Op 13 januari 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin Fastned B.V. een voorlopige voorziening heeft gevraagd tegen de vergunningen die de minister van Infrastructuur en Waterstaat heeft verleend voor laadpalen bij tankstations en restaurants langs snelwegen. De vergunningen zijn afgegeven in 2019 en 2020 en betreffen laadvoorzieningen als aanvullende voorzieningen bij basisvoorzieningen op verschillende verzorgingsplaatsen. Fastned, die bezwaar heeft gemaakt tegen deze vergunningen, stelt dat de verleende vergunningen negatieve gevolgen hebben voor haar bedrijfsvoering en vraagt om schorsing van deze vergunningen.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat Fastned niet heeft aangetoond dat er sprake is van een spoedeisend belang. De rechter oordeelt dat Fastned niet heeft onderbouwd dat de vergunningen onomkeerbare gevolgen hebben voor haar onderneming en dat er geen actuele noodsituatie is die de toewijzing van de gevraagde voorziening rechtvaardigt. De minister heeft bovendien aangegeven dat aanvragen van andere partijen voor aanvullende voorzieningen inhoudelijk worden beoordeeld en dat bestaande vergunningen aan die beoordeling niet in de weg staan.
De voorzieningenrechter wijst de verzoeken van Fastned af en concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is definitief en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.