ECLI:NL:RBAMS:2021:7066

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 november 2021
Publicatiedatum
6 december 2021
Zaaknummer
13/126289-20 (A) en 13/254157-20 (B)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens smaad, vernieling, misbruik van persoonsgegevens, poging tot dwang en bedreiging

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 november 2021 uitspraak gedaan tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder smaad, vernieling, misbruik van persoonsgegevens, poging tot dwang en bedreiging. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 12 november 2021 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. K. van der Willigen, de vordering heeft gepresenteerd en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. J. de Vries, zijn verdediging heeft gevoerd. De tenlastelegging omvatte onder andere smaad tegen verschillende benadeelde partijen, vernieling van een lockerkast, misbruik van persoonsgegevens van een benadeelde partij, bedreiging van een andere benadeelde partij en poging tot dwang. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn en dat zij bevoegd is om kennis te nemen van de ten laste gelegde feiten. Na beoordeling van het bewijs heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het onder feit 1 ten laste gelegde, maar de overige feiten zijn bewezen verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk, en heeft schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop sinds de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummers: 13/126289-20 (A) en 13/254157-20 (B) (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 26 november 2021.
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
wonende te [adres verdachte] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 november 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. K. van der Willigen, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J. de Vries, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich te Ouderkerk aan de Amstel heeft schuldig gemaakt aan:
Ten aanzien van zaak A:
1. smaad(schrift) dan wel laster tegen [benadeelde partij 1] , op 29 januari 2019, subsidiair tenlastegelegd als belediging;
2. een vernieling van een lockerkast op 17 februari 2019;
3. smaad(schrift) tegen [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] op 26 maart 2019, subsidiair tenlastegelegd als belediging;
4. het misbruiken van de identificerende persoonsgegevens van [benadeelde partij 2] , in de periode van 27 juni 2018 tot en met 12 september 2018;
5. bedreiging van [benadeelde partij 4] in de periode van 10 juni 2019 tot en met 13 juni 2019;
6. poging tot dwang ten aanzien van [benadeelde partij 5] , op 12 juni 2019.
Ten aanzien van zaak B:
de vernieling van dertien auto’s, in de periode van 27 maart 2020 tot en met 28 maart 2020 te Amsterdam.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
Met betrekking tot zaak A:
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van de onder feit 1 primair tenlastegelegde laster. Verdachte heeft opzettelijk de eer en goede naam van [benadeelde partij 1] aangetast, door haar neer te zetten als iemand die geen eerlijke zaken doet. Anderen hebben dit kunnen zien. Verdachte wist dat er geen sprake was van een ingebrekestelling.
Ook de tenlastegelegde vernieling onder feit 2, de tenlastegelegde smaad onder feit 3 primair, de tenlastegelegde misbruik van de identificerende persoonsgegevens onder feit 4, de tenlastegelegde bedreiging onder feit 5 en de tenlastegelegde poging tot dwang onder feit 6 kunnen volgens de officier van justitie worden bewezen.
Met betrekking tot zaak B:
Ook de tenlastegelegde vernielingen in zaak B kunnen volgens de officier van justitie worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Met betrekking tot zaak A:
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde heeft de raadsman van verdachte vrijspraak bepleit. Verdachte heeft meerdere keren verklaard dat hij [benadeelde partij 1] wilde helpen, omdat hij wel degelijk in de veronderstelling was dat er sprake was van een vordering van [benadeelde partij 1] op het administratiekantoor. Verdachte had geen opzet op het aantasten van de eer of de goede naam van [benadeelde partij 1] , waardoor er geen sprake kan zijn van smaad, laster of belediging.
De raadsman van verdachte heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de overige tenlastegelegde feiten in zaak A.
Met betrekking tot zaak B:
De raadsman van verdachte heeft ook geen verweer gevoerd ten aanzien van het tenlastegelegde in zaak B.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak van het onder feit 1 primair en subsidiair tenlastegelegde in zaak A
De rechtbank vindt, met de raadsman en anders dan de officier van justitie, niet bewezen wat in zaak A onder feit 1 primair en subsidiair is ten laste gelegd. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. Voor een bewezenverklaring van smaad(schrift) moet sprake zijn van opzet op de aanranding van iemands eer of goede naam. Van een dergelijke aanranding is sprake als de reputatie publiekelijk wordt geschaad of aangetast, door iemand bij het publiek in een ongunstig daglicht te stellen.
Niet bewezen kan worden dat verdachte opzet had op het aanranden van de eer of goede naam van [benadeelde partij 1] . Zijn uitlatingen zijn onhandig en hij had zich niet moeten voordoen als een soort belangenbehartiger van [benadeelde partij 1] , maar zijn bedoeling was om voor haar op te komen en niet om haar te schaden. Bovendien vindt de rechtbank de uitingen die verdachte zou hebben gedaan, namelijk stellen dat het administratiekantoor in gebreke is jegens [benadeelde partij 1] , niet smadelijk of beledigend ten aanzien van [benadeelde partij 1] . Dat maakt dat verdachte zal worden vrijgesproken van het onder feit 1 primair en subsidiair tenlastegelegde.
4.3.2
Het oordeel over het onder feit 2, feit 3, feit 4, feit 5 en feit 6 tenlastegelegde in zaak A
De rechtbank vindt, met de raadsman en de officier van justitie, wel bewezen wat onder de feiten 2, 3, 4, 5 en 6 in zaak A is tenlastegelegd.
4.3.3
Het oordeel over het in zaak B tenlastegelegde
De rechtbank vindt, met de raadsman en de officier van justitie, ook bewezen wat in zaak B is ten laste gelegd.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
ten aanzien van feit 2 in zaak A:
op 17 februari 2019 te Ouderkerk aan de Amstel, gemeente Ouder-Amstel, opzettelijk en wederrechtelijk een lockerkast, toebehorende aan sportvereniging [naam sportvereniging] , heeft beschadigd;
ten aanzien van feit 3 in zaak A:
op 26 maart 2019 te Ouderkerk aan de Amstel, gemeente Ouder-Amstel, opzettelijk de eer en de goede naam van [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] heeft aangerand door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften en afbeeldingen te verspreiden en openlijk ten toon te stellen, door openbaar op Facebook te plaatsen:
  • een deel van het vonnis van een rechtszaak jegens [benadeelde partij 3] , waarbij de volledige naam en de naam van het bedrijf van [benadeelde partij 2] zichtbaar is, en
  • een kopie van een schrijven over smartengeld uit de aangifte door [benadeelde partij 3] en hier een beledigende tekst bij te plaatsen, en
  • “Zielepietje ben jij [benadeelde partij 3] . Een beetje 5000 euro smartengeld vragen voor een artikel wat inderdaad verzonnen was, maar daarbij niettemin behoorlijk dicht tegen de waarheid aanschurkend en voor 85% positief voor jouw bedrijf”, en
  • “Laat ik besluiten met schrijven dat ik jou persoonlijk niks kwalijk neem, maar dat ik je adviseer geestelijk en emotioneel enigszins onafhankelijk te worden van die Groot-Duitsche beroepsbemoeial van een Vati van je. Het begint namelijk zo doorzichtig, doortrapt en doorberekend te worden dat ik bang ben dat een Rechter alleen maar kan lachen om de stuitende kinderachtigheid van een financieel niet onbemiddeld man als jouw vader; het aan alle kanten verlopende heerschap [benadeelde partij 2] , geboren [geboortedatum benadeelde partij 2] .” en
  • “Ik vond en vind het zelf ook een boeiend artikel, wat ik nu echter definitief heb verwijderd, aangezien ik geen reclame wil maken voor mensen met een verrot hart en een slecht geweten (&). Aangezien het stuk namelijk niet gewaardeerd werd door de #Beroepsfascist en zijn zoon [benadeelde partij 3] (die door zijn lieve Pa voor het ranzige karretje gespannen werd; ik neem hem dan ook persoonlijk niet zo gek veel kwalijk); zodoende was het artikel (op FB en Linkedin) geplaatst ongewenst verklaard, en
  • “(…) door jouw eigen vader geimporteerde Duitsche limousine uit het voormalig Arische dictatoriaat (wat zal je vader daar zich thuisvoelen, vandaar natuurlijk dat ie zo vaak met je meegaat)”
ten aanzien van feit 4 in zaak A:
op 27 juni 2018 en 12 september 2018 te Ouderkerk aan de Amstel, telkens opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander, te weten de voor- en achternaam van [benadeelde partij 2] heeft gebruikt door een bestelling te plaatsen/overeenkomst te sluiten met de Nederlandse Wijnbeurs, en hierbij de bestellingen op naam van [benadeelde partij 2] en zijn bedrijf te plaatsen, met het oogmerk om zijn identiteit te misbruiken, waardoor enig nadeel is ontstaan;
ten aanzien van feit 5 in zaak A:
in de periode van 10 juni 2019 tot en met 13 juni 2019 te Ouderkerk aan de Amstel, gemeente Ouder-Amstel, [benadeelde partij 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, middels meerdere tekstberichten gericht aan [benadeelde partij 5] , deze [benadeelde partij 4] dreigend de woorden toe te voegen:
  • “SMS [benadeelde partij 4] maar dat zij vooral haar dochtertje niet alleen thuis moet laten…le-ve-n-s-g-e-v-aa-r-l-ij-k. nou als haar dochter op haar lijkt is zelf een blinde pedo niet geïnteresseerd …”, en
  • [benadeelde partij 4] gaat vanavond kapot, en
  • Heb jij voorkeur? Zal ik [benadeelde partij 4] eerst martelen?”, en
  • [benadeelde partij 4] is een vuile kanker Jodin die vergast moet worden;
ten aanzien van feit 6 in zaak A:
op 12 juni 2019 te Ouderkerk aan de Amstel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een ander, te weten [benadeelde partij 5] , door bedreiging met geweld, gericht tegen [benadeelde partij 4] , wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, te weten het regelen van een werkplek voor [verdachte] en het aanspreken van zijn contacten bij [nieuwszender] , door die [benadeelde partij 5] in meerdere tekstberichten dreigend de woorden toe te voegen:
  • “Ik wil werken [benadeelde partij 5] . Trek je contacten met [nieuwszender] . Anders ga ik mezelf anders soort werk bezorgen…”, en
  • “Als ik vrijdag geen werk heb, gaat [benadeelde partij 4] dit weekend nog eraan.” en
  • “Jullie kunnen kiezen, of jullie helpen mij aan een ingang naar een menswaardig leven, of jullie zullen medeschuldig zijn aan minstens één gruwelijke moord.”,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

ten aanzien van het tenlastegelegde in zaak B:
hij in de periode van 27 maart 2020 tot en met 28 maart 2020 in Nederland, telkens opzettelijk en wederrechtelijk heeft beschadigd:
  • een auto, merk Audi en gekentekend [kentekennummer 1] , die aan [autobedrijf] toebehoorde,
  • een auto, merk Range Rover Sport en gekentekend [kentekennummer 2] , die aan [benadeelde partij 6] toebehoorde;
  • een auto, merk Mini Cooper, type Countryman en gekentekend [kentekennummer 3] , die aan [benadeelde partij 7] toebehoorde;
  • een auto, merk Mercedes Benz ML en gekentekend [kentekennummer 4] , die aan [benadeelde partij 8] toebehoorde;
  • een auto, merk Volvo V50 en gekentekend [kentekennummer 5] , die aan [benadeelde partij 9] toebehoorde;
  • een auto, merk Volvo XC90 en gekentekend [kentekennummer 6] , die aan [benadeelde partij 10] toebehoorde;
  • een auto, merk Skoda Fabian en gekentekend [kentekennummer 7] , die aan een ander toebehoorde;
  • een auto, merk Citroën C1 en gekentekend [kentekennummer 8] , die aan [benadeelde partij 11] toebehoorde;
  • een auto, merk Toyota Prius Plus en gekentekend [kentekennummer 9] , die aan [benadeelde partij 12] toebehoorde;
  • een auto, merk Volvo V50 en gekentekend [kentekennummer 10] , die aan [benadeelde partij 13] toebehoorde;
  • een auto, merk BMW X1 en gekentekend [kentekennummer 11] , die aan [benadeelde partij 14] toebehoorde;
  • een auto, merk BMX en gekentekend [kentekennummer 12] , die aan [benadeelde partij 15] toebehoorde;
  • een auto, merk Toyota Yaris en gekentekend [kentekennummer 13] , die aan [benadeelde partij 16] toebehoorde.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf en maatregel

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte voor de door haar in zaak A onder 1 primair, 2, 3 primair, 4, 5 en 6 bewezen geachte feiten en het in zaak B bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) uren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met artikel 63 Wetboek van Strafrecht ten aanzien van het onder feit 4 in zaak A tenlastegelegde. Het tijdsverloop is van belang. Verdachte komt van ver. Het ging in die tijd niet goed en de feiten waren een schreeuw om aandacht en een roep om hulp. Inmiddels krijgt verdachte begeleiding en is hij veel veranderd. De raadsman heeft de rechtbank verzocht de door de officier van justitie gevorderde taakstraf voor de helft voorwaardelijk op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan smaadschrift ten aanzien van [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] en misbruik van de identificerende persoonsgegevens van [benadeelde partij 2] . Daarnaast heeft verdachte dwang proberen uit te oefenen op [benadeelde partij 5] en heeft hij [benadeelde partij 4] bedreigd. Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan meerdere vernielingen. Dit zijn ernstige feiten, waarvan veel mensen last hebben gehad. Uit meerdere verklaringen, ook die van verdachte zelf, komt naar voren dat hij in die periode voor veel overlast heeft gezorgd bij mensen uit zijn omgeving en ook voor mensen die het in feite goed met hem voor hadden. De rechtbank neemt verdachte dit kwalijk en vindt dan ook dat er een straf moet volgen.
Op de zitting van 12 november 2021 heeft verdachte uitleg gegeven over de periode waarin hij de strafbare feiten heeft gepleegd. In die periode ging het slecht met verdachte en had hij te kampen met serieuze psychiatrische problematiek. Verdachte heeft op de zitting inzicht getoond in zijn gedrag. Hij heeft zijn gedrag nu beter onder controle, mede vanwege de hulpverlening die hij in het kader van de zorgmachtiging krijgt.
De rechtbank heeft ook gekeken naar het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 4 oktober 2021. Hieruit blijkt dat hij eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld, maar dat hij na de bewezenverklaarde feiten niet opnieuw in aanraking is gekomen met politie of justitie. Hieruit blijkt ook dat het nu beter gaat met verdachte.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met artikel 63 Wetboek van Strafrecht. De rechtbank houdt ook rekening met het tijdsverloop, nu zij constateert dat de redelijke termijn is overschreden. Dit wordt meegenomen bij het bepalen van de strafmodaliteit. De rechtbank vindt het belangrijk dat verdachte een stok achter de deur heeft, zodat hij – als het minder goed gaat – niet opnieuw de fout ingaat.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden, en omdat verdachte wordt vrijgesproken van het tenlastegelegde onder feit 1, is de rechtbank van oordeel dat aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd door een flink voorwaardelijk strafdeel op te leggen. Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 180 uren met aftrek, waarvan 60 uren voorwaardelijk, passend en geboden.
Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij
[benadeelde partij 16]vordert € 150,- aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van [benadeelde partij 16] in zijn geheel kan worden toegewezen, met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Vast staat dat aan de benadeelde partij [benadeelde partij 16] door het onder het in zaak B bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De verdediging heeft de vordering erkend. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (28 maart 2020).
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
De benadeelde partij
[benadeelde partij 17]vordert € 299,85,- aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van [benadeelde partij 17] in zijn geheel zal worden toegewezen, met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Vast staat dat aan de benadeelde partij [benadeelde partij 17] door het onder het in zaak B bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist.
De verdediging heeft de vordering erkend. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (28 maart 2020).
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
De benadeelde partij
[benadeelde partij 15]vordert € 131,99,- aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van [benadeelde partij 15] in zijn geheel zal worden toegewezen, met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder het in zaak B bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De verdediging heeft de vordering erkend. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd (28 maart 2020).
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [benadeelde partij 16] , [benadeelde partij 17] en [benadeelde partij 15] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 57, 63, 231b, 261, 284, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 2, feit 3 primair, feit 4, feit 5 en feit 6 in zaak A ten laste gelegde en het in zaak B ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 2 in zaak A:
vernieling;
ten aanzien van feit 3, primair in zaak A:
smaadschrift;
ten aanzien van feit 4 in zaak A:
identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om de identiteit van de ander te misbruiken, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 5 in zaak A:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling;
ten aanzien van feit 6 in zaak A:
poging tot een ander door bedreiging met geweld gericht tegen derden, wederrechtelijk dwingen iets te doen;
ten aanzien van het tenlastegelegde in zaak B:
vernieling, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte
tot een taakstraf van 180 (hondertachtig) uren.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 (negentig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Beveelt dat een gedeelte,
groot 60 (zestig) uren, van deze taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij verdachte zich voor het einde van de op 2 (twee) jaren gestelde proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Beveelt dat, als de verdachte het voorwaardelijk deel van de taakstraf bij tenuitvoerlegging niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 (dertig) dagen.
Wijst toede vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 16] tot een bedrag van € 150,- (honderdvijftig euro) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade (28 maart 2020).
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 16] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt opverdachte de verplichting ten behoeve van [benadeelde partij 16] aan de Staat € 150,- (honderdvijftig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade (28 maart 2020). Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 3 (drie) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst toede vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 17] tot een bedrag van € 299,85,- (tweehonderdnegenennegentig euro en vijfentachtigcent) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade (28 maart 2020).
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 17] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt opverdachte de verplichting ten behoeve van [benadeelde partij 17] aan de Staat € 299,85,- (tweehonderdnegenennegentig euro en vijfentachtigcent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade (28 maart 2020). Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 5 (vijf) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst toede vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 15] tot een bedrag van € 131,99,- (honderd eenendertig euro en negenennegentig cent) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade (28 maart 2020).
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 15] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt opverdachte de verplichting ten behoeve van [benadeelde partij 15] aan de Staat € 131,99,- (honderd eenendertig euro en negenennegentig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade (28 maart 2020). Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 2 (twee) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L. Dolfing , voorzitter,
mrs. R.C.J. Hamming en J. van Zijl, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Utlu, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 november 2021.
[(...)]
[(...)]