij haar moeder intrekken, omdat het contact tussen hen niet goed is. [eiseres] is in staat en bereid om alle kosten van de woning te dragen gedurende de bodemprocedure. In afwachting van de uitkomst van de bodemprocedure hebben [minderjarige 1] en [minderjarige 2] belang bij vaste omgangsmomenten met hun vader. In die procedure is een alimentatieberekning gemaakt, die uitkomt op € 149,00 per kind per maand. [eiseres] is niet in staat om zelf in de volledige behoefte van de kinderen te voorzien en [gedaagde] moet bijdragen in hun kosten.
3.3.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat hij de woning wil behouden en is in staat om [eiseres] uit te kopen. Hij is echter niet de helft van de overwaarde aan haar verschuldigd, omdat hij sinds 2012 alle (hypothecaire) lasten van de woning heeft betaald. [eiseres] zal niet in staat zijn, in het geval zij het uitsluitend gebruik van de woning krijgt toegewezen, alle maandelijkse eigenaarslasten te dragen. [gedaagde] maakt aanspraak op het uitsluitend gebruik van de woning, omdat hij geen alternatieve woonruimte heeft. Hij woont nu bij zijn zus, maar zij heeft een partner en kinderen. Die situatie is voor de lange termijn onhoudbaar. [gedaagde] kan niet bij zijn moeder terecht. [eiseres] heeft wel alternatieve woonruimte. Zij kan bij haar moeder wonen.
[gedaagde] wil bijdragen in de kosten van de kinderen, maar heeft niet voldoende inkomsten om € 149,00 per kind per maand te betalen. Hij heeft ook nog kinderen uit een eerdere relatie voor wie hij alimentatie betaalt.
Hij wil graag omgang met zijn kinderen, maar dan wel één keer in de twee weken van vrijdagochtend tot zondagavond 19.00 uur.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Als het overgelegde geluidsfragment één dingt leert, dan is het dat deze partijen niet langer met elkaar onder één dak kunnen. Zij zien klaarblijkelijk geen kans meer om zich in het bijzijn van hun kinderen in te houden, gaan hard tegen elkaar te keer en trekken zich er niets van aan dat de kinderen daar last van hebben. Daar moet zo snel mogelijk een eind aan komen. Wie nu wie (het eerste) sloeg is daarbij niet van belang. Nu partijen elkaar verdenken van occulte praktijken tijdens afwezigheid van de ander, ontbreekt ook het minimale vertrouwen dat nodig zou zijn om elkaar in de omgangsweekenden zonder brokken in de woning af te kunnen wisselen.
4.2.
Het gaat nu om een tijdelijke maatregel, totdat de woning aan de [adres] aan een derde is verkocht, of door [gedaagde] zal zijn overgenomen. De kinderen hebben hoofdverblijf bij [eiseres] , die het eenhoofdig gezag heeft. Elk van partijen vindt dat de ander makkelijk bij een moeder kan intrekken. Wat daarvan zij, het is voor [gedaagde] als alleenstaande minder moeilijk om tijdelijk onderdak elders te vinden dan voor [eiseres] met de beide kinderen. Voor de kinderen is het ook beter om zo lang mogelijk in de vertrouwde omgeving te blijven en zo min mogelijk te hoeven verhuizen. Al met al genoeg redenen om het gebruik van de woning tijdelijk, totdat de woning is verkocht, of een rechter anders heeft beslist, aan [eiseres] te gunnen. De vorderingen I en II zijn dan ook toewijsbaar.
4.3.
[gedaagde] wil een omgangsregeling waarbij hij de kinderen eens in de veertien dagen op vrijdagochtend ophaalt en de oudste naar school/kinderopvang brengt en hij ze op zondagavond om 19.00 uur weer bij [eiseres] terugbrengt. [eiseres] wil een ruimere regeling, maar zolang [gedaagde] noodgedwongen met de kinderen bij familie moet bivakkeren, is voor een ruimere regeling geen plaats.
4.4.
[eiseres] heeft zich bereid en in staat verklaard om gedurende de tijd dat zij het uitsluitend gebruik van de woning heeft alle woonlasten te voldoen. Zo nodig kunnen die lasten later in het kader van de verrekening worden meegenomen. Daarmee moet [gedaagde] in ieder geval voldoende ruimte hebben om tijdelijk € 149,00 per kind per maand aan alimentatie te betalen, zoals gevorderd. [eiseres] baseert dat bedrag op de alimentatieberekening in de bodemprocedure, die door [gedaagde] niet gemotiveerd is betwist.
4.5.
De proceskosten worden tussen partijen, die ex-partners zijn, verrekend, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
bepaalt dat [eiseres] voorlopig uitsluitend gerechtigd is tot het gebruik van de woning aan de [adres] te in [woonplaats] , met een bevel aan [gedaagde] om die woning binnen drie dagen na betekening van dit vonnis te verlaten met achterlating van de inboedel en alle sleutels, een en ander totdat partijen anders overeenkomen, de woning is verkocht of door [gedaagde] is overgenomen, of een rechter anders beslist,
5.2.
machtigt [eiseres] om op kosten van [gedaagde] en met behulp van de sterke arm van justitie en politie de tenuitvoerlegging van dit vonnis te bewerkstelligen, indien hij niet aan de uitgesproken veroordeling(en) onder 5.1 voldoet,
5.3.
bepaalt dat tussen partijen, totdat zij een andere regeling overeenkomen of een rechter anders beslist, de volgende voorlopige omgangsregeling geldt:
in de oneven weken haalt [gedaagde] [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op vrijdagochtend op, waarna hij de oudste naar school/kinderopvang brengt, en zijn de kinderen bij hem totdat hij ze zondagavond om 19.00 uur weer bij [eiseres] brengt;
5.4.
bepaalt dat [gedaagde] , totdat partijen anders overeenkomen of een rechter anders beslist, als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met ingang van 1 november 2021 een bedrag van € 149,00 per kind per maand bij vooruitbetaling aan [eiseres] zal voldoen;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
verrekent de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Beukenhorst, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.F. van Grootheest, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2021. [1]

Voetnoten

1.type: MvG