Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[eiser 1] ,
THIERRY HENRI PHILIPPE BAUDET,
[gedaagde 4],
6.[gedaagde 6] ,
1.De procedure
- de gelijkluidende dagvaardingen van 16 juli 2020, met producties,
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid,
- de conclusie van antwoord in het onbevoegdheidsincident, tevens houdende vermeerdering
- het vonnis in incident van 21 oktober 2020,
- de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie, tevens houdende verzoek
- het tussenvonnis van 16 juni 2021, waarbij een bijeenkomst van partijen is bepaald,
- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties,
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling, gehouden op 12 oktober 2021, met de
2.De feiten
Partijen
OUD PAPIER hier svp bvd”.
[ [gedaagde 6] , toevoeging rb]met de man aan het praten was en het leek dat de man een Hitler groet bracht dus ik liep langzaam in de richting van [gedaagde 6] en de man en ik stelde me achter de man op. (...) Ik zag dat de man een mondkapje en een zonnebril droeg. Ik zag dat hij dicht in de buurt van onze VIP, Baudet was. Ik zag dat de man een paar schijnbewegingen naar links en naar rechts maakte om [gedaagde 6] te passeren en in ons inziens bij onze VIP te geraken.
[ [eiser 1] , toevoeging rb]door jullie aangehouden?
wederrechtelijkheidvan de vrijheidsberoving. U en de heer [gedaagde 6] handelden blijkens uw en zijn verklaring immers in de veronderstelling dat u gerechtigd was om aangever aan te houden en vervolgens onder controle te houden tot aan de onverwijlde overdracht aan de politie (…).
“knokploeg van Baudet”-, maar dat die ook zakelijk gezien (nu al) heeft geleid tot forse imagoschade en dientengevolge inkomstenderving in verband met de annulering van opdrachten.
“verdachte door feiten en gevolgen getroffen”(…)”
3.Het geschil
in conventie
VERKLARING OP LAST VAN DE RECHTBANK AMSTERDAM
RECTIFICATIE
4.De beoordeling
in conventie
K/Aegon)).
IJzeren staaf)).
het onrechtmatig handelen) vast.
overzichtsarrest) ovw. 2.4.5, zie ook HR 15 maart 2019, NJ 2019/162 (
EBI)m.nt. Lindenbergh en HR 15 december 2020, NJ 2021/68 m.nt. Lindenbergh)
en publique.Met inachtneming van al deze omstandigheden en met inachtneming van bedragen die in (enigszins) vergelijkbare gevallen zijn toegekend, stelt de rechtbank de immateriële schadevergoeding vast op een bedrag van € 1.500,-.
tot het verrichten van werkzaamheden ter uitoefening van het bedrijf van de opdrachtgever. FvD oefent echter geen bedrijf uit, zodat reeds om die reden niet voldaan is aan het hiervoor geformuleerde vereiste. Artikel 6:76 BW kan in dit geval evenmin grond vormen voor aansprakelijkheid van FvD. Die bepaling heeft immers betrekking op contractuele aansprakelijkheid, terwijl [eisers] aan hun vorderingen een op onrechtmatige daad gebaseerde verbintenis ten grondslag hebben gelegd. Zoals overwogen in 4.23, is geen sprake van een
door FvDgepleegde onrechtmatige daad.
door Baudetgepleegde onrechtmatige daad.
1.126,00(2,0 punten × tarief € 563,00)