In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 23 september 2021, stond een rechtspersoon terecht voor het opzettelijk handelen in strijd met de REACH-verordening door het gebruik van trichlooretheen zonder de vereiste autorisatie. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. D.M. Benammar, en de argumenten van de verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.C.P. van Kollenburg. De verdediging stelde dat er sprake was van een vormverzuim omdat de vertegenwoordiger van de verdachte geen cautie was gegeven voorafgaand aan een telefoongesprek op 29 juni 2017. De rechtbank oordeelde echter dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in de vervolging, aangezien er geen sprake was van een vormverzuim.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte tussen 16 september 2016 en 5 mei 2017 opzettelijk trichlooretheen heeft gebruikt, terwijl er geen uitzonderingsbepalingen van toepassing waren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust had moeten zijn van de regelgeving omtrent het gebruik van chemische stoffen en dat er geen sprake was van verontschuldigbare onbewustheid. De rechtbank vond het bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan en dat de opzet aanwezig was, ook al was de verdachte zich niet bewust van de strafbaarheid van het handelen.
Bij de beslissing over de strafmaat oordeelde de rechtbank dat er geen straf of maatregel opgelegd hoefde te worden, gezien de beperkte hoeveelheid trichlooretheen die was gebruikt, de complexiteit van de regelgeving en de aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank vernietigde de eerder uitgebrachte strafbeschikking en sprak de verdachte vrij van andere tenlasteleggingen die niet bewezen waren verklaard.