ECLI:NL:RBAMS:2021:6958

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 november 2021
Publicatiedatum
1 december 2021
Zaaknummer
C/13/708909 / KG ZA 21-866
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vordering tot levering van aandelen in het kader van samenwerking in online kansspelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 november 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen JJJ SPORTS B.V. (hierna: JJS) en DIGITAL ENTERPRISES B.V. (hierna: DE). JJS vorderde de voorzieningenrechter om DE te veroordelen tot medewerking aan de levering van aandelen in de vennootschappen SWI en SE, naar aanleiding van een bindend advies dat was gegeven over de verdeling van deze aandelen. DE had eerder bezwaar gemaakt tegen de uitvoering van dit bindend advies en had JJS in kort geding gedagvaard om de uitvoering te schorsen. De voorzieningenrechter had in een eerder vonnis van 26 mei 2021 DE veroordeeld tot nakoming van het bindend advies, maar DE had zich hiertegen verzet en stelde dat de leveringsdatum inmiddels was verstreken.

Tijdens de zitting op 11 november 2021 heeft JJS zijn vorderingen toegelicht, terwijl DE verweer voerde en een voorwaardelijke tegenvordering indiende. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vorderingen van JJS niet konden worden toegewezen, omdat het treffen van voorzieningen zou leiden tot een stortvloed aan nieuwe vorderingen en geschillen. De rechter concludeerde dat partijen hun geschillen in de bodemprocedure moesten uitvechten. JJS werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de complexiteit van de samenwerking tussen de partijen en de juridische gevolgen van het bindend advies, evenals de noodzaak voor partijen om hun geschillen in een bodemprocedure op te lossen. De rechter heeft de gevraagde voorzieningen geweigerd en de kosten aan JJS opgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/708909 / KG ZA 21-866 AB/MB
Vonnis in kort geding van 25 november 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JJJ SPORTS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie, bij dagvaarding van 28 oktober 2021 en akte vermeerdering van eis van 10 november 2021,
verweerster in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat mr. R. Willemsen te 's-Gravenhage,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DIGITAL ENTERPRISES B.V.,
gevestigd te Amsterdam ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaten mr. M. Smit, mr. D.F. den Blaauwen en mr. P.B. Fritschy te Alkmaar en Amsterdam.
Partijen zullen hierna JJS en DE worden genoemd.

