Nu het rapport deels is gegrond op de aan de strafzaak ten grondslag liggende wettige bewijsmiddelen, gaat de rechtbank – voor zover de rechtbank hierna niet tot een ander oordeel komt – uit van de juistheid van de berekening. De rechtbank zal per zaaksdossier beoordelen van welke geldbedragen de veroordeelde persoonlijk profijt heeft gehad en welke geldbedragen dus als wederrechtelijk genoten voordeel door de veroordeelde kunnen worden aangemerkt.
4.2.2Zaaknummer AB
Ten aanzien van zaaknummer AB zal de rechtbank per post beoordelen van welke geldbedragen de veroordeelde persoonlijk profijt heeft gehad en welke geldbedragen dus als wederrechtelijk genoten voordeel door de veroordeelde kunnen worden aangemerkt. De rechtbank heeft hierbij telkens (onder meer) acht geslagen op het rapport.
De rechtbank is van oordeel dat het geldbedrag ter hoogte van € 1.004,00, waarvan uit het veroordelend vonnisblijkt dat dit bedrag bestond uit geldbedragen ter hoogte van € 849,00 en € 155,00, welke bedragen toebehoorden aan de ING en op 10 maart 2016 onder het bereik zijn gebracht van veroordeelde, dienen te worden aangemerkt als wederrechtelijk verkregen voordeel. Het geldbedrag ter hoogte van € 1.004,00 is immers onder het bereik gebracht van veroordeelde door geldbedragen ter hoogte van € 849,00 en € 155,00 te pinnen bij [naam winkel] door middel van een betaalpas, die was gekoppeld aan de ING rekening van [naam bedrijf 2] (hierna: [naam bedrijf 2] ), waarna veroordeelde deze bedragen heeft omgezet en daarvan gebruik heeft gemaakt terwijl hij wist dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Opnames [naam bedrijf 2](
witwassen)
In het rapport is het wederrechtelijk verkregen voordeel met betrekking tot de geldopnames van [naam bedrijf 2] als volgt toegelicht en berekend.
Uit de aangifte van de ING blijkt dat in december 2015 een boekje overschrijvingskaarten werd verstuurd naar het adres van rekeninghouder [naam persoon 2] (hierna: [naam persoon 2] ). Dit boekje is nooit bij [naam persoon 2] aangekomen. Deze overschrijvingskaarten zijn vervolgens onder meer gebruikt om in de periode van 22 februari 2016 tot en met 10 maart 2016 een geldbedrag van € 117.024,00 over te boeken naar rekeningnummer [bankrekeningnummer 2] op naam van [naam bedrijf 2] . De wettelijke vertegenwoordiger en enige pashouder van deze rekening betrof [naam persoon 3] (hierna: [naam persoon 3] ). Na deze overboeking is in de periode van 22 februari 2016 tot en met 14 maart 2016 zeven keer een totaalbedrag van € 60.500,00 opgenomen bij servicepunten van de ING in Amsterdam. Het resterende bedrag werd contant opgenomen bij geldautomaten in Amsterdam. Ook werden er in verschillende winkels aankopen gedaan die zijn betaald van de rekening van [naam bedrijf 2] .
Uit het verhoor van [naam persoon 3] blijkt dat hij door iemand was benaderd die hem vertelde dat hij 25% van alle gestorte bedragen zou krijgen indien hij toestond dat er geld op zijn rekening werd gestort en hij zijn bankpas met bijbehorende pincode afstond. Op basis van hetgeen is opgenomen onder ‘ [naam winkel] ’, stelt de rechtbank vast dat veroordeelde in ieder geval op 10 maart 2016 over de bankpas van [naam bedrijf 2] beschikte. Daarnaast werd er op 10 maart 2016 met voornoemde bankpas door een persoon gelijkend op veroordeelde een bedrag opgenomen ter hoogte van € 250,00 bij de ABN-bankautomaat op [straatnaam] te Amsterdam. Voorts werden er in de periode van 1 januari 2016 tot en met 30 april 2016 regelmatig klantgegevens opgezocht op naam van [naam persoon 2] met bankrekening [bankrekeningnummer 3] . Dit gebeurde via een IP-adres dat was gekoppeld aan het adres [adres] . Veroordeelde verbleef op dat moment aan [adres] .
Het rapport stelt op basis van het voorgaande vast dat veroordeelde de contactpersoon is geweest van [naam persoon 3] .
De rechtbank neemt de conclusie uit het rapport over en schat, op basis van het voorgaande, dat veroordeelde 75% van het bedrag van € 60.500,00 heeft gekregen. De rechtbank stelt dan ook vast dat een bedrag ter hoogte van € 45.375,00 (€ 60.500,00 x 0,75) moet worden aangemerkt als wederrechtelijk verkregen voordeel.
Contante opnames(
witwassen)
In het rapport is het wederrechtelijk verkregen voordeel met betrekking tot de contante opnames als volgt toegelicht en berekend.
Uit voornoemde aangifte van de ING en de bankafschriften van het rekeningnummer van [naam bedrijf 2] is gebleken dat met de bankpas van [naam bedrijf 2] een totaalbedrag van € 52.510,00 contant bij geldautomaten is opgenomen in de periode van 16 februari 2016 tot en met 13 maart 2016. Er werden daarbij eerst betalingen verricht bij parkeerautomaten in de buurt van de verblijfplaats van veroordeelde, vermoedelijk om te controleren of het bedrag op de bankpas toereikend was, waarna er meermalen contante geldbedragen werden opgenomen bij betaalautomaten. Deze geldbedragen werden voornamelijk opgenomen in de omgeving van de verblijfplaats van veroordeelde, danwel op locaties waar de veroordeelde kennelijk bekend was. Veroordeelde had op dat moment geen auto op zijn naam staan. Op 10 maart 2016, de datum waarop de rechtbank op basis van hetgeen is opgenomen onder ‘ [naam winkel] ’ en ‘Opnames [naam bedrijf 2] ’ heeft vastgesteld dat veroordeelde in ieder geval over de pas beschikte, werd de bankpas eveneens gebruikt bij een parkeerautomaat in de omgeving van de woonplaats van veroordeelde.
De rechtbank neemt de conclusie uit het rapport over en schat, op basis van het voorgaande, dat het bedrag van € 52.260,00 moet worden aangemerkt als wederrechtelijk verkregen voordeel. Het bedrag van € 52.269,00, dat omtrent deze post in het schema is opgenomen dat is weergegeven op pagina’s 10 en 13 van het rapport, ziet de rechtbank als een verschrijving. Dit bedrag kan namelijk niet worden afgeleid uit het onderliggende ontnemingsdossier.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft veroordeelde op grond van het voorgaande met betrekking tot zaaknummer AB wederrechtelijk voordeel verkregen. Anders dan in de eindconclusie van het rapport op pagina’s 10 en 13 is opgenomen, schat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel van veroordeelde in zaaknummer AB op:
Post
Wederrechtelijk verkregen voordeel
Aankopen [naam winkel]
€ 1.004,00
75% contante opnames [naam bedrijf 2]
€ 45.375,00
Contante opnames
€ 52.260,00
Totaal
€ 98.639,00
4.2.4Zaaknummer AD (feit 3)
De rechtbank stelt vast dat uit het veroordelend vonnisblijkt dat veroordeelde op 24 en 25 februari 2015 een geldbedrag ter hoogte van € 600,00, dat toebehoorde aan de ING, onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel. Veroordeelde heeft daartoe gebruik gemaakt van een frauduleus verkregen toegangscode tot de Saldolijn van de ING, die was gekoppeld aan rekeningnummer [bankrekeningnummer 5] ten name van [naam persoon 5] . Van dit bedrag heeft de ING € 545,46 terug ontvangen. De rechtbank stelt dan ook vast dat het bedrag van € 54,54 (€ 600,00 – € 545,46) kan worden aangemerkt als wederrechtelijk verkregen voordeel.
4.2.5Zaaknummer AG (feit 1 en 2)
De rechtbank is van oordeel dat het bedrag van € 3.720,90, waarvan uit het veroordelend vonnisblijkt dat International Card Services B.V. (hierna: ICS ) dit bedrag heeft gevorderd als materiële schade die aan haar is toegebracht, dient te worden aangemerkt als wederrechtelijk verkregen voordeel. ICS heeft in de periode van in de periode van 1 juni 2015 tot en met 26 augustus 2015 materiële schade geleden tot een bedrag van € 3.900,46 doordat veroordeelde meermalen aanvraagformulieren voor betaalkaarten en/of creditcards, te weten onder meer MasterCards Business, valselijk heeft opgemaakt, opzettelijk daarvan gebruik heeft gemaakt en die aanvraagformulieren voorhanden heeft gehad. Veroordeelde heeft namelijk op naam van [naam bedrijf 4] (hierna: [naam bedrijf 4] ), [naam persoon 6] (hierna: [naam persoon 6] ), [naam persoon 7] (hierna: [naam persoon 7] ) en [naam persoon 8] (hierna: [naam persoon 8] ) aanvraagformulieren ingevuld en ondertekend, telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en die aanvraagformulieren ingediend en verstuurd met het doel dat een betaalkaart werd afgegeven, terwijl hij wist dat die geschriften bestemd waren voor gebruik als waren deze echt en onvervalst.
Voorts heeft ICS deze schade geleden doordat veroordeelde in de periode van 20 januari 2015 tot en met 26 augustus 2015 meermalen en telkens met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid, onder meer ICS heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens. Veroordeelde heeft immers op die manier beschikking verkregen over betaalpassen die toegang gaven tot betaalrekeningen op naam van [naam bedrijf 4] , [naam persoon 6] , [naam persoon 7] en [naam persoon 8] , te weten MasterCard Business van ICS .
4.2.7Zaaknummer AJ (feit 1)
De rechtbank is van oordeel dat het geldbedrag ter hoogte van € 9.097,83, waarvan uit het veroordelend vonnisen het rapportblijkt dat dit bedrag toebehoorde aan Coöperatieve Rabobank U.A. (hierna: Rabobank) en in de periode van 1 juni 2015 tot en met 4 mei 2016 onder het bereik is gebracht van veroordeelde doordat hij telkens overschrijvingskaarten van de Rabobank op naam van [naam persoon 10] , valselijk heeft opgemaakt, daarvan opzettelijk gebruik heeft gemaakt en voorhanden heeft gehad. Veroordeelde heeft immers in strijd met de waarheid overschrijvingskaarten- en formulieren, zijnde geschriften bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen als ware deze echt en onvervalst, ingevuld en ondertekend, telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en door anderen te doen gebruiken, en telkens die overschrijvingsformulieren ingediend en verstuurd met het doel dat er een geldbedrag werd overgemaakt.
4.2.8Zaaknummer AL
Ten aanzien van zaaknummer AL zal de rechtbank per post beoordelen van welke geldbedragen de veroordeelde persoonlijk profijt heeft gehad en welke geldbedragen dus als wederrechtelijk genoten voordeel door de veroordeelde kunnen worden aangemerkt. De rechtbank heeft hierbij telkens (onder meer) acht geslagen op het rapport.
De rechtbank is van oordeel dat het geldbedrag ter hoogte van € 127,50, waarvan uit het veroordelend vonnisblijkt dat dit bedrag toebehoorde aan de ING en op 29 juni 2015 onder het bereik is gebracht van veroordeelde doordat hij gebruik heeft gemaakt van een frauduleus verkregen bankpas op naam van [naam persoon 11] (hierna: [naam persoon 11] ), dient te worden aangemerkt als wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit geldbedrag is immers onder het bereik van veroordeelde gebracht door een OV-chipkaart op te waarderen met voornoemd geldbedrag.
De rechtbank is van oordeel dat het geldbedrag ter hoogte van € 1.028,44, waarvan uit het veroordelend vonnisblijkt dat dit bedrag toebehoorde aan de ING en op 29 juni 2015 onder het bereik is gebracht van veroordeelde doordat hij gebruik heeft gemaakt van een frauduleus verkregen bankpas op naam van [naam persoon 11] , dient te worden aangemerkt als wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit geldbedrag is immers onder het bereik van veroordeelde gebracht doordat hij bij de Media Markt te Amsterdam een iPhone en iPad heeft gekocht. Van dit bedrag is de inbeslaggenomen iPhone teruggegeven aan de Mediamarkt, welke een waarde had van € 699,44. De rechtbank stelt dan ook vast dat het bedrag van € 328,00 (€ 1.028,44 – € 699,44) kan worden aangemerkt als wederrechtelijk verkregen voordeel.
Contante opnames(
witwassen)
In het rapport is het wederrechtelijk verkregen voordeel met betrekking tot de contante opnames als volgt toegelicht en berekend.
Uit het aanvullend onderzoek naar bankrekening [bankrekeningnummer 7] van [naam persoon 11] blijkt dat er in de periode van 26 juni 2015 tot en met 30 juni 2015 een totaalbedrag van € 4.811,50 werd opgenomen bij verschillende geldautomaten en de Kentucky Fried Chicken. Er werden daarbij eerst veelvuldig betalingen verricht bij parkeerautomaten in de buurt van de verblijfplaats van de veroordeelde, vermoedelijk om te controleren of het bedrag op de bankpas toereikend was, waarna er meermalen contante geldbedragen werden opgenomen bij betaalautomaten. Veroordeelde had op dat moment geen auto op zijn naam staan. Op basis van hetgeen hiervoor is opgenomen onder ‘Media Markt’, stelt de rechtbank vast dat veroordeelde in ieder geval op 29 juni 2015 over de bankpas van [naam persoon 11] beschikte. Alle opgenomen contante bedragen werden opgenomen in de omgeving van de verblijfplaats van veroordeelde.
De rechtbank neemt de conclusie uit het rapport over en schat, op basis van het voorgaande, dat een bedrag van € 4.811,50 moet worden aangemerkt als wederrechtelijk verkregen voordeel.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft veroordeelde op grond van het voorgaande inzake AL wederrechtelijk voordeel verkregen. Anders dan in het rapport op pagina 13 is opgenomen, schat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel van veroordeelde in zaaknummer AL op:
Post
Wederrechtelijk verkregen voordeel
OV Chipkaart
€ 127,50
Media Markt
€ 328,00
Contante opnames
€ 4.811,50
Totaal
€ 5.267,00
4.2.9Zaaknummer AM (feit 1)
De rechtbank is van oordeel dat het geldbedrag ter hoogte van € 2.217,22, waarvan uit het veroordelend vonnisen het rapportblijkt dat dit bedrag toebehoorde aan de ABN Amro en in de periode van 1 juni 2015 tot en met 4 mei 2016 onder het bereik is gebracht van veroordeelde doordat hij overschrijvingskaarten van de ABN Amro op naam van [naam persoon 12] , valselijk heeft opgemaakt, daarvan opzettelijk gebruik heeft gemaakt en voorhanden heeft gehad. Veroordeelde heeft immers in strijd met de waarheid overschrijvingskaarten en overschrijvingsformulieren, zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen als ware het echt en onvervalst, ingevuld en ondertekend, telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en door anderen te doen gebruiken, en die overschrijvingsformulieren ingediend en verstuurd met het doel dat een geldbedrag werd overgemaakt.