ECLI:NL:RBAMS:2021:6981

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 november 2021
Publicatiedatum
1 december 2021
Zaaknummer
RK 21/5682
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over klaagschrift inzake teruggave rijbewijs na invordering wegens overtreding Wegenverkeerswet

Op 8 november 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin klaagster, geboren in 1990, een klaagschrift indiende op basis van artikel 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994. Het klaagschrift was ingediend op 21 oktober 2021 en betrof de teruggave van haar rijbewijs, dat was ingevorderd na een verkeersovertreding op 2 juli 2021. Klaagster stelde dat zij haar rijbewijs dringend nodig had voor haar werk in de catering en dat zij als first offender spijt had betuigd. De officier van justitie was van mening dat de inhouding van het rijbewijs gerechtvaardigd was, gezien de ernst van de overtreding en het feit dat er een ongeval had plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat de inhouding van het rijbewijs rechtmatig was en dat de persoonlijke omstandigheden van klaagster niet opwogen tegen het algemeen belang van de verkeersveiligheid. De rechtbank verklaarde het klaagschrift ongegrond, met de overweging dat er rekening moest worden gehouden met de mogelijkheid van een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 96/177482-21
RK: 21/5682
Beschikking op het klaagschrift ex artikel 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) van:
[klaagster] ,
geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [adres] , [plaats] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van haar raadsvrouw,
mr. S.J. van der Aart,
[adres, te plaats] ,
klaagster.

1.De procesgang

Het klaagschrift is op 21 oktober 2021 bij akte ingediend ter griffie van deze rechtbank.
Zowel de officier van justitie als klaagster zijn akkoord gegaan met de schriftelijke afdoening van het klaagschrift. De raadsvrouw heeft dit bij e-mail van 29 oktober 2021 laten weten. De raadsvrouw en de officier van justitie hebben bij e-mails van 25 oktober en 1 november 2021 hun nadere standpunten kenbaar gemaakt.

2.De inhoud van het klaagschrift

Het klaagschrift strekt tot teruggave van het rijbewijs van klaagster dat is ingevorderd en dat de officier van justitie onder zich houdt.
Klaagster heeft in haar klaagschrift betoogd haar rijbewijs dringend nodig te hebben voor haar werk en – kort weergegeven – het volgende aangevoerd. Klaagster werkt in een restaurant in Duivendrecht en werkt samen met de eigenaresse van het restaurant aan cateringklussen door het hele land. Daarnaast is klaagster bezig met het opzetten van een VOF in de cateringbranche. Voor dit werk is eigen vervoer van groot belang en heeft klaagster haar rijbewijs nodig. Op dit moment heeft klaagster de cateringklussen tot april 2022 afgezegd.
De raadsvrouw heeft in haar e-mail van 1 november 2021 betoogd dat rekening gehouden moet worden met het feit dat klaagster first offender is en nadrukkelijk en uitvoerig spijt heeft betuigd. Verder zijn er ook zwaarwegende persoonlijke omstandigheden van toepassing en heeft klaagster er een groot belang bij om het rijbewijs op zo’n kort mogelijke termijn terug te krijgen. Het feit dat een zitting gepland staat op 3 december 2021 maakt dit niet anders. Volgens de raadsvrouw ligt het in de lijn der verwachting dat de rechter rekening zal houden met de hiervoor genoemde omstandigheden en daarom een aanzienlijk deel van de rijontzegging voorwaardelijk zal opleggen. Het is daarmee aannemelijk dat de uiteindelijke onvoorwaardelijke rijontzegging zal uitkomen op een periode van vijf maanden of minder. Er is verzocht de teruggave van het rijbewijs aan klaagster te gelasten, in afwachting van de inhoudelijke behandeling van de strafzaak.

3.Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de geconstateerde overschrijding ernstig is en dat er een ongeval heeft plaatsgevonden. Nu er een strafzitting gepland is op 3 december 2021 meent de officier van justitie niet op de uitspraak van de politierechter vooruit te moeten lopen. Dit geldt te meer nu haar verwachting is dat – gelet op de richtlijnen van het Openbaar Ministerie en de oriëntatiepunten van het LOVS – er ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat aan klaagster in geval van veroordeling door de rechter, een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen zal worden opgelegd, van langere duur dan de tijd gedurende die het rijbewijs is ingevorderd en ingehouden geweest en dat het persoonlijk belang van klaagster niet opweegt tegen het algemeen belang, waaronder de verkeersveiligheid, dat met verdere inhouding is gediend. Het klaagschrift moet daarom ongegrond worden verklaard.

4.De beoordeling

Tegen klaagster is proces-verbaal opgemaakt ter zake van verdenking van overtreding van artikel 8 lid 2 WVW 1994, gepleegd op de Klaprozenweg te Amsterdam op 2 juli 2021.
Het proces-verbaal houdt onder meer in dat de uitslag van het bij klaagster afgenomen ademonderzoek
930µg/l (microgram alcohol per liter uitgeademde lucht) bedroeg en dat er sprake was van een ongeval.
Op
2 juli 2021is op grond van het bovenstaande het rijbewijs van klaagster ingevorderd.
Op
6 juli 2021heeft de officier van justitie beslist dat het rijbewijs uiterlijk –
10maanden – tot
28 april 2022wordt ingehouden.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van
4 november 2021blijkt dat klaagster niet eerder is veroordeeld.
Op 3 december 2021 zal de strafzaak tegen klaagster worden behandeld.
De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank acht de inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 lid 4 WVW 1994 rechtmatig, omdat het vermoeden bestaat dat het alcoholgehalte van de adem van klaagster hoger was dan 570 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht en niet is gebleken dat de officier van justitie niet in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt.
Gelet op de ernst van het feit waarvan klaagster wordt verdacht, het verkeersongeval dat in dat verband veroorzaakt zou zijn en het feit dat de zitting gepland is op 3 december 2021, en ondanks haar persoonlijke omstandigheden moet ernstig rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat aan klaagster een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen zal worden opgelegd, niet korter dan de tijd die het rijbewijs ingevorderd en ingehouden zal zijn geweest. Het beklag dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

5.De beslissing

De rechtbank verklaart het beklag
ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 8 november 2021 door
mr. W.M.C. van den Berg, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.T. St Rose, griffier.
Tegen deze beslissing staat voor klaagster beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking.