Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
Vonnis is bepaald op heden.
2.De feiten
8.5 veroordeelt DE tot nakoming van het bindend advies, door:
1.1.2 De Aandelen zullen door Verkoper worden geleverd aan Koper uiterlijk op
DE wenst dit onder uw aandacht te brengen, omdat (het meewerken aan) een levering van aandelen, terwijl een rechtsgrond hiervoor ontbreekt, aansprakelijkheidsrisico’s met zich meebrengt.”
In de beide koopovereenkomsten is onder artikel 1.1.2 bepaald, dat de leveringsdatum is ‘…uiterlijk op 6 juli 2021…’. Inmiddels zijn deze koopovereenkomsten gesloten door partijen en lijdt het geen twijfel dat de partijen gehouden zijn aan levering uiterlijk 6 juli 2021 (…) De termijnen in het bindend advies (…) maken dit niet anders, nu die slechts instrumenteel zijn genoemd om de uiterste leverdatum te kunnen bepalen. Meer of anders valt niet toe te voegen voor de bindend adviseurs.”
Cliënte komt graag langs de lijn van uw Bindend Advies tot levering van de aandelen in SWI en SE, maar wel met zekerheid van een juiste overdracht en informatieverschaffing en met inachtneming van de Onttrekkingen en RC-verhoudingen die verrekend moeten worden met betrekking tot de koopprijs SWI dan wel afgehandeld moeten worden, zoals door U Bindend Adviseurs bedoeld en opgetekend in de condities van uw Bindend Advies.”
Niet uitgesloten is de mogelijkheid voor beide partijen (zo nodig in rechte) nakoming van de overeenkomsten af te dwingen om de volledige uitvoering van het bindend advies te voltooien. (…) In aanmerking genomen dat de drie verschillende kortgedingrechters een – weliswaar voorlopig – oordeel hebben gegeven, leiden de bindend adviseurs uit de drie vonnissen niettemin af dat het door hen uitgebrachte bindend advies naar het oordeel van de civiele rechter zonder bezwaar, integraal had kunnen en moeten worden uitgevoerd en nageleefd, en dat dit nog steeds kan. Naar de opvatting van de bindend adviseurs is het daarom aan de partijen zelf om dit desgewenst alsnog in te richten, zonder dat enige interventie van de bindend adviseurs daarbij nodig is.”
‘expliciet en ondubbelzinnig wordt bevestigd dat de titels, zijnde de beide koopovereenkomsten, nog geldig zijn en gebruikt kunnen worden om, in combinatie met het vonnis van de voorzieningenrechter van 26 mei 2021, tot een levering van aandelen te komen.’ Als reden daarvan wordt in de brief vermeld:
De akten van levering zijn op 6 juli 2021 uiteindelijk niet gepasseerd omdat JJS dit niet langer wenste, aangezien de in de koopovereenkomst opgenomen garanties volgens DE door JJS(bedoeld zal zijn andersom, vzr.)
zouden zijn geschonden (…). Door het verloop van drie maanden en de voor zover aan ons bekende (…) controverse ten aanzien van de aan de gewenste levering van aandelen ten grondslag liggende titel, hebben wij desgevraagd te kennen gegeven thans geen mogelijkheid te zien om de levering van de aandelen alsnog op basis van het vonnis van 26 mei 2021 uit te voeren. Vanuit het oogpunt van rechtszekerheid is het niet wenselijk een levering te bewerkstelligen waar mogelijk een titelgebrek aan kleeft, als gevolg waarvan de overdracht van aandelen niet onaantastbaar tot stand zou komen.”
3.Het geschil in conventie
4.Het geschil in voorwaardelijke reconventie
5.De beoordeling in conventie
Uit de opstelling van JJS, die allerlei onttrekkingen en RC-verhoudingen met de koopprijs wil verrekenen, kan verder worden opgemaakt dat de door de bindend adviseurs vastgestelde koopprijs hoogstwaarschijnlijk door een beslag zal worden getroffen voordat DE daarover daadwerkelijk zou kunnen beschikken. Ter zitting is namens JJS weliswaar aangeboden af te zien van elke claim, maar dat zou in het kader van een regeling zijn en daarvan is het niet gekomen.