1.De procedure

Ter zitting van 11 november 2021 heeft JJS de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding en akte vermeerdering van eis. toegelicht. DE heeft, aan de hand van een op voorhand toegezonden conclusie van antwoord verweer gevoerd en een voorwaardelijke tegenvordering (eis in reconventie) ingediend. JJS heeft de tegenvordering bestreden. Beide partijen hebben schriftelijke stukken en een pleitnota in het geding gebracht.
Ter zitting waren aanwezig:
- aan de kant van JJS: [naam 1] (bestuurder), [naam 2] als toehoorder en
mr. Willemsen;
- aan de kant Van DE : [naam 3] ( [functie 1] ), [naam 4] ( [functie 2] ) met mrs. Smit, den Blaauwen en Fritschy.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
DE , opgericht op 23 mei 2013, exploiteert – onder meer sport gerelateerde – digitale platformen, zoals de voetbalwebsite (en het tijdschrift) Voetbal International en, via de aan haar gelieerde onderneming SWI International B.V. (SWI), de website met voetbalnieuws “Voetbalprimeur.nl/be”. DE is enig bestuurder van SWI.
2.2.
JJS is een onderneming van de familie [naam 1] ( [naam 1] ), die actief is op het gebied van kansspelen en onder meer speelautomatenhallen exploiteert.
2.3.
[naam 1] heeft op 11 februari 2015 SE opgericht met als bedrijfsomschrijving in de Kamer van Koophandel: “het verrichten van online marketing activiteiten”. JJS is enig bestuurder van SE.
2.4.
In 2015 zijn DE en JJS een samenwerking aangegaan met als doel gezamenlijk de (toekomstige) markt voor online sportweddenschappen te betreden. mede met het oog op de Wet kansspelen op afstand (“Koa”). De Koa is per 1 april 2021 in werking getreden. In het kader van de samenwerking hebben zij op 11 juni 2015 twee gelijkluidende aandeelhouders-overeenkomsten gesloten, op grond waarvan zij de aandelen in de besloten vennootschappen SWI en SE 50/50 hebben verdeeld.
2.5.
Sinds 2018 zijn DE en JJS verdeeld over de wijze van exploitatie van SWI en SE. In 2019 is JJS een procedure gestart bij de Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam (de OK). De OK heeft de verzoeken van JJS afgewezen op 4 februari 2020, omdat niet is gebleken van gegronde redenen om aan een juist beleid of een juiste gang van zaken van SWI te twijfelen. Daaraan heeft de OK toegevoegd dat het gelet op de verstoorde verstandhouding voor de hand ligt dat DE en JJS hun samenwerking beëindigen en dat de in de aandeelhoudersovereenkomsten opgenomen bepalingen over beslechting van geschillen tussen aandeelhouders door middel van bindend advies een mogelijkheid biedt om op korte termijn tot een daadwerkelijke ontvlechting van belangen te komen.
2.6.
Op 21 april 2021 hebben DE en JJS het bindend advies ontvangen, na strubbelingen over onder meer de aan te wijzen adviseurs en nadat pogingen om een minnelijke oplossing te bereiken waren mislukt. Het bindend advies komt erop neer dat de toedeling van de aandelen in SWI en SE zal worden gebaseerd op de uitkomst van een biedingsprocedure met gesloten envelop (een zogenaamde Mexican shoot-out). In het advies staat onder meer:
“(…)
15. Naar opvatting van de Bindend adviseurs is het duidelijk dat een definitieve ontvlechting van de gezamenlijke belangen onontkoombaar is.
(…)
16. Duidelijk is dus dat Partijen niet meer veroordeeld moeten zijn tot enige vorm van samenwerking, hetgeen niet het geval zou zijn indien de ondernemingen van SWI en SE in verschillende handen worden gebracht. De Bindend adviseurs zijn daarom van mening dat de aandelen in zowel SWI als SE aan één der Partijen moeten worden toebedeeld.
(…)
19. De Bindend adviseurs achten het daarom nodig en juist, en adviseren daarom bindend, dat de toedeling van de aandelen in SWI en SE zal plaatsvinden op basis van een gesloten biedingsprocedure, zoals hierna gedetailleerd omschreven. Daarmee wordt recht gedaan aan het beginsel dat ieder gelijke kansen krijgt om de aandelen te verwerven, hetgeen in lijn is met de (bedoelingen van de) aandeelhoudersovereenkomsten van 11 juni 2015.”
2.7.
Nog diezelfde dag heeft DE op tal van punten bezwaar gemaakt tegen het bindend advies en de bindend adviseurs verzocht te bevestigen dat de biedingsprocedure geen doorgang zal vinden. Voor het geval zij ondanks de opgeworpen bezwaren van plan mochten zijn de bieding voor te zetten, heeft DE het bindend advies vernietigd omdat er in haar visie ernstige bezwaren aan kleven.
2.8.
Op 7 mei 2021 heeft JJS in totaal € 3.143.333,00 geboden voor de 50% aandelenbelangen van DE in SWI en SE (€ 2.868.333,00 voor de aandelen in SWI en € 275.000,00 voor de aandelen in SE). DE heeft geen bieding uitgebracht. De bindend adviseurs hebben DE en JJS op 7 mei 2021 geïnformeerd over het bod van JJS, dat zij geldig achten. Zij hebben DE en JJS verzocht uitvoering te geven aan het bindend advies.
2.9.
Op 7 mei 2021 heeft DE JJS in kort geding gedagvaard bij deze rechtbank en in conventie schorsing gevorderd van de uitvoering van het bindend advies, en om de bindend adviseurs te verbieden uitvoering te geven aan de Mexican shoot-out. In reconventie heeft JJS veroordeling van DE gevorderd om het bindend advies na te komen.
2.10.
Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van 26 mei 2021 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank de vorderingen in conventie afgewezen en DE in reconventie veroordeeld tot nakoming van het advies. Volgens het vonnis is niet aannemelijk geworden dat het bindend advies zodanig ernstige gebreken kent dat gebondenheid van DE daaraan in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De kans van slagen van een vernietigingsvordering biedt daarom geen grond om in te grijpen in de uitwerking van dat advies, zo staat in het vonnis.
2.11.
Het dictum in reconventie van het vonnis van 26 mei 2021 luidt als volgt:

8.5 veroordeelt DE tot nakoming van het bindend advies, door:
- a) haar aandelen in het kapitaal van SWI en van SE binnen vijf werkdagen na betekening van het vonnis aan JJS aan te bieden voor de door haar voor die aandelen geboden bedragen van € 2.868.333,00 respectievelijk € 275.000,00;
- b) op eerste uitnodiging daartoe mee te werken aan het verlijden van de notariële akten tot levering van de genoemde aandelen aan JJS ; en
- c) al het overige te doen wat nodig is voor de uitvoering van het bindend advies, waaronder ondertekening van de door bindend adviseurs op naam gestelde koopovereenkomst,
8.6
bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vereiste rechtshandelingen van DE om te komen tot verkoop en levering van de door haar gehouden aandelen in SWI en SE aan JJS , indien DE niet voldoet aan de onder 8.5 (a), (b) en (c) uitgesproken veroordelingen.
2.12.
Bij brief van 4 juni 2021 heeft JJS DE gesommeerd de koopovereenkomsten te ondertekenen en meegedeeld dat bij gebreke daarvan het vonnis van 26 mei 2021 in de plaatst treedt van de medewerking van DE .
2.13.
JJS heeft de door de bindend adviseurs voor de overdracht van (50% van) de aandelen in SWI en SE opgestelde koopovereenkomsten op 5 juni 2021 ondertekend.
In deze overeenkomsten staat onder meer:

1.1.2 De Aandelen zullen door Verkoper worden geleverd aan Koper uiterlijk op
6 juli 2021
(…)
1.2
Effectieve datum
Voorwaardelijk aan de Levering komen de Aandelen voor rekening en risico van Koper met ingang van 1 oktober 2020 (…)
2.14.
JJS heeft op 10 juni 2021 DE in een tweede kort geding gedagvaard en haar veroordeling gevorderd tot afgifte van een aantal bescheiden. Bij (mondeling) vonnis van 15 juni 2021 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank die vordering afgewezen, omdat DE had toegezegd alle benodigde informatie te zullen verschaffen en geen aanleiding bestond eraan te twijfelen dat DE die toezegging zou nakomen, waardoor het belang van JJS bij een veroordeling ontbrak.
2.15.
JJS heeft de bindend adviseurs bij brief van 24 juni 2021 verzocht de uiterste leveringsdatum op te schuiven naar 16 juli 2021. In een brief van 26 juni 2021 aan de bindend adviseurs heeft DE zich daartegen verzet.
Bij e-mail van 28 juni 2021 hebben de bindend adviseurs aan JJS meegedeeld hierin geen rol voor zich te zien.
2.16.
Op 28 juni 2021 heeft JJS DE wederom in kort geding gedagvaard en in conventie – onder meer – veroordeling van DE gevorderd tot het verstrekken van uitgebreide informatie, vragen te beantwoorden, mee te werken aan een onderzoek naar SWI, aan het tot 1 augustus 2021 in depot bij de notaris laten staan van 50% van de koopprijs voor de aandelen en aan het verplaatsen van de leveringsdatum naar 16 juli 2021.
2.17.
Bij brief van 1 juli 2021 heeft de (toenmalige) advocaat van JJS aan de bindend adviseurs meegedeeld te hebben begrepen dat de datum van 6 juli 2021 niet werd verschoven en heeft zij verzocht (in een eventueel aanvullend) bindend advies te bepalen dat 50% van de koopsom tot 1 augustus 2021 onder de notaris wordt gehouden, ter voorkoming van een restitutierisico als de koopsom (gedeeltelijk) zou moeten worden terugbetaald in verband met ‘verrekeningen en onttrekkingen’.
Volgens deze brief heeft DE niet aan haar in de koopovereenkomst opgenomen informatieplicht voldaan en is daarom directe betaling van de gehele koopsom niet gerechtvaardigd.
2.18.
Bij brief van 1 juli 2021 heeft DE de bindend adviseurs meegedeeld van mening te zijn dat er geen enkele grond voor JJS is om niet tijdig mee te werken aan de levering van de aandelen en heeft zij hen verzocht alsnog te bepalen dat de verdere uitvoering van het bindend advies wordt opgeschort totdat de bodemrechter heeft geoordeeld over de rechtsgeldigheid daarvan.
2.19.
Bij vonnis van 2 juli 2021 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank de vorderingen van JJS afgewezen, onder meer op de grond dat JJS meer vorderde dan waarop zij op grond van de koopovereenkomsten recht had, dat DE aan haar informatieverplichtingen had voldaan en dat JJS onvoldoende had onderbouwd dat DE zich schuldig had gemaakt aan ‘onttrekkingen’, zoals ook de OK al had geoordeeld. In dit vonnis staat ook dat DE heeft toegezegd te zullen meewerken aan de levering van de aandelen.
2.20.
Bij brief van 5 juli 2021 heeft de advocaat van DE aan de notaris geschreven dat DE het bindend advies op 26 april 2021 buitengerechtelijk heeft vernietigd en dat de termijn waarbinnen de aandelen volgens het bindend advies geleverd zouden moeten worden (binnen 20 werkdagen na ondertekening van de koopovereenkomsten) inmiddels (op 3 juli 2021 om 0.00 uur) verstreken zou zijn, waarmee de rechtsgrond om de aandelen te leveren na 3 juli 2021 zou zijn vervallen. De brief eindigt met;

DE wenst dit onder uw aandacht te brengen, omdat (het meewerken aan) een levering van aandelen, terwijl een rechtsgrond hiervoor ontbreekt, aansprakelijkheidsrisico’s met zich meebrengt.”
2.21.
In een e-mail van de bindend adviseurs aan (de advocaten van) partijen van 6 juli 2021 10.53 uur staat het volgende:

In de beide koopovereenkomsten is onder artikel 1.1.2 bepaald, dat de leveringsdatum is ‘…uiterlijk op 6 juli 2021…’. Inmiddels zijn deze koopovereenkomsten gesloten door partijen en lijdt het geen twijfel dat de partijen gehouden zijn aan levering uiterlijk 6 juli 2021 (…) De termijnen in het bindend advies (…) maken dit niet anders, nu die slechts instrumenteel zijn genoemd om de uiterste leverdatum te kunnen bepalen. Meer of anders valt niet toe te voegen voor de bindend adviseurs.”
2.22.
De notaris heeft op 6 juli 2021 om 13.05 uur de finale concepten van de leveringsakten aan partijen toegestuurd.
2.23.
Bij e-mail van 6 juli 2021 heeft de advocaat van DE aan de notaris meegedeeld het standpunt te handhaven dat de uiterste leverdatum reeds was verstreken. Verder staat in die e-mail dat levering van de aandelen slechts kan plaatsvinden nadat de koopprijs is voldaan, zonder enige inhouding, verrekening of korting, en dat nog geen bevestiging is ontvangen dat dit is gebeurd, zodat DE ervan uitgaat dat dit nog niet het geval is. Ook in deze e-mail wordt de notaris gewezen op aansprakelijkheidsrisico’s. In een latere e-mail van die dag (14.41 uur) heeft DE aan de notaris meegedeeld de schade tengevolge van onterechte levering van de aandelen te ramen op een bedrag ten minste tussen de 20 en 25 miljoen euro.
2.24.
In een e-mail van 6 juli 2021 heeft de (toenmalige) advocaat van JJS aan (de advocaten van) DE meegedeeld van levering op die dag af te zien, aangezien deze ‘te risicovol’ was geworden, onder meer omdat DE garanties zou hebben geschonden, overeenkomsten had beëindigd, werknemers zouden zijn opgestapt en alle goodwill vrijwel verdampt zou zijn, waardoor aan de verplichting dat SWI ‘going concern’ zou worden overgedragen niet was voldaan. Daarnaast handhaaft JJS in deze brief haar standpunt dat DE niet aan haar informatieplicht heeft voldaan en dat sprake is van ‘onttrekkingen’ die met de koopprijs voor de aandelen SWI zouden moeten worden verrekend. JJS heeft verder in de brief meegedeeld de bindend adviseurs te zullen verzoeken om een aanvullend bindend advies, nu de aandelenlevering – volgens JJS door toedoen van doen van DE –
niet tijdig kan geschieden. Dit verzoek heeft zij op 8 juli 2021 gedaan.
2.25.
In het verzoek van JJS van 8 juli 2021 om een aanvullend advies staat onder meer:

Cliënte komt graag langs de lijn van uw Bindend Advies tot levering van de aandelen in SWI en SE, maar wel met zekerheid van een juiste overdracht en informatieverschaffing en met inachtneming van de Onttrekkingen en RC-verhoudingen die verrekend moeten worden met betrekking tot de koopprijs SWI dan wel afgehandeld moeten worden, zoals door U Bindend Adviseurs bedoeld en opgetekend in de condities van uw Bindend Advies.”
2.26.
Bij brief van 9 juli 2021 heeft DE de bindend adviseurs verzocht terug te treden en geen aanvullend advies uit te brengen.
2.27.
Bij brief van 29 september 2021 hebben de bindend adviseurs aan JJS en DE meegedeeld hun opdracht als geëindigd te beschouwen en geen aanvullend advies te zullen uitbrengen. In deze brief staat onder meer:

Niet uitgesloten is de mogelijkheid voor beide partijen (zo nodig in rechte) nakoming van de overeenkomsten af te dwingen om de volledige uitvoering van het bindend advies te voltooien. (…) In aanmerking genomen dat de drie verschillende kortgedingrechters een – weliswaar voorlopig – oordeel hebben gegeven, leiden de bindend adviseurs uit de drie vonnissen niettemin af dat het door hen uitgebrachte bindend advies naar het oordeel van de civiele rechter zonder bezwaar, integraal had kunnen en moeten worden uitgevoerd en nageleefd, en dat dit nog steeds kan. Naar de opvatting van de bindend adviseurs is het daarom aan de partijen zelf om dit desgewenst alsnog in te richten, zonder dat enige interventie van de bindend adviseurs daarbij nodig is.
2.28.
JJS heeft de betrokken notaris verzocht om alsnog levering te laten plaatsvinden. Bij brief van 22 oktober 2021 heeft de notaris meegedeeld daartoe alleen te zullen overgaan op basis van een kort-geding vonnis waarin
‘expliciet en ondubbelzinnig wordt bevestigd dat de titels, zijnde de beide koopovereenkomsten, nog geldig zijn en gebruikt kunnen worden om, in combinatie met het vonnis van de voorzieningenrechter van 26 mei 2021, tot een levering van aandelen te komen.’ Als reden daarvan wordt in de brief vermeld:

De akten van levering zijn op 6 juli 2021 uiteindelijk niet gepasseerd omdat JJS dit niet langer wenste, aangezien de in de koopovereenkomst opgenomen garanties volgens DE door JJS(bedoeld zal zijn andersom, vzr.)
zouden zijn geschonden (…). Door het verloop van drie maanden en de voor zover aan ons bekende (…) controverse ten aanzien van de aan de gewenste levering van aandelen ten grondslag liggende titel, hebben wij desgevraagd te kennen gegeven thans geen mogelijkheid te zien om de levering van de aandelen alsnog op basis van het vonnis van 26 mei 2021 uit te voeren. Vanuit het oogpunt van rechtszekerheid is het niet wenselijk een levering te bewerkstelligen waar mogelijk een titelgebrek aan kleeft, als gevolg waarvan de overdracht van aandelen niet onaantastbaar tot stand zou komen.”
2.29.
Tegen alle drie de kort geding vonnissen is hoger beroep ingesteld.
2.30.
DE heeft op 25 oktober 2021 een bodemprocedure tegen JJS aanhangig gemaakt bij deze rechtbank, met als inzet vernietiging van het bindend advies.

3.Het geschil in conventie

3.1.
JJS vordert, samengevat, na vermeerdering van eis, (I) veroordeling van DE om binnen vijf dagen na het te wijzen vonnis, althans binnen een andere door de voorzieningenrechter te bepalen termijn, mee te werken aan de levering van de aandelen in SWI en SE overeenkomstig de concept leveringsakte overgelegd als productie 34, met de bepaling dat als DE daaraan niet voldoet, dit vonnis in plaats treedt van de vereiste medewerking. Daarnaast vordert JJS (II) veroordeling van DE , op straffe van een dwangsom, om aan de notaris binnen 24 dagen na het te wijzen vonnis, althans uiterlijk 7 dagen voorafgaand aan de vast te stellen leveringsdatum, de volgende stukken af te geven:
- kopieën van de akten van levering van 31 december 2016 en 19 juli 2017, verleden voor notaris mr. A.M. Zwart, van de aandelen in het kapitaal van SWI aan DE ;
- kopiëen van de akten van levering van de aandelen in het kapitaal van SE aan DE ;
- het originele aandeelhoudersregister van SWI;
- een overzicht van de rekening courant-balans van DE en/of met haar gelieerde rechtspersonen met SWI, overeenkomstig artikel 4 van de koopovereenkomst tussen partijen met betrekking tot SWI.
Tot slot vordert JJS om DE te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
DE voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in voorwaardelijke reconventie

4.1.
DE vordert, samengevat, voor het geval de vordering onder I wordt toegewezen:
- ( a) JJS te verbieden om beslag te leggen op (een deel van) de koopsom voor de aandelen en om de door haar gepretendeerde vorderingen op DE over te dragen aan een aan haar gelieerde rechtspersoon, of aan een derde,
- ( b) JJS te gebieden om de door haar te betalen koopsom voor de aandelen in SWI en/of SE, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 6 juli 2021, naar de kwaliteitsrekening van de notaris over te maken,
( a) en (b) op straffe van dwangsommen, en met veroordeling van JJS in de proceskosten.
4.2.
JJS voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

5.1.
Directe aanleiding voor dit kort geding is de brief van notaris Mulkens van 22 oktober 2021, waarin hij schreef dat hij na alles wat sinds begin juli was voorgevallen geen mogelijkheid zag om de levering van de aandelen alsnog op basis van het kort geding vonnis van 26 mei 2021 uit te voeren. Een nieuw kort geding vonnis, waarin met zoveel woorden en ondubbelzinnig wordt bevestigd dat de titels, te weten de koopovereenkomsten, nog geldig zijn, zou hem over de streep trekken.
5.2.
In de aanloop naar de door de bindend adviseurs vastgestelde leveringsdatum van 6 juli 2021 heeft DE zich met hand en tand tegen die levering verzet, onder meer door de notaris aansprakelijk te stellen. Dat was echter niet de reden dat de levering op 6 juli 2021 niet is doorgegaan. Het was JJS die ervoor heeft gekozen om af te zien van levering op die datum, en daarmee van uitvoering van het bindend advies, ofschoon zij beschikte over het vonnis van 26 mei 2021 waarin DE tot medewerking was veroordeeld en dat zo nodig in de plaats van die medewerking kon treden.
5.3.
Uit de brief van de raadsman van JJS aan de bindend adviseurs van 8 juli 2021 blijkt dat zij ook toen nog wel tot levering van de aandelen wilde komen, maar dan wel met inachtneming van door haar gestelde onttrekkingen en RC- verhoudingen die verrekend zouden moeten worden met de koopprijs of anderszins ‘afgehandeld’ zouden moeten worden. De bindend adviseurs zouden daarover nader moeten adviseren. Pas toen de bindend adviseurs daartoe niet bereid bleken is JJS weer nakoming van het oorspronkelijke advies gaan verlangen.
5.4.
Anders dan in het vonnis van 26 mei 2021 gaat het nu dan ook niet alleen om de kans van slagen van de vernietigingsvordering, maar ook om de vraag of DE ook na de door de bindend adviseurs bepaalde uiterste leveringsdatum van 6 juli 2021, die JJS voorbij heeft laten gaan, onverkort gehouden is mee te werken aan overdracht van de aandelen. Volgens de bindend adviseurs zouden partijen daar ook na 6 juli 2021 samen uit moeten kunnen komen (brief van 29 september 2021, zie 2.24), maar die overeenstemming is er nu eenmaal niet.
Uit de opstelling van JJS, die allerlei onttrekkingen en RC-verhoudingen met de koopprijs wil verrekenen, kan verder worden opgemaakt dat de door de bindend adviseurs vastgestelde koopprijs hoogstwaarschijnlijk door een beslag zal worden getroffen voordat DE daarover daadwerkelijk zou kunnen beschikken. Ter zitting is namens JJS weliswaar aangeboden af te zien van elke claim, maar dat zou in het kader van een regeling zijn en daarvan is het niet gekomen.
5.5.
Het komt erop neer dat het treffen van voorzieningen als gevorderd onder I zou leiden tot een stortvloed aan nieuwe vorderingen over en weer, naast alle geschillen die er al zijn. Die voorzieningen zullen dan ook worden geweigerd. Partijen zullen een en ander in de bodemprocedure moeten uitvechten.
5.6.
Nu de onder II gevorderde documenten aan de notaris moeten worden verstrekt bij de levering, maar de daartoe strekkende vorderingen worden afgewezen, ontbreekt een spoedeisend belang daarbij. Ook die vordering wordt daarom afgewezen.
5.7.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt JJS verwezen in de proceskosten.
6. De beoordeling in (voorwaardelijke) reconventie
Nu de vordering in conventie onder I wordt afgewezen is niet voldaan aan de voorwaarde, zodat de vordering in reconventie geen verdere bespreking behoeft.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
In conventie:
7.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
7.2.
veroordeelt JJS in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van DE begroot op:
– € 667,- € 667,- aan griffierecht en
– € 667,- € 1.016,- aan salaris advocaat,
7.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Beukenhorst, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Balk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 november 2021. [1]

Voetnoten

1.type: MB