ECLI:NL:RBAMS:2021:6812

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 november 2021
Publicatiedatum
25 november 2021
Zaaknummer
13/751386-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden en verzetgarantie

Op 17 november 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Bărlad court in Roemenië. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 14 september 2021 en betreft een vrijheidsstraf van drie jaar die de opgeëiste persoon nog moet ondergaan. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de detentieomstandigheden in Roemenië beoordeeld. De opgeëiste persoon heeft verklaard dat hij de Roemeense en Peruaanse nationaliteit heeft en dat zijn personalia correct zijn. De rechtbank heeft de vordering behandeld op een openbare zitting op 3 november 2021, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft de garanties van de Roemeense autoriteiten beoordeeld, met name de detentiegarantie en de verzetgarantie. De raadsman heeft betoogd dat de garanties onvoldoende zijn, maar de rechtbank oordeelt dat de gegeven garanties voldoen aan de eisen van de OLW. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de opgeëiste persoon in Roemenië voldoende rechtsmiddelen heeft om zijn zaak opnieuw te laten beoordelen en dat de detentieomstandigheden niet in strijd zijn met de Europese normen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan, omdat aan alle wettelijke vereisten is voldaan. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751386-21
RK nummer: 21/5053
Datum uitspraak: 17 november 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 14 september 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 25 april 2018 door de
Bărlad court(Roemenië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1993,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 3 november 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Westerman. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.K. Jap A Joe, advocaat te Utrecht en door een tolk in de Roemeense taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Roemeense en Peruaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het vonnis dat aan het EAB ten grondslag ligt is het vonnis van de
Bărlad courtvan 2 april 2018, met nr. 144/2018, dat onherroepelijk is geworden op 24 april 2018.
Daarnaast wordt er melding gemaakt van drie eerdere vonnissen en één arrest:
  • Een vonnis van de
  • Een vonnis van de
  • Een vonnis van de
In de aanvullende informatie afkomstig van de
Bărlad courtvan 1 oktober 2021 en 1 november 2021 staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de processen die tot de vonnissen van 10 april 2012 en 3 mei 2012 en het arrest van 14 november 2016 hebben geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van drie jaren, door de opgeëiste persoon nog geheel te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf betreft een samengevoegde straf op grond van de hiervoor genoemde vonnissen en het arrest, en is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het vonnis van de
Bărlad courtvan 2 april 2018 met nr. 144/2018.
De vonnissen en het arrest betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB en in de aanvullende informatie van de
Bărlad courtvan 1 oktober 2021. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van onderdeel e) van het EAB en van de aanvullende informatie zijn als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan. Het betreft het vonnis van de
Bărlad courtvan 2 april 2018, nr. 144/2018.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
( ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
In onderdeel d) van het EAB is de volgende garantie opgenomen:
Art. 466 Penal Procedure Code – Reexamination the criminal case for judgment in absentia of the sentenced person.The person sentenced permanently who was judged in absentia can claim reexamination of the criminal case within one month from the day he acknowledged, by any official notice, that a criminal trial deployed against him.
For the person sentenced permanently judged in absentia, against whom a foreign country ordered the extradition or surrender based on the European Arrest Warrant, the hearing provided at paragraph (1) starts from the date to which, after bringing him to the country, he was noticed the decision.
Daarnaast heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit bij e-mail van 1 oktober 2021 het volgende vermeld:
Specification of legal guarantees:ART. 466 of Penal Procedure Code – Reopening of the criminal trial in case of judgment in absentia of the convicted person.
The definitively person sentenced who was trialed in absentia can request reopening of the criminal trial within one month from the day he was informed, by any official notification, that a criminal trial took place against him.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de garantie te algemeen is. Uit de garantie blijkt dat de Roemeense wet de mogelijkheid biedt om verzet of hoger beroep in te stellen. Er is echter geen onvoorwaardelijke toezegging gedaan dat de opgeëiste persoon de mogelijkheid zal worden geboden om één van deze rechtsmiddelen in te stellen. De raadsman heeft de rechtbank verzocht de overlevering te weigeren.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er een onvoorwaardelijke verzetsgarantie is gegeven en heeft de rechtbank verzocht de overlevering toe te staan.
Oordeel van de rechtbank
Naast de hiervoor beschreven garanties heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit in onderdeel d) van het EAB rubriek 3.4 aangekruist. Hierin staat onder meer vermeld dat de opgeëiste persoon “will expressly be informed on the right to retrial or appeal”. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet de garantie aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW en doet de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond zich niet voor. Het verweer slaagt niet.

4.Strafbaarheid:

feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
mishandeling door twee of meer verenigde personen;
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering geweigerd dient te worden omdat de opgeëiste persoon een reëel gevaar loopt dat zijn grondrechten zoals vastgelegd in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: het Handvest) zullen worden geschonden. In de detentiegarantie, verstrekt op 1 oktober 2021 door de
National Administration of Penitentiaries,is alleen ten aanzien van de eerste 21 dagen van de detentie gegarandeerd dat de opgeëiste persoon in een cel terecht komt van tenminste 3m2. Aldus is de gegeven detentiegarantie ontoereikend.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de opgeëiste persoon geen reëel gevaar loopt dat zijn grondrechten zoals vastgelegd in artikel 4 van het Handvest zullen worden geschonden, omdat de detentiegarantie afdoende is. Gegarandeerd is dat de opgeëiste persoon gedurende de gehele detentieperiode beschikking zal hebben over minstens 3m2 individuele celruimte. De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de overlevering toe te staan.
Oordeel van de rechtbank
Vaste jurisprudentie van deze rechtbank is dat er ten aanzien van de Roemeense detentieomstandigheden voor opgeëiste personen sprake is van een algemeen gevaar voor schending van artikel 4 van het Handvest. Met de officier van justitie stelt de rechtbank echter vast dat de detentiegarantie, verstrekt door de
National Administration of Penitentiariesop 1 oktober 2021, afdoende is en dat daarmee het individuele gevaar voor schending van de grondrechten zoals vastgelegd in artikel 4 van het Handvest is weggenomen. Daarbij gaat de rechtbank – aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt – uit van de geboden zekerheid in de garantie. De Roemeense autoriteiten hebben de volgende garantie verstrekt:
Taking into consideration the perspective of implementing the measures included in ‘Action plan for 2020 – 2025 elaborated for the execution of the pilot decision Rezmives and others against Romania and of the decisions taken in the group of cases Bragadireanu against Romania’ and the number of detainees currently in custody of the National Administration of Penitentiaries guarantees to ensure a minimum individual space of 3 sm throughout the execution of the punishment, including the bed and proper furniture,without including the space for restroom.
Met deze nadere informatie is gegarandeerd dat de opgeëiste persoon in de detentie-instellingen in Roemenië waar de opgeëiste persoon waarschijnlijk zal worden gedetineerd de beschikking zal hebben over individuele celruimte van minimaal 3m2, daarbij de sanitaire voorzieningen niet inbegrepen.
Gelet op het voorgaande staat artikel 11 OLW niet in de weg aan het toestaan van de overlevering van de opgeëiste persoon. Het verweer wordt verworpen.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er een garantie is gegeven als bedoeld in artikel 12 sub d OLW, er geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de rechtbank de overlevering toe te staan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 311, 300 en 47 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 107 en 178 van de Wegenverkeerswet 1994 en de artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Bărlad court(Roemenië).
Aldus gedaan door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Dijk, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 17 november 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.