In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 november 2021 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meermalen gepleegde bedreiging en overtreding van de Wet wapens en munitie. De verdachte, geboren in 2000, werd beschuldigd van het bedreigen van een bewoner in Amsterdam tussen 3 en 6 augustus 2021, en het voorhanden hebben van twee wapens en munitie tussen 6 en 8 augustus 2021. Tijdens de zitting op 12 november 2021 heeft de officier van justitie, mr. D. Jironet-Loewe, een gevangenisstraf van 200 dagen geëist, waarvan 103 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. J. de Vries, heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, gezien de bekennende verklaring van de verdachte.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waarbij de bedreigingen ernstig waren en de verdachte vuurwapens had getoond aan het slachtoffer. De rechtbank heeft de ernst van de bedreigingen en het voorhanden hebben van wapens meegewogen in de strafmaat. De verdachte heeft spijt betuigd en is zich bewust van zijn onverantwoordelijke gedrag. De rechtbank heeft rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn proceshouding.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 200 dagen, waarvan 103 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren, met vervangende hechtenis van 60 dagen indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft de op te leggen straffen gegrond op verschillende artikelen van de Wet wapens en munitie en het Wetboek van Strafrecht.