ECLI:NL:RBAMS:2021:6818

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 november 2021
Publicatiedatum
26 november 2021
Zaaknummer
19/4693
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en de functionele mogelijkhedenlijst (FML) in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een WIA-uitkering aan eiseres, die lijdt aan fybromyalgie. De rechtbank heeft twijfels geuit over de vaststelling van de functionele mogelijkhedenlijst (FML) door de verzekeringsarts, met name of er voldoende rekening is gehouden met de beperkingen van eiseres. De rechtbank benoemde een onafhankelijke deskundige, een revalidatiearts, om de situatie van eiseres te beoordelen. De deskundige concludeerde dat eiseres meer beperkt is dan in de FML is aangenomen, vooral ten aanzien van reiken en de noodzaak voor een grotere urenbeperking. De rechtbank volgde de bevindingen van de deskundige en oordeelde dat de geduide functies niet passend zijn voor eiseres. Het bestreden besluit van de verzekeringsarts werd vernietigd, en de rechtbank droeg verweerder op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Eiseres werd in het gelijk gesteld, en de rechtbank veroordeelde verweerder tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/4693

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 november 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. L.M. Dragtenstein),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: mr. I.L.M. Dunselman).

Procesverloop

Met een besluit van 15 februari 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) afgewezen.
Met een besluit van 26 juli 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na sluiting van het onderzoek heeft de rechtbank het onderzoek heropend en een revalidatiearts als onafhankelijk deskundige benoemd.
De deskundige heeft op 10 september 2021 een rapport uitgebracht. Verweerder heeft hierop gereageerd met de brief van 8 oktober 2021. Eiseres heeft gereageerd met de brief van
18 oktober 2021. De deskundige heeft met de brief van 4 november 2021 gereageerd op de reactie van verweerder.
De rechtbank heeft aangekondigd dat een nadere zitting in deze zaak achterwege blijft, tenzij partijen aangegeven alsnog op zitting gehoord te willen worden. Partijen hebben hierop niet gereageerd. De rechtbank heeft, onder vermelding van artikel 8:57, tweede lid, van de Awb, bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1. Eiseres werkte in het verleden als kwaliteitsmedewerker voor 25 uur per week. Op 1 februari 2017 is zij uitgevallen voor dat werk met klachten.
2. Op 5 november 2018 heeft eiseres een WIA-uitkering aangevraagd. Naar aanleiding daarvan heeft verweerder medisch en arbeidskundig onderzoek laten uitvoeren. De bevindingen daarvan zijn neergelegd in een rapport van een verzekeringsarts van
20 december 2018 en een rapport van een arbeidsdeskundige van 14 februari 2019. De conclusie van de onderzoeken is dat eiseres per 30 januari 2019 minder dan 35% arbeidsongeschikt moet worden beschouwd. Op basis van deze conclusie heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen.
3. Naar aanleiding van het bezwaar van eiseres heeft verweerder opnieuw medisch en arbeidskundig onderzoek laten uitvoeren. De bevindingen van deze onderzoeken zijn neergelegd in een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 18 juli 2019 en een rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 25 juli 2019. De conclusie van de onderzoeken is nog steeds dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
4. In het bestreden besluit heeft verweerder deze bevindingen overgenomen en beslist dat eiseres per 30 januari 2019 geen recht heeft op een WIA-uitkering.
Het standpunt van eiseres
5. In beroep heeft eiseres aangevoerd dat verweerder haar klachten en beperkingen heeft onderschat. Als gevolg van deze klachten en beperkingen is zij niet in staat de voor haar geduide functies te verrichten. Zij is van mening dat zij volledig arbeidsongeschikt moet worden geacht.
Beoordeling door de rechtbank
6. De rechtbank stelt bij haar beoordeling voorop dat het beoordelingsmoment van de medische toestand van eiseres 30 januari 2019 is. Voor de beoordeling zijn verder alleen de beperkingen van eiseres die het gevolg zijn van medisch objectiveerbare ziektes of gebreken van belang.
7. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [1] mag verweerder besluiten over de arbeidsongeschiktheid van een betrokkene in beginsel baseren op de rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep. Deze rapporten moeten dan wel op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en concludent zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten niet aan deze eisen voldoen. Om aannemelijk te maken dat de in de medische rapportage gegeven beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapportage van een arts noodzakelijk.
8. In de medische rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep worden de bevindingen naar aanleiding van het onderzoek omschreven. Er wordt uitgelegd waarom er naast de al aangenomen extra beperkingen worden aangenomen voor het persoonlijk en sociaal functioneren en dynamische handelingen. Uit de beschikbare (medische) gegevens leidt de verzekeringsarts bezwaar en beroep namelijk af dat sprake is van depressie in combinatie met een chronisch pijnsyndroom dan wel somatische symptoomstoornis. Uit de informatie van de behandelend orthopeed van eiseres volgt verder dat sprake is van een bursitis van de rechterschouder met een verminderde functie van de rechterschouder en arm (ten aanzien van reiken, tillen en bovenhandswerken). Ook wordt uitgelegd waarom een urenbeperking wordt aangenomen. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is sprake van een verhoogd energieverbruik als gevolg van de klachten van somberheid, vermoeidheid en chronisch pijn. Tot slot wordt uitgelegd waarom de klachten van eiseres niet van zodanige aard zijn dat zij niet als volledig arbeidsongeschikt kan worden beschouwd. Volgens de verzekeringsarts is eiseres beperkt in haar fysieke en psychische mogelijkheden, maar niet zodanig dat sprake is van een situatie van ‘geen benutbare mogelijkheden’.
9. Ondanks de bevindingen van zowel de primaire verzekeringsarts als de verzekeringsarts bezwaar en beroep is bij de rechtbank twijfel gerezen of bij de vaststelling van de functionele mogelijkhedenlijst (FML) wel voldoende rekening is gehouden met de beperkingen en de stand van zaken ten aanzien van de aandoening fybromyalgie. Er zijn met name twijfels gerezen ten aanzien van de duur van de belasting, afwisseling van houding en het nemen van pauzes. De rechtbank heeft vanwege deze twijfel besloten een deskundige te benoemen om de volgende vragen te beantwoorden:
Zijn er redenen om eiseres meer beperkt te achten ten aanzien van reiken (600 keer per uur 70 cm) dan is aangenomen door de verzekeringsarts?
Wat is uw medisch oordeel over het standpunt van de arbeidsdeskundige dat bij de functie productiemedewerker industrie (SBC-code 111180) de forse overschrijding qua frequentie bij het item reiken gecompenseerd wordt door de kortere reikafstand?
Welke medische opmerkingen heeft u ten aanzien van de door het Uwv geschikt bevonden functie machinaal metaalbewerker (SBC-code 264122)?
Wat kunt u zeggen over het regelmatig nemen van pauzes en of mogelijkheden tot vertreden bij fybromyalgie patiënten in het algemeen en belanghebbende in het bijzonder?
Zijn er op grond van de beantwoording van vraag 4 gronden om een grotere urenbeperking aan te nemen?
Door de verzekeringsarts van verweerder is in reactie op de beslissing van de rechtbank om een revalidatiearts als deskundige te benoemen aangegeven dat de klachten van eiseres voornamelijk psychosomatisch van aard zijn en dat daarom een psychiater zou moeten benoemd. Wat is uw standpunt ten aanzien van deze opmerking?
Zijn er van de revalidatiegeneeskunde andere opmerkingen te maken ten aanzien van de FML en de geduide functies?
10. Door de revalidatiearts [naam] zijn de gestelde vragen beantwoord met een rapport van 10 september 2021.Volgens de deskundige is eiseres niet in staat om zoveel repetitieve bewegingen te maken, vooral gezien de beperkte belastbaarheid van de schouders bij de aanwezig capsulitis en beperkte mobiliteit. Eiseres is dus meer beperkt dan wordt aangenomen door de verzekeringsarts. Gezien de ernst van de pijnklachten in beide schouders en de aanwezige capsulaire beperkingen van de schouders denkt de deskundige dat de afstand ten aanzien van het reiken niet zoveel uitmaakt. In zijn ogen zijn het vooral de zich steeds herhalende bewegingen die bij eiseres niet mogelijk zijn. Gezien deze beperkingen denkt de deskundige dat de functie machinaal metaalbewerker niet voor eiseres geschikt is. Ten aanzien van bijvoorbeeld de productiemedewerker metaal moet daar per uur een flink aantal handelingen verricht worden, zoals reiken 50 cm tussen 50 en 250 keer per uur. Daarnaast wordt eiseres geacht tot 50 x per uur een stapel producten op te pakken en neer te leggen, zowel links als rechts. Ook bij het reiken wordt uitgegaan van veel meer dan de belastbaarheid van eiseres toelaat. De deskundige geeft aan dat in het algemeen het regelmatig nemen van pauzes of mogelijkheden tot vertreden goed is voor mensen met een wijdverspreid pijnsyndroom type fibromyalgie. Normaal gesproken hebben mensen met fibromyalgie vooral last op de overgangsgebieden van spier naar aanhechting door middel van pees/kapsel en daar is het ook meestal erg drukpijnlijk. Gezien de gewrichtsaandoeningen die eiseres heeft, onder andere de capsulitis van de beide schouders en de degeneratieve afwijkingen van de rug, is het nog veel belangrijker om rustmomenten op de dag te creëren. Om te voorkomen dat eiseres achteruit gaat en in een verdere negatieve spiraal kan komen, is het raadzaam een grotere urenbeperking op te nemen. Zij is, zeker op dit moment, nauwelijks in staat haar ADL zelfstandig te doen en/of haar huishouden te runnen, laat staan werkzaamheden te verrichten. De deskundige zou de klachten van eiseres niet duiden als psychosomatisch. Volgens hem zijn haar klachten te verklaren door een combinatie van fysieke, psychologische en sociale factoren. Door de revalidatie wordt dit bio-psycho-sociale model gehanteerd om een revalidatiediagnose te stellen en de onderhoudende factoren in kaart te brengen, zodat er een behandeling plaats kan vinden ten aanzien van deze diagnose. Psychosomatisch suggereert dat de klachten van eiseres alleen vanuit de psyche zouden kunnen komen. Eiseres heeft echter afwijkingen op lichamelijk niveau, die juist niet volledig te verklaren zijn vanuit de psyche. Ook op somatisch vlak zijn aantoonbare afwijkingen, vandaar dat hier het bio-psycho-sociale model gehanteerd moet worden om te komen tot een diagnose. De deskundige zou een psychiater of psycholoog inschakelen omdat er mogelijk sprake is van vele life events/traumata in het leven van eiseres, die mogelijk een belangrijke rol spelen bij het onderhouden van de klachten. Mogelijk bestaat er een posttraumatische stressstoornis die voor een groot deel verantwoordelijk gehouden kan worden voor de ernst van de centrale sensitisatie. De deskundige kan hierover geen definitieve uitspraak doen. De deskundige geeft aan dat de systematiek van de FML een andere is dan die de revalidatiearts gebruikt om vanuit zijn vakgebied beperkingen kan vaststellen. In welke mate bijvoorbeeld specifieke functies, en welke beperkingen in die FML-systematiek moeten worden gesteld, rekening houdend met de beschreven beperkingen, is op zich de expertise van een verzekeringsarts. Als rapporteur voelt de deskundige zich vrij de vaststellingen op de FML te becommentariëren vanuit zijn eigen vakgebied en op grond van zijn eigen waarnemingen en dus niet vanuit de systematiek van de FML. Bij persoonlijk functioneren worden beperkingen aangegeven onder rubriek 9, waarbij onder andere wordt aangenomen dat er geen hoog handelingstempo kan plaats vinden bij eiseres. Echter bij de diverse gekozen functies is vaak toch een hoog handelingstempo vereist, naast veel repetitieve bewegingen die vooral bij het dynamisch handelen rubriek 4.7 tot en met 9 haar grotere problemen oplevert dan in de FML is aangenomen. Ook bij de rubrieken lopen en staan is volgens de deskundige te weinig rekening gehouden met de mogelijkheden van eiseres.
11. In reactie op de rapportage van de deskundige heeft de gemachtigde van eiseres laten weten dat eiseres zich kan vinden in de bevindingen van de deskundige.
