ECLI:NL:RBAMS:2021:7031

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 november 2021
Publicatiedatum
2 december 2021
Zaaknummer
13/060047-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing en diefstal met geweld van pizzabezorgers door meerderjarige verdachte

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte op 4 november 2021 veroordeeld voor afpersing en diefstal met geweld, gepleegd op 5 maart 2020 te Purmerend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, zich schuldig heeft gemaakt aan het afpersen van een pizzabezorger door hem te omringen en onder bedreiging van geweld te dwingen tot afgifte van geld. Daarnaast heeft de verdachte een tweede pizzabezorger beroofd door zijn tas met inhoud weg te nemen, eveneens onder bedreiging. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de verklaringen van de slachtoffers. De officier van justitie heeft een werkstraf van 120 uur geëist, waarvan 40 uur voorwaardelijk, en de rechtbank heeft deze eis overgenomen. De verdachte is jong en er zijn aanwijzingen voor een (licht) verstandelijke beperking, wat heeft geleid tot de toepassing van het adolescentenstrafrecht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 120 uur, met een proeftijd van één jaar, en heeft de voorlopige hechtenis opgeheven. De benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat onvoldoende is aangetoond dat de schade niet door de verzekering is vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/060047-20 (Promis)
Datum uitspraak: 4 november 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorte plaats] op [geboorte dag] 2001,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het [adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 oktober 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R.W. van Zanten en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. T.H. Kapinga, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat de deskundige E. Borm (reclasseringswerker) naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort weergegeven – tenlastegelegd dat hij zich op 5 maart 2020 te Purmerend samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan afpersing (feit 1) en diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld (feit 2).
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Daartoe heeft hij het volgende aangevoerd. Verdachte heeft bekend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde. Het medeplegen kan bij beide feiten bewezen worden gelet op de deels door verdachte en deels door medeverdachten uitgevoerde handelingen. Daar komt voor feit 2 in het bijzonder bij dat verdachte tevoren op de hoogte was van wat er stond te gebeuren.
De diefstal van de pasjeshouder, als onderdeel van feit 2, kan niet worden bewezen zodat verdachte van dit onderdeel dient te worden vrijgesproken.
3.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen bewijsverweer gevoerd. Nu verdachte alle tenlastegelegde feiten heeft bekend, met uitzondering van de diefstal van de pasjeshouder, refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat – op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen, alsmede de ter zitting afgelegde bekennende verklaring van verdachte – kan worden bewezen dat verdachte zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan de tenlastegelegde afpersing (feit 1) en diefstal met bedreiging met geweld (feit 2).
Beide feiten zijn tezamen en in vereniging gepleegd, omdat uit de bekennende verklaring van verdachte blijkt dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking en verdachte meerdere uitvoeringshandelingen heeft gepleegd. Door het handelen van verdachte en zijn medeverdachten is een dreigende sfeer gecreëerd, waardoor er bij zowel feit 1 als feit 2 sprake is geweest van bedreiging met geweld.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte,
ten aanzien van feit 1:
op 5 maart 2020 te Purmerend, op de openbare weg, De Boeierstraat, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 2,50 euro, dat aan voornoemde [slachtoffer 1] toebehoorde, door
- om voornoemde [slachtoffer 1] heen te gaan staan, en
- het stuur van de fiets van voornoemde [slachtoffer 1] vast te pakken en vast te houden, en
- tegen voornoemde [slachtoffer 1] te zeggen: “Jij gaat nergens naar toe” en “Ik wil je
portemonnee en je fooi”, en
- de kleding van voornoemde [slachtoffer 1] te doorzoeken;
ten aanzien van feit 2:
op 5 maart 2020 te Purmerend, op de openbare weg, de Anne Franklaan, tezamen en in vereniging met anderen, een tas met inhoud toebehorend aan New York Pizza en een telefoon toebehorend aan [slachtoffer 2] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld door bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door
- naar voornoemde [slachtoffer 2] te lopen en om hem heen te gaan staan, en
- tegen voornoemde [slachtoffer 2] te zeggen: “Geef je wisselgeld”, en
- de kleding van voornoemde [slachtoffer 2] af te tasten en te doorzoeken, en
- voornoemde tas van de hals/nek van voornoemde [slachtoffer 2] weg te nemen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie acht toepassing van het adolescentenstrafrecht gerechtvaardigd gelet op de leeftijd van verdachte en het advies van de reclassering van 13 mei 2020. Hij heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uur waarvan 40 uur voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van 2 jaar.
7.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte de volledige verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelingen, vanaf het begin spijt heeft betuigd en medeleven richting de slachtoffers heeft getoond. Verdachte heeft zelfs aangeboden om in gesprek te gaan met de slachtoffers, zodat eventuele angst die bij hen bestaat naar aanleiding van wat er is gebeurd kan afnemen. De reclassering is heel tevreden over de samenwerking met verdachte en er zijn vorderingen gemaakt. Verdachte is zich bewust van zijn eigen kwetsbaarheden en kan begeleiding gebruiken bij het maken van de juiste keuzes. Ook heeft hij sturing nodig. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het adolescentenstrafrecht moet worden toegepast. De verdediging heeft voorts verzocht om – gelet op de procesopstelling van verdachte – aan te sluiten bij de straf die door de kinderrechter is opgelegd aan medeverdachte [naam medeverdachte] , te weten een werkstraf van 100 uur waarvan 50 uur voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de verdediging verzocht om daarbij de proeftijd voor 1 jaar te bepalen, nu de voorlopige hechtenis al 1,5 jaar is geschorst en verdachte al die tijd onder toezicht van de reclassering heeft gestaan.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee vergelijkbare vermogensdelicten, te weten een afpersing en een diefstal met bedreiging met geweld waarvan nietsvermoedende pizzabezorgers het slachtoffer zijn geworden. Hiermee heeft verdachte een inbreuk gemaakt op de persoonlijke vrijheid van slachtoffers en geen enkel respect getoond voor het eigendomsrecht van deze slachtoffers. Verdachte heeft samen met zijn medeverdachten gezorgd voor een dreigende sfeer door het slachtoffer bij feit 1 te omringen, het stuur van zijn fiets vast te pakken en het slachtoffer met duidelijke bewoordingen te vertellen dat hij nergens heen kan en zijn portemonnee en fooi moet afgeven. Vervolgens heeft verdachte op diezelfde avond zich schuldig gemaakt aan een soortgelijk misdrijf door nogmaals een pizzabezorger te beroven. Hierbij heeft verdachte de pizza’s besteld en heeft hij samen met zijn medeverdachten nogmaals voor een dreigende sfeer gezorgd, waardoor de diefstal mogelijk werd gemaakt. Bovendien heeft de leidinggevende van het slachtoffer in de tweede zaak verklaard dat het slachtoffer tranen in zijn ogen had en trilde toen hij terugkwam in de pizzeria. Slachtoffers van dergelijke delicten kunnen hier nog lang last van ondervinden. Voor strafbare feiten als deze is een fikse straf op zichzelf op zijn plaats.
Adolescentenstrafrecht
In het reclasseringsrapport van 13 mei 2020 adviseert de reclassering om het adolescentenstrafrecht toe te passen, omdat zij aanwijzingen zien van een (licht) verstandelijke beperking. Deze aanwijzingen leidt de reclassering af uit het door verdachte vertoonde gedrag dat kinderlijker is dan men gezien zijn kalenderleeftijd zou verwachten. Volgens de reclassering is verdachte ontvankelijk voor sociale, emotionele of praktische ondersteuning en beïnvloeding door volwassenen.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van 23 september 2020, waaruit blijkt dat verdachte in 2018 door de kinderrechter is veroordeeld voor een vermogensdelict. Uit de omstandigheid dat dit de enige veroordeling op het strafblad van verdacht is maakt de rechtbank op dat er bij verdachte nog geen sprake is van criminele verharding.
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat pedagogische beïnvloeding van verdachte nog mogelijk is en dat hij daarbij gebaat zal zijn. Toepassing van het adolescentenstrafrecht is van belang voor een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte en in het belang van de maatschappij, om verdachte er in de toekomst van te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten. De rechtbank zal dan ook toepassing geven aan het adolescentenstrafrecht.
Werkstraf
De rechtbank heeft kennisgenomen van het voortgangsverslag van de reclassering van 10 september 2021 en hetgeen reclasseringswerker E. Borm als deskundige ter zitting heeft verklaard. Verdachte heeft door zijn werk minder tijd en interesse om buiten rond te hangen. Verdachte is zich bewust van zijn beïnvloedbaarheid en beseft dat hij onder invloed van anderen verkeerde beslissingen heeft gemaakt. In gesprekken met de reclassering heeft verdachte zich bereid verklaard om in het kader van herstelbemiddeling het gesprek aan te gaan met de slachtoffers. Verdachte heeft hiermee spijt willen betuigen en willen helpen met de emotionele verwerking van de bewezenverklaarde feiten. De reclassering is tevreden over de samenwerking en openheid van verdachte en constateert dat verdachte goede vorderingen heeft gemaakt.
De reclassering heeft verder gerapporteerd dat verdachte een goede dagbesteding, een voltooide opleiding en goed contact met zijn ouders heeft. In het voortgangsverslag worden daarom geen bijzondere voorwaarden geadviseerd. De reclassering vindt het wel goed dat verdachte op vrijwillige basis door een coach van Humanitas wordt begeleid voor advies en ondersteuning. Dit wordt ter zitting ondersteund door deskundige Borm. De deskundige heeft hieraan toegevoegd dat hiermee de benodigde sturing aan verdachte kan worden geboden.
Alles afwegende, zal de rechtbank aan verdachte – conform de eis van de officier van justitie – een werkstraf van 120 uur opleggen, waarvan 40 uur voorwaardelijk zal worden opgelegd, met aftrek van het voorarrest. De proeftijd zal de rechtbank stellen op één jaar, gezien de lange duur van de geschorste voorlopige hechtenis, het daaraan gekoppelde toezicht door de reclassering en de al bereikte vorderingen.

8.Vordering van de benadeelde partij

Benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert € 678,99 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden gematigd tot een bedrag van € 275,- gezien de leeftijd en de conditie van de telefoon.
De vordering is door de verdediging in zijn geheel betwist.
Vaststaat dat door het onder 2 bewezen verklaarde feit aan de benadeelde partij rechtstreekse schade is toegebracht. De benadeelde partij zal in de vordering echter niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat onvoldoende is gebleken dat door de benadeelde partij schade is geleden die niet inmiddels door de verzekering is vergoed. De benadeelde partij heeft in zijn vordering van 18 maart 2020 te kennen gegeven dat het op dat moment nog niet duidelijk was of de verzekering deze schade zou uitkeren. Ten tijde van de terechtzitting is hierover geen nadere informatie bekend geworden. Om hierover duidelijkheid te krijgen zou de behandeling van de strafzaak moeten worden aangehouden. Dat zou echter een te grote belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. Hij kan zijn vordering – indien de schade niet reeds door de verzekering is vergoed − bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Benadeelde Partij New York Pizza Delivery [locatie]
De benadeelde partij New York Pizza Delivery [locatie] vordert € 82,42 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij heeft in de vordering aangegeven ook akkoord te gaan met teruggave van het in beslag genomen tasje en het geldbedrag.
De officier van justitie heeft niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij gevorderd.
De vordering is door de verdediging in zijn geheel betwist.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering. De officier van justitie heeft ter zitting te kennen gegeven dat het tasje met geld dat op de plaats van aanhouding is aangetroffen, kennelijk in beslag is genomen en heeft toegezegd ervoor zorg te dragen dat dit aan de benadeelde partij zal worden teruggegeven. De benadeelde partij heeft daarom thans geen belang meer bij zijn vordering en zal niet-ontvankelijk in die vordering worden verklaard. Bij het onverhoopt uitblijven van teruggave kan hij een klaagschrift indienen om zo teruggave van de in beslag genomen goederen af te dwingen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 77c, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feiten 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in paragraaf 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1: Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg door twee of meer verenigde personen;
Feit 2: Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uur met aftrekvan de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uur per dag.
Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen.
Beveelt dat van deze straf het gedeelte van
40 (veertig) uurnietten uitvoerzal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten als de verdachte zich voor het einde van de
op 1 (één) jaar gestelde proeftijdopnieuw aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat, als de verdachte het voorwaardelijk deel van de taakstraf bij tenuitvoerlegging niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 20 (twintig) dagen.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
- Verklaart benadeelde partij
[slachtoffer 2] niet-ontvankelijkin zijn vordering.
- Verklaart benadeelde partij
New York Pizza Delivery [locatie] niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.P.E. Meewisse, voorzitter,
mrs. C.M. Georgiades en R. Klein, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. Koudadi, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 november 2021.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage […]
.