ECLI:NL:RBAMS:2021:7067

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 november 2021
Publicatiedatum
6 december 2021
Zaaknummer
13/214552-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdachte veroordeeld voor bedreiging en overtreding van de Wet wapens en munitie

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 november 2021 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meermalen gepleegde bedreiging en overtreding van de Wet wapens en munitie. De verdachte, geboren in 2000, werd beschuldigd van het bedreigen van een bewoner in Amsterdam tussen 3 en 6 augustus 2021, en het voorhanden hebben van twee wapens en munitie tussen 6 en 8 augustus 2021. Tijdens de zitting op 12 november 2021 heeft de officier van justitie, mr. D. Jironet-Loewe, een gevangenisstraf van 200 dagen geëist, waarvan 103 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. J. de Vries, heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, gezien de bekennende verklaring van de verdachte.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waarbij de bedreigingen ernstig waren en de verdachte vuurwapens had getoond aan het slachtoffer. De rechtbank heeft de ernst van de bedreigingen en het voorhanden hebben van wapens meegewogen in de strafmaat. De verdachte heeft spijt betuigd en is zich bewust van zijn onverantwoordelijke gedrag. De rechtbank heeft rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn proceshouding.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 200 dagen, waarvan 103 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren, met vervangende hechtenis van 60 dagen indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft de op te leggen straffen gegrond op verschillende artikelen van de Wet wapens en munitie en het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/214552-21.
Datum uitspraak: 26 november 2021.
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 november 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. D. Jironet-Loewe, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J. de Vries, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
bedreiging van de bewoner van [adres 2] , in de periode van 3 augustus 2021 tot en met 6 augustus 2021 te Amsterdam;
het voorhanden hebben van twee wapens en munitie, in de periode van 6 augustus 2021 tot en met 8 augustus 2021 te Amsterdam.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van beide ten laste gelegde feiten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, gelet op de bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting, ten aanzien van het bewijs voor beide ten gelaste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de tenlastegelegde bedreiging en het bezit van de vuurwapens en munitie.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1:
in de periode van 3 augustus 2021 tot en met 6 augustus 2021 te Amsterdam, de bewoner van [adres 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door naar het huis van voornoemd slachtoffer te gaan en voornoemd slachtoffer dreigend de woorden toe te voegen “Ik maak je dood” en “Ik ga hem slopen” en “Volgende keer, ik sla je kanker in elkaar” en “Ik weet waar je woont, ik weet in welke auto je rijdt en ik weet wie jouw familie is” en aan voornoemd slachtoffer vuurwapens te tonen;
ten aanzien van feit 2:
in de periode van 6 augustus 2021 tot en met 8 augustus 2021 te Amsterdam, twee wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een geladen pistool, getransformeerd, van het merk Ekol, type Tuna, kaliber 6.35mm Browning en een geladen gas-en alarmpistool, van het merk Ekol, type P29, kaliber 9mm PAK, zijnde vuurwapens in de vorm van een pistool, en munitie van categorie III onder de Wet wapens en munitie, te weten drie patronen, kaliber 6.35mm Browning en 9mm Blanc, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de beide door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 200 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 103 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie heeft daarnaast een taakstraf van 120 uren gevorderd, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen.
De raadsman van verdachte heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Bovendien heeft verdachte openheid van zaken gegeven en heeft hij zijn verantwoordelijkheid genomen. Verdachte heeft al drie maanden in voorlopige hechtenis gezeten. Hij is hierdoor voldoende afgeschrikt. Volgens de raadsman is de eis van de officier van justitie redelijk.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige bedreigingen. De bedreigingen hebben plaatsgevonden op straat, op klaarlichte dag. Nadat verdachte het slachtoffer voor de eerste keer heeft bedreigd, is hij langs het huis van het slachtoffer gegaan. Daar heeft hij nogmaals ernstige bedreigingen geuit. Een aantal dagen later heeft verdachte het slachtoffer opnieuw bedreigd, waarbij hij ook nog eens twee vuurwapens aan het slachtoffer heeft getoond. Het slachtoffer is naar aanleiding van de bedreigingen zo bang geworden, dat hij anoniem heeft willen blijven. Uit de brief die hij naar de politie heeft gestuurd, blijkt dat het slachtoffer erg veel last heeft gehad van de bedreigingen en naar aanleiding hiervan heeft gevreesd voor zijn leven en voor dat van zijn gezin. Verdachte heeft niet alleen het slachtoffer angst aangejaagd, maar ook bijgedragen aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving, nu verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van wapens en munitie. Vuurwapens vormen een groot gevaar en een aanzienlijke bedreiging voor de samenleving. Verdachte is lichtvaardig omgesprongen met de wapens en heeft zich zeer onverantwoordelijk gedragen. Dit neemt de rechtbank hem kwalijk.
Op de zitting van 12 november 2021 is gebleken dat verdachte zich ook bewust is van zijn onverantwoordelijke gedrag en hij heeft hierover uitleg gegeven. Verdachte heeft spijt betuigd en het is duidelijk geworden dat verdachte behoorlijk is geschrokken van zijn verblijf in detentie. De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat in het voordeel van verdachte rekening gehouden met zijn proceshouding en ook met zijn jeugdige leeftijd. De rechtbank heeft ook gelet op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 7 oktober 2021. Hieruit blijkt dat dat hij in de afgelopen vijf jaar geen relevante justitiecontacten heeft gehad.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank, overeenkomstig de eis van de officier van justitie, een gevangenisstraf voor de duur van 200 dagen, waarvan 103 dagen voorwaardelijk met aftrek van voorarrest, passend. Daarmee is het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest. Daarnaast zal aan verdachte een taakstraf worden opgelegd voor de duur van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
200 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
103 dagen, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 120 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. L. Dolfing , voorzitter,
mrs. R.C.J. Hamming en J. van Zijl, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Utlu, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 november 2021.
[.]
[.]

[.]

[.]

[.]

[.]

[.]

[.]