12. De verzekeringsarts bezwaar en beroep vraagt zich in zijn reactie op de rapportage van de deskundige af op basis van welke objectieve beperkingen (anders dan ervaren pijn) de deskundige de beperkingen heeft aangegeven. Zo is de deskundige van mening dat er verdergaande beperkingen zijn ten aanzien van reiken, terwijl de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij zijn lichamelijk onderzoek een normale mobiliteit van de schouder heeft vastgesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep vraagt om een toelichting van de deskundige op dit aspect. De rechtbank heeft aan de deskundige om een toelichting gevraagd.
13. De deskundige heeft in zijn reactie van 4 november 2021 aangegeven dat bij de rechterschouder een normale mobiliteit bestaat, maar dat eiseres bij extensie (vooral van belang bij het reiken) van de arm aangeeft pijnklachten te hebben die passend zijn bij de restverschijnselen na een capsulitis die eiseres in het verleden heeft gehad. De belastbaarheid van de schouder acht de deskundige, mede door deze pijnklachten, beperkt. Daarnaast bestaat er een wijdverspreid pijnsyndroom, waarbij vele triggerpoints aanwezig zijn. Ook hierdoor zal eiser een beperkte functie hebben in diverse gewrichten. De reactie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft de deskundige geen aanleiding om zijn conclusie te herzien.
14. De verzekeringsarts bezwaar en beroep vraagt zich verder af of gezien de reactie op de vraag over mogelijke samenhang tussen psychische klachten en fysieke klachten de deskundige wel de rapportage van 18 juli 2019 en 18 februari 2021 heeft gelezen. Verder is het de vraag welke behandelmogelijkheden de deskundige aanwezig acht. Dit is van belang omdat op basis van het oordeel van de deskundige er geen functies kunnen worden geduid. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de laatste opmerkingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep voor te leggen aan de deskundige.
15. De rechtbank volgt de bevindingen en conclusies van de deskundige. Uit de rapportage van de deskundige volgt met name dat eiseres meer beperkt is ten aanzien van de functie reiken en is aangewezen op een grotere urenbeperking, dit laatste met name op basis van de noodzakelijkheid van het geregeld moeten nemen van pauzes. Anders dan de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft betoogd, zijn de beperkingen van eiseres wel degelijk objectief vast te stellen. Ook uit de medische rapportages vanuit de curatieve sector blijkt genoegzaam dat er sprake is van objectieve beperkingen. De rechtbank begrijpt ook dit argument van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet goed. De verzekeringsarts bezwaar en beroep (en ook de primaire verzekeringsarts) neemt objectiveerbare beperkingen aan. Eiseres wordt immers arbeidsongeschikt geacht voor haar maatmanfunctie. Dat er dus objectief vaststelbare beperkingen zijn staat aldus wel vast. Het geschil gaat over de vertaling van deze beperkingen naar de FML en de geduide functies. Uit de rapportage van de deskundige volgt dat eiseres meer beperkt is in haar belastbaarheid dan in de FML is aangenomen. De rechtbank is daarom van oordeel dat de geduide functies niet passend zijn.
Conclusie
16. Naar het oordeel van de rechtbank kan het bestreden besluit niet in stand blijven, omdat deze beslissing onvoldoende is onderbouwd en niet op een deugdelijke medische grondslag berust. De rechtbank baseert zich daarbij op het rapport van de deskundige van
10 september 2021 en zijn reactie op verweerder van 4 november 2021. Het bestreden besluit kan dan ook niet in stand blijven en verweerder dient met inachtneming van de overweging van de rechtbank op basis van de bevindingen van de deskundige een nieuw besluit te nemen.
17. De rechtbank zal het beroep dan ook gegrond verklaren. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, dient verweerder het door eiseres betaalde griffierecht aan haar te vergoeden.
18. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatige verleende bijstand vast op € 1.870,- (1 voor het indienen van een beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na verslag deskundigenonderzoek, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.870,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. van de Water, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.C. Hummel, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
24 november 2021.
griffier
rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending hiervan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 22 mei 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1683.