ECLI:NL:RBAMS:2021:7148

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 december 2021
Publicatiedatum
8 december 2021
Zaaknummer
13/650219-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsvonnis met betrekking tot oplichting, witwassen en valsheid in geschrift

Op 1 december 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam een ontnemingsvonnis uitgesproken in de zaak met parketnummer 13/650219-16. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde, die eerder op 25 juli 2017 was veroordeeld voor oplichting, witwassen en valsheid in geschrift, wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten ter hoogte van € 170.163,33. Dit bedrag moet door de veroordeelde aan de Staat worden terugbetaald. De ontnemingsvordering is ingediend door de officier van justitie op 19 juli 2019 en is behandeld tijdens de zittingen op 5 september 2019 en 20 oktober 2021. De rechtbank heeft in haar oordeel rekening gehouden met de lange duur van de procedure, die de redelijke termijn heeft overschreden met meer dan tweeënhalf jaar. Hierdoor heeft de rechtbank besloten het te ontnemen bedrag met 10% te matigen, met een maximum van € 5.000,00. De rechtbank heeft de verplichting tot betaling van het ontnomen bedrag vastgesteld op € 170.163,33, rekening houdend met eerder terugbetaalde bedragen door de veroordeelde. De rechtbank heeft de wettelijke grondslag voor deze beslissing gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/650219-16
Datum uitspraak: 1 december 2021
Verstek
Vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam, op vordering van de officier van justitie als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak, behorende bij de strafzaak met parketnummer 13/650219-16, tegen:
[veroordeelde] ,
geboren te [geboorteplaats 1] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1972,
ook bekend als
[alias] ,
geboren te [geboorteplaats 2] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1975,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van de vordering van de officier van justitie en het onderzoek op de terechtzittingen van 5 september 2019 en 20 oktober 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de ontnemingsvordering en van wat de officier van justitie, mr. M.E. Woudman, naar voren heeft gebracht.

2.De vordering

De officier van justitie heeft op 19 juli 2019 een ontnemingsvordering (hierna: de vordering) ingediend bij de rechtbank en heeft deze vordering ter terechtzitting van 20 oktober 2021 toegelicht. De vordering strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat. De vordering strekt voorts tot het aan veroordeelde opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van dat geschatte voordeel tot een maximumbedrag van € 175.173,33.

3.De grondslag van de vordering

Veroordelend vonnis
Veroordeelde is bij vonnis van deze rechtbank van 25 juli 2017 [1] (hierna: het veroordelend vonnis) , voor zover relevant, veroordeeld voor de volgende feiten:
ten aanzien van feit 1:
de voortgezette handeling van valsheid in geschrift en opzettelijk voorhanden hebbenengebruik maken van een vals of vervalst geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
en:
de voortgezette handeling van medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd en medeplegen van het opzettelijk voorhanden hebbenengebruik maken van een vals of vervalst geschrift als bedoeld in artikel 225 eerste lid wetboek van strafrecht, als ware het echt en onvervalst;
ten aanzien van feit 2:
oplichting, meermalen gepleegd;
en:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;
en:
diefstal, waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 5:
diefstal, waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 8:
witwassen, meermalen gepleegd.
Voldoende aanwijzing dat [veroordeelde] / [alias] een soortgelijk strafbaar feit heeft begaan
Uit de stukken van de strafzaak is de rechtbank gebleken van de volgende feiten, soortgelijk aan de feiten waarvoor veroordeelde bij het veroordelend vonnis is veroordeeld. Naar het oordeel van de rechtbank bestaan er voldoende aanwijzingen dat deze feiten door veroordeelde zijn begaan, zoals onder 4.2.2. met betrekking tot ‘opnames [naam bedrijf 2] ’ en ‘contante opnames’, en onder 4.2.8. met betrekking tot ‘contante opnames’ wordt vastgesteld.
Deze feiten zijn strafbaar en leveren op:
telkens: witwassen, meermalen gepleegd.

4.Het wederrechtelijk verkregen voordeel

4.1
Inleiding
De vordering is gegrond op het ‘rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict’ van 17 april 2019 [2] (hierna: het rapport). De opsteller van het rapport heeft het wederrechtelijk verkregen voordeel berekend op € 175.323,33. Dit bedrag is gebaseerd op de volgende bedragen uit de respectievelijke zaaksdossiers:
Zaaknummer
Wederrechtelijk verkregen voordeel
AA
€ 40.493,93
AB
€ 98.648,00
AC
€ 3.500,00
AD
€ 54,54
AG
€ 3.720,90
AI
€ 12.322,91
AJ
€ 9.097,83
AL
€ 5.268,00
AM
€ 2.217,22
Totaal
€ 175.323,33
Deze zaaksdossiers maken onderdeel uit van het overkoepelende zaaksdossier in het onderzoek [naam onderzoek] en het eerdergenoemde veroordelend vonnis van de Rechtbank Amsterdam van 25 juli 2017. In het veroordelend vonnis is vastgesteld dat veroordeelde zich in de periode van 20 januari 2015 tot en met 4 mei 2016, al dan niet in vereniging, schuldig heeft gemaakt aan uiteenlopende vermogensdelicten en pogingen daartoe.
Uit het rapport blijkt dat veroordeelde aan ING Bank Nederland N.V. (hierna: ING) reeds een bedrag ter hoogte van € 150,- heeft terugbetaald. Het wederrechtelijk verkregen voordeel is daarom naar beneden bijgesteld op een bedrag van € 175.173,33.
4.2
Wederrechtelijk verkregen voordeel
Nu het rapport deels is gegrond op de aan de strafzaak ten grondslag liggende wettige bewijsmiddelen, gaat de rechtbank – voor zover de rechtbank hierna niet tot een ander oordeel komt – uit van de juistheid van de berekening. De rechtbank zal per zaaksdossier beoordelen van welke geldbedragen de veroordeelde persoonlijk profijt heeft gehad en welke geldbedragen dus als wederrechtelijk genoten voordeel door de veroordeelde kunnen worden aangemerkt.
4.2.1
Zaaknummer AA (feit 3)
De rechtbank is van oordeel dat het geldbedrag ter hoogte van € 40.493,93, waarvan uit het veroordelend vonnis [3] blijkt dat dit geldbedrag toebehoorde aan de ING en in de periode van 24 februari 2016 tot en met 1 maart 2016 onder het bereik is gebracht van veroordeelde en zijn mededaders door middel van een valse sleutel, dient te worden aangemerkt als wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit geldbedrag is immers opgenomen door middel van een frauduleus aangevraagde en onbevoegd verkregen betaalpas op naam van [naam persoon 1] , welke was gekoppeld aan rekeningnummer [bankrekeningnummer 1] ten name van [naam bedrijf 1] , terwijl veroordeelde en zijn mededaders tot het gebruik daartoe telkens niet waren gerechtigd.
4.2.2
Zaaknummer AB
Ten aanzien van zaaknummer AB zal de rechtbank per post beoordelen van welke geldbedragen de veroordeelde persoonlijk profijt heeft gehad en welke geldbedragen dus als wederrechtelijk genoten voordeel door de veroordeelde kunnen worden aangemerkt. De rechtbank heeft hierbij telkens (onder meer) acht geslagen op het rapport. [4]
[naam winkel](
feit 8)
De rechtbank is van oordeel dat het geldbedrag ter hoogte van € 1.004,00, waarvan uit het veroordelend vonnis [5] blijkt dat dit bedrag bestond uit geldbedragen ter hoogte van € 849,00 en € 155,00, welke bedragen toebehoorden aan de ING en op 10 maart 2016 onder het bereik zijn gebracht van veroordeelde, dienen te worden aangemerkt als wederrechtelijk verkregen voordeel. Het geldbedrag ter hoogte van € 1.004,00 is immers onder het bereik gebracht van veroordeelde door geldbedragen ter hoogte van € 849,00 en € 155,00 te pinnen bij [naam winkel] door middel van een betaalpas, die was gekoppeld aan de ING rekening van [naam bedrijf 2] (hierna: [naam bedrijf 2] ), waarna veroordeelde deze bedragen heeft omgezet en daarvan gebruik heeft gemaakt terwijl hij wist dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Opnames [naam bedrijf 2](
witwassen)
In het rapport is het wederrechtelijk verkregen voordeel met betrekking tot de geldopnames van [naam bedrijf 2] als volgt toegelicht en berekend.
Uit de aangifte van de ING blijkt dat in december 2015 een boekje overschrijvingskaarten werd verstuurd naar het adres van rekeninghouder [naam persoon 2] (hierna: [naam persoon 2] ). Dit boekje is nooit bij [naam persoon 2] aangekomen. Deze overschrijvingskaarten zijn vervolgens onder meer gebruikt om in de periode van 22 februari 2016 tot en met 10 maart 2016 een geldbedrag van € 117.024,00 over te boeken naar rekeningnummer [bankrekeningnummer 2] op naam van [naam bedrijf 2] . De wettelijke vertegenwoordiger en enige pashouder van deze rekening betrof [naam persoon 3] (hierna: [naam persoon 3] ). Na deze overboeking is in de periode van 22 februari 2016 tot en met 14 maart 2016 zeven keer een totaalbedrag van € 60.500,00 opgenomen bij servicepunten van de ING in Amsterdam. Het resterende bedrag werd contant opgenomen bij geldautomaten in Amsterdