ECLI:NL:RBAMS:2021:709

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 maart 2021
Publicatiedatum
23 februari 2021
Zaaknummer
8731105 CV EXPL 20-15711
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurprijsvermindering en gezondheidsschade door loodgehalte in drinkwater

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 2 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Ymere (gedaagde) en een huurder (eiseres) over de aanwezigheid van loden leidingen in de huurwoning van de eiseres. De eiseres heeft gesteld dat er een reële kans op gezondheidsschade bestaat door het loodgehalte in het drinkwater, dat gemeten is op 9,3 microgram per liter, wat boven de norm van 10 microgram per liter ligt. De eiseres vorderde een huurprijsvermindering van 40% en vergoeding van kosten voor flessen leidingwater en immateriële schade. De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een gebrek in de zin van artikel 7:204 BW, omdat de gezondheid van de huurder in het geding was. De rechter wees de vordering tot huurprijsvermindering toe, maar wees de vorderingen tot schadevergoeding af. De rechter benadrukte dat de huurder recht heeft op een veilige woning en dat de verhuurder verantwoordelijk is voor het herstellen van gebreken. De uitspraak is van belang voor de huurrechtpraktijk, vooral in gevallen waar de gezondheid van huurders in het geding is door gebreken in de woning.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8731105 CV EXPL 20-15711
vonnis van: 2 maart 2021
fno.: 42146

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiseres]

wonende te [eiseres]
eiseres
nader te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. J.P. Alspeer
t e g e n

de stichting Stichting Ymere

gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen: Ymere
gemachtigde: mr. E. Goemans

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De volgende stukken bevinden zich in het procesdossier:
- de dagvaarding van 19 juni 2020, met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- het instructievonnis;
- de dagbepaling mondelinge behandeling.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 januari 2021. [eiseres] is verschenen vergezeld door haar gemachtigde. Namens Ymere is verschenen de heer [naam medewerker gedaagde] (bedrijfsjurist), bijgestaan door de gemachtigde. [eiseres] heeft op voorhand de akte houdende uitlating producties, tevens toelichting eis, met producties in het geding gebracht. Partijen hebben hun standpunten toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.
1.1.
Ymere is eigenaar van de woning aan de [adres] (hierna: de woning).
1.2.
[eiseres] huurt de woning van Ymere sinds 2010.
1.3.
In de woning bevinden zich loden waterleidingen.
1.4.
[eiseres] heeft Ymere daarvan bij e-mailbericht van 1 februari 2020 schriftelijk op de hoogte gesteld en verzocht om de leidingen te vervangen.
1.5.
Op 8 januari 2020 heeft Normec Biobeheer in de woning van [eiseres] in opdracht van Ymere onderzoek gedaan naar het loodgehalte in het kraanwater. Bij brief van 31 januari 2020 heeft Ymere [eiseres] geïnformeerd dat een loodgehalte van 6,89 microgram per liter drinkwater is gemeten.
1.6.
Op 23 januari 2020 heeft Eurofins Foods Testing B.V. (hierna: Eurofins) in opdracht van [eiseres] onderzoek gedaan naar het loodgehalte in het drinkwater uit de leidingen in de woning. Eurofins heeft een loodgehalte van 9,3 microgram lood per liter drinkwater gemeten.
1.7.
In een memo Advies monsternamestrategie opsporing loden leidingen van 26 maart 2020 van het Rijksinstituut Volksgezondheid en Milieu (RIVM) aan het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat staat onder meer het volgende vermeld:
“(…) Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (I en W) heeft het RIVM
gevraagd om advies over een monsternamestrategie op te stellen om
loden leidingen in drinkwaterinstallaties op te sporen. Loden leidingen zijn
onwenselijk omdat hierdoor lood in kraanwater terecht komt. Dit is
schadelijk voor de gezondheid.
(…)
Het doel van deze monsternamestrategie voor lood in kraanwater is om
onzichtbare loden leidingen in de drinkwaterinstallatie van een gebouw of
woning op te sporen.
(…)
De monsternamestrategie is
nietbedoeld voor het toetsen aan normen of
het bepalen van de gemiddelde wekelijkse inname van lood via een
specifiek kraanwatertappunt. Hoofdstuk 2 en bijlage 2 gaan in op andere
monstername methodes die hier wel geschikt voor zijn.
(…)
Voor het wettelijk meetprogramma drinkwaterkwaliteit hanteren de drinkwaterbedrijven in Nederland de ‘Random Day Time’ (RDT) – monsternamemethode (…). De RDT-monsternamemethode is op dit moment internationaal (op EU-niveau) de gangbare wijze waarop kraanwatermonsters voor het bepalen van metaalconcentraties worden genomen. De methode wordt uitgebreider beschreven in Bijlage 2. Monsters worden op een willekeurig tijdstip op de dag genomen. Het doel is om de risicogebieden in een distributiegebied vast te stellen door steekproefsgewijs te toetsen of wordt voldaan aan de wettelijke drinkwaternorm van 10 µg/L voor lood. Volgens de nieuwe Europese Drinkwaterrichtlijn zal in de toekomst een norm van 5 µg/L gehaald moeten worden bij het leveringspunt door het drinkwaterbedrijf, en ten minste hiernaar gestreefd moeten worden aan de tap. Dit zijn minimale vereisten. Bij de implementatie zal een besluit genomen worden over de normstelling in Nederland.
Voor het bepalen van de gemiddelde wekelijkse inname van lood via een specifiek kraakwatertappunt, is zogenaamde ‘
proportionele monstername’ een geschikte methode. Hierbij wordt, gedurende een week, een fractie verzameld van de hoeveelheid water die wordt gedronken bij de betreffende kraan en geanalyseerd op lood. Deze methode is in theorie het beste beschikt om te toetsen aan de drinkwaternorm voor lood op een locatie, maar onpraktisch om toe te passen in woningen. Deze methode wordt eveneens beschreven in Bijlage 2.
(…)
Bijlage 2
(…)
Random Day Time (RDT) huidige wettelijke monsternamestrategie
Doel: bepalen van de gemiddelde, wekelijkse inname van een groep consumenten in een distributiegebied
Voor het wettelijk meetprogramma drinkwaterkwaliteit wordt in Nederland
de zogenaamde ‘willekeurig over de dag verspreide’ ofwel ‘Random Day
Time’ (RDT) — monsternamemethode gevolgd (VROM-Inspectie, 2004).
De ‘Random Day Time’ (RDT) — monsternamemethode is momenteel
internationaal (op EU-niveau) de gangbare wijze waarop
kraanwatermonsters voor metalen worden genomen. Tijdens een
workshop in 2003 van de drinkwaterbedrijven en de toenmalige VROM-
inspectie (thans ILT) bleek dat voor RDT-monstername een breed
draagvlak bestond. Op basis van een EU-document en de resultaten van
de workshop is destijds een protocol opgesteld voor de monitoring van
zware metalen. Dit staat beschreven in Bijlage 3 van de Inspectierichtlijn
‘Harmonisatie Meetprogramma Drinkwaterkwaliteit’ (VROM-Inspectie,
2004). Naast lood geldt dit ook voor de metalen koper en nikkel.
De monsters dienen te worden genomen in huizen of gebouwen uit kranen
die normaal worden gebruikt voor menselijke consumptie en die
willekeurig ofwel random over het distributiegebied verspreid zijn. Het
monster wordt genomen aan de meest gebruikte kraan (meestal de
keukenkraan) op een willekeurig tijdstip op de dag (tijdens kantooruren).
Er wordt een monster van 1 liter genomen direct na het opendraaien van
de kraan, dus zonder vooraf door te spoelen. De analyse dient plaats te
vinden volgens de regulier geaccrediteerde methode. Het monster volgens
de RDT-methode kan dus afkomstig zijn uit een leiding met water dat een
aantal uren heeft gestaan, of uit een leiding die net is doorgestroomd
omdat de kraan kort daarvoor is gebruikt.
(…)
De VROM-Inspectie (2004) stelt dat de huidige RDT
methode, met random gekozen meetpunten en de minimaal
voorgeschreven (audit)frequentie, weinig informatie geeft over de
werkelijke situatie in het distributiegebied.
RDT is minder geschikt voor het opsporen van loden leidingen
Er wordt zelden een woning met loden leidingen aangetroffen met de
gangbare RDT-monitoring. Dit wordt veroorzaakt door het geringe aantal
panden met loden leidingen in Nederland. Ook UBA (2018) beschrijft dat
RDT-monstername niet geschikt is om te bepalen of de gemiddelde
(wekelijkse) inname van een individuele consument op één tappunt wordt
overschreden.
(…)
Proportionele monstername
Doel: bepalen van de gemiddelde (wekelijkse) inname van een individuele
consument via één tappunt
De inname van lood kan sterk variëren vanwege factoren zoals
consumentengedrag, de complexiteit van de leidingwater installatie (klein
of groot gebouw), watersamenstelling en watergebruik.
Monsternamestrategieën om de gemiddelde inname te bepalen, zouden
idealiter al deze factoren mee moeten nemen. Zoals Haring (1985), Van
den Hoven en Slaats (2006), VROM-Inspectie (2013) en Health Canada
(2017) beschrijven, neemt zogenaamde ‘proportionele monstername’
deze variabiliteit mee en is dan ook een goede methode om de werkelijke
inname van lood via kraanwater op een locatie te bepalen. Hierbij wordt,
gedurende een week, een fractie van de hoeveelheid water die wordt
gedronken (5%), bij de betreffende kraan verzameld en geanalyseerd op
lood.
Vergelijking met RDT
Van den Hoven et al. (1999) concludeert dat op basis van één RDT
monster er geen goede uitspraak kan worden gedaan over de gemiddelde
wekelijkse inname. Het gemiddelde van meerdere RDT-monsters
gedurende de week bleek wel goed te correleren met de gemiddelde
wekelijkse inname, gemeten met proportionele monstername, en deze
zelfs iets te overschatten. Er wordt geconcludeerd dat RDT-monstername
indien uitgevoerd door een professionele monsternemer, onaangekondigd
en op een willekeurig tijdstip gedurende kantoortijden, kennelijk
overeenkomt met een stagnatietijd die dichtbij de werkelijke gemiddelde
stagnatietijd van het consumptiepatroon van kraanwater aan de
betreffende kraan ligt. Ofwel: RDT-monstername lijkt in zekere mate het
consumptiepatroon van de gebruiker weer te geven.
(…)”
1.8.
Op 2 juli 2020 hebben de ministers van Binnenlandse zaken, Infrastructuur en Waterstaat, en Medische Zorg en Sport de Tweede Kamer geïnformeerd over de acties die het kabinet naar aanleiding van het advies van Gezondheidsraad van 6 november 2019 (hierna: het advies van de gezondheidsraad) in aanvulling op bestaand beleid wil inzetten:
“(…)
De huidige norm voor lood in drinkwater bedraagt 10 microgram/L, gemeten volgens de RDT methode door drinkwaterbedrijven.
(…)
Op basis van een innameberekening en risicobeoordeling van het RIVM concludeerde de Gezondheidsraad dat de schadelijkheid voor baby’s en kinderen, maar ook voor volwassenen groter blijkt dan eerder gedacht. Gebleken is ook dat het loodniveau in het leidingwater na het tappen van water sneller weer oploopt dan waar men van uitging.
(…)
De Gezondheidsraad beveelt een aantal maatregelen aan met de nadruk op bronmaatregelen: sanering van resterende loden leidingen (…). Verder doet de Gezondheidsraad de aanbeveling om in te zetten op een drinkwaternorm van 5 microgram/L in de herziening van de Europese Drinkwaterrichtlijn (hierna: herziene Drinkwaterrichtlijn) en deze waarde als actiewaarde voor meetprogramma’s te hanteren.
(…)
Meetmethode
De drinkwaterbedrijven monitoren steekproefsgewijs aan de tap de aanwezigheid
van verschillende stoffen in het drinkwater, waaronder lood. De meetmethode die
ze gebruiken (Random Daytime methode) is opgenomen in de
Drinkwaterregelgeving. De woningen en gebouwen worden steekproefsgewijs
gekozen. Deze methode heeft als doel inzicht te geven in de gemiddelde
blootstelling in een distributiegebied.
Omdat er maar één meting per gebouw/woning wordt gedaan op een willekeurig
moment op de dag is deze methode niet geschikt om de precieze blootstelling van
een bewoner binnen een individueel gebouw of individuele woning te bepalen.
(…)
Om te bepalen of er in een woning of gebouw (delen) niet zichtbare
materialen aanwezig zijn die lood afgeven heeft het RIVM in opdracht
van I en W een bemonsteringsstrategie (op basis van stagnatie) opgesteld
(https ://www.rivm.nl/drinkwater). Deze bemonsteringsstrategie is geschikt om
loden leidingen op te sporen of om problemen uit te sluiten. Wanneer de gemeten
loodconcentratie na 6 uur stilstand met deze methode onder de waarde van de
drinkwaternorm ligt wordt zeker voldaan aan de drinkwaternorm en kan het water
veilig worden gedronken. Dit betreft namelijk een worst-case meting.
Indien er wel een verhoogde loodwaarde is en men wil weten of de gemiddelde
blootstelling in een woning boven de norm van 10 microgram/L ligt dan is
momenteel proportionele bemonstering de beste methode. Omdat de
proportionele monstername een bewerkelijke methode is en beperkt beschikbaar
is wordt nog onderzoek gedaan naar een eenvoudiger methode om de gemiddelde
loodbelasting aan een tappunt te bepalen. Dit zal een meerjarig project zijn
omdat vergelijkend onderzoek moet worden gedaan. Er wordt gezocht naar een
praktische werkwijze voor de korte termijn in afwachting van de
onderzoeksresultaten.
(…)
Huurwoningen
Het is aan de gebouw-/woningeigenaar om loden leidingen te vervangen. Verhuurders hebben hierin een bijzondere rol. Kenmerk van de huursector is dat de bewoner/gebruiker van de verhuurder, die immers eigenaar is van het pand, afhankelijk is voor de kwaliteit van de binnenhuisinstallatie. Een huurder moet ervan uit kunnen gaan dat hij in een veilige woning woont, met gezond en veilig drinkwater. Op grond van het huurrecht moet een verhuurder gebreken herstellen. Een te hoog loodgehalte van het drinkwater is door de Huurcommissie in het Gebrekenboek aangewezen als gebrek. Wanneer er sprake is van loden leidingen kan een huurder zijn verhuurder hier dus op aanspreken. Indien de verhuurder weigert de leidingen te vervangen kan de huurder zijn zaak voorleggen aan de Huurcommissie of zo nodig de rechter (…). Hoewel de verhuurder hier formeel niet toe is verplicht acht ik het zeer wenselijk dat de verhuurder de huurder faciliteert bij het drinken van ander water, bijvoorbeeld door het installeren van een tijdelijk tappunt na de meter.
(…).
Drinkwaterbesluit
De haalbaarheid van de norm voor lood aan de tap hangt af van 1) de inspanningen van de drinkwaterbedrijven (tot het punt van de levering), en 2) de inspanningen door woning/gebouw eigenaren voor de binnenhuisinstallaties. Dit is mede de reden dat in de herziene Drinkwaterrichtlijn onderscheid is gemaakt tussen het punt van levering en de tap. Vanuit gezondheidsredenen is het wenselijk om ook de norm voor lood aan de tap te verlagen naar 5 microgram/L. Bij de aanpassing van de Drinkwaterregelgeving, ter implementatie van de Drinkwaterrichtlijn (inwerkingtreding eind 2022) zal voor lood direct de eindnorm van 5 microgram/L aan het punt van levering van het drinkwater door de drinkwaterbedrijven en aan de tap worden ingevoerd. (…).”
1.9.
Ymere heeft de loden waterleidingen in de woning en het pand waarvan de woning deel uitmaakt op 16 juni 2020 vervangen.

Vordering en verweer

2. [eiseres] vordert samengevat, na wijziging van eis, dat Ymere bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis wordt veroordeeld:
om de door [eiseres] verschuldigde huurprijs te verlagen tot een bedrag van 40% van de huurprijs gedurende de periode van 1 februari 2020 tot datum waarop alle gebreken zijn hersteld en geen sprake meer is van verminderd huurgenot;
tot vergoeding van de door [eiseres] geleden materiële schade van € 750,00 vermeerderd met de wettelijke rente;
tot vergoeding van de door [eiseres] geleden immatierile schade van € 1.500,00 te vermeerderen met de wettelijke rente;
tot betaling van de proceskosten.
3. [eiseres] legt aan de vorderingen kort gezegd het volgende ten grondslag.
Uitgaande van het advies van de gezondheidsraad waaruit blijkt dat de norm voor loodgehalte in drinkwater zal worden verlaagd naar 5 microgram per liter, is het door Eurofins gemeten loodgehalte van 9,3 microgram per liter drinkwater te hoog. Daarom is sprake van een gebrek in de woning. Op grond van artikel 7:207 Burgerlijk Wetboek (BW) maakt [eiseres] daarom aanspraak op huurkorting tot 40% van de huurprijs vanaf het moment dat Ymere van dit gebrek op de hoogte was tot het moment dat dit werd verholpen. De materiële schadevergoeding bestaat uit de kosten die [eiseres] heeft moeten maken voor het kopen van flessen drinkwater. De immateriële schadevergoeding dient ter compensatie van de stress en onzekerheid die [eiseres] heeft gehad over de invloed van het loodgehalte in het drinkwater op de gezondheid en ontwikkeling van haar kinderen, aldus steeds [eiseres] .
4. Ymere heeft de vordering gemotiveerd betwist. Het verweer komt aan de orde bij de beoordeling van de vorderingen.

Beoordeling

5. Ymere heeft als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat de huidige Nederlandse en Europese norm voor lood in drinkwater 10 microgram per liter drinkwater bedraagt en dat geen sprake is van een gebrek als bedoeld in het Gebrekenboek van de Huurcommissie of in de zin van artikel 7:204 lid 2 BW, omdat die norm in dit geval niet is overschreden. Daarnaast heeft Ymere aangevoerd dat de testresultaten van Eurofins en Normec Biobeheer geen antwoord kunnen geven op de vraag of sprake is van een gebrek zoals geformuleerd in Qd3 van het Gebrekenboek van de Huurcommissie, omdat het moet gaan om een gemiddelde waarde die een bewoner wekelijks binnenkrijgt. De beschikbare testresultaten zijn daarvoor niet representatief. Om die waarde te kunnen vaststellen dient gebruik te worden gemaakt van de proportionele monstername. Ymere verwijst ter onderbouwing van dat standpunt naar een rapport/memo van het RIVM van 26 maart 2020 (zie 1.7) en een brief van minister K.H. Ollongren aan de Tweede Kamer van 2 juli 2020 (zie 1.8) die volgens Ymere hebben geleid tot voortschrijdend inzicht op dit punt.
6. De kantonrechter stelt in dit verband het volgende voorop. Volgens artikel 7:204 lid 2 BW is een gebrek een staat of eigenschap van de zaak of een andere aan de huurder niet toe te rekenen omstandigheid, waardoor de zaak aan de huurder niet het genot kan verschaffen dat een huurder bij het aangaan van de overeenkomst mag verwachten van een goed onderhouden zaak van de soort als waarop de overeenkomst betrekking heeft. In het Gebrekenboek van de huurcommissie (versie 2017) staat onder Qd3 vermeld dat sprake is van een gebrek in categorie C (als bedoeld in bijlage II bij het Besluit Huurprijzen woonruimte) als het leidingwater van de inpandige drinkwaterinstallatie in de woonruimte op een tappunt een loodverontreiniging van meer dan 10 microgram per liter leidingwater heeft.
7. Niet in geschil is dat zich in de woning van [eiseres] loden leidingen bevonden. Deze zijn inmiddels vervangen. Op basis van een innameberekening en risicobeoordeling van het RIVM heeft de Gezondheidsraad (in haar advies aan de minister van Infrastructuur en Waterstaat van 6 november 2019) geconcludeerd dat de lage blootstelling aan lood voor baby’s en kinderen, maar ook voor volwassenen, schadelijker is dan eerder gedacht. Daarom heeft de Gezondheidsraad aanbevolen om loden waterleidingen te vervangen en de drinkwaternorm van 10 naar 5 microgram per liter te verlagen (zie 1.7). Ook volgens Richtlijn 2020/2184 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (hierna: de herziene Drinkwaterrichtlijn) zal in de toekomst een norm van 5 microgram per liter drinkwater gehaald moeten worden bij het leveringspunt door het drinkwaterbedrijf, en ten minste hiernaar gestreefd moeten worden aan de tap. Dit zijn minimale vereisten. Hieruit, en ook uit de aankondiging dat het kabinet het om gezondheidsredenen wenselijk vindt om ook de norm voor lood aan de tap te verlagen naar 5 microgram per liter (zie 1.8, laatste alinea) – blijkt naar het oordeel van de kantonrechter dat naar huidige inzichten is achterhaald dat pas een risico op gezondheidsschade bestaat als sprake is van een loodgehalte van meer dan 10 microgram per liter drinkwater en dat dat risico ook bestaat als sprake is van een loodgehalte tussen de 5 en 10 microgram per liter drinkwater. Een dergelijk risico op gezondheidsschade kwalificeert naar het oordeel van de kantonrechter als een gebrek als bedoeld in artikel 7:204 lid 2 BW, aangezien een huurder mag verwachten dat hij op elk moment van de dag over een glas kraanwater kan beschikken zonder dat hij wordt blootgesteld aan een risico op gezondheidsschade als gevolg van loodverontreiniging. Dat de herziene Drinkwaterrichtlijn naar verwachting eind 2022 in Nederland wordt geïmplementeerd en dat de nieuwe normen pas vanaf dat moment van overheidswege (jegens drinkwaterleveranciers) te handhaven zijn, maakt dat niet anders. Dat geldt ook voor het feit dat in het Gebrekenboek van de Huurcommissie wordt uitgegaan van een gebrek als de norm van 10 microgram per liter drinkwater is overschreden, aangezien het Gebrekenboek niet limitatief is ten aanzien van de beantwoording van de vraag wat als een gebrek moet worden aangemerkt.
8. Uit de door [eiseres] overgelegde testresultaten van Eurofins – een geaccrediteerde instelling voor het meten van het loodgehalte in het water – blijkt dat na het opendraaien van de keukenkraan in de woning van [eiseres] sprake was van een loodgehalte van 9,3 microgram per liter drinkwater. Daarmee heeft [eiseres] voldoende onderbouwd gesteld dat zij een reële kans heeft gelopen op gezondheidsschade en derhalve dat sprake is van een gebrek als bedoeld in artikel 7:204 lid 2 BW. Normec Biobeheer heeft weliswaar een loodgehalte van 6,89 microgram per liter kraanwater gemeten, maar volgens Ymere zijn deze testresultaten verkregen nadat de kraan een minuut had doorgelopen. Bij een normaal gebruik van de kraan behoeft echter niet te worden verwacht dat deze eerst (ook niet een minuut) moet worden doorgespoeld. In zoverre kunnen de meetresultaten van Normec Biobeheer, nog daargelaten dat Ymere zelf het standpunt heeft ingenomen dat deze niet bruikbaar zijn voor het antwoord op de vraag of sprake is van een gebrek, niet afdoen aan de meetresultaten van Eurofins. Dat geldt ook voor de enkele stelling van Ymere dat slechts de proportionele meetmethode representatief kan worden geacht om vast te stellen of sprake is van een gebrek, temeer omdat Ymere heeft nagelaten om volgens deze methode onderzoek naar de kwaliteit van het drinkwater te doen hetgeen in het kader van de motivering van haar verweer wel van haar had mogen worden verwacht. De stelling van Ymere dat de uitslag van een watertest volgens de RDT methode in het geheel niet representatief zou zijn, wordt bovendien niet gevolgd omdat het RIVM in haar memo na vergelijking van de (door Ymere voorgestane) proportionele monstername met de RDT-methode concludeert dat de RDT-monstername in zekere mate het consumptiepatroon van de gebruiker lijkt weer te geven (zie 1.7, laatste alinea). De RDT-methode is vooralsnog ook de gangbare wijze waarop kraanwatermonsters voor metalen worden genomen.
9. De conclusie van het voorgaande is dat Ymere haar verweer dat geen sprake is van een gebrek onvoldoende handen en voeten heeft gegeven. Daarmee staat naar het oordeel van de kantonrechter vast dat sprake is geweest van het door [eiseres] gestelde gebrek. De kantonrechter zal daarom op grond van artikel 7:207 juncto artikel 7:257 BW bepalen dat een huurkorting met terugwerkende kracht wordt toegepast vanaf 1 februari 2020 tot en met 16 juni 2020. In het feit dat geen sprake is van een loodverontreiniging van meer dan 10 microgram per liter drinkwater – waarvoor in het Gebrekenboek van de Huurcommissie een huurkorting van 60% wordt toegepast – ziet de kantonrechter aanleiding om een huurkorting van 40% van de geldende huurprijs toe te passen. Onbetwist is dat Ymere tijdig van het gebrek in kennis is gesteld en de vordering binnen de vervaltermijn van zes maanden is ingesteld, zodat ook aan de overige vereisten van artikel 7:257 BW is voldaan.
10. De vorderingen tot betaling van schadevergoeding van [eiseres] zijn niet toewijsbaar. De grondslag voor deze vordering heeft [eiseres] niet gesteld. Voor zover zij bedoeld heeft te stellen dat het gebrek moet worden aangemerkt als een tekortkoming van Ymere, heeft zij – tegenover de betwisting door Ymere – niet toegelicht waarom deze tekortkoming aan Ymere kan worden toegerekend.
11. Ymere wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten aan de zijde van [eiseres] belast. Wegens het ontbreken van een wettelijke grondslag is een kostenveroordeling met de verplichting tot betaling van de door de griffier voorgeschoten exploot- en/of advertentiekosten niet mogelijk.

BESLISSING

De kantonrechter:
bepaalt dat de door [eiseres] verschuldigde huurprijs van 1 februari 2020 tot en met 16 juni 2020 wordt verminderd met 40%;
veroordeelt Ymere in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op
griffierecht € 83,00
salaris gemachtigde € 374,00 (2 punten x tarief € 187,00)
-----------
totaal € 457,00 voor zover van toepassing inclusief btw; om tegen bewijs van kwijting te betalen aan [eiseres] :
veroordeelt Ymere in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 62,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat Ymere niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Brokkaar, kantonrechter, en in het openbaar
uitgesproken op 2 maart 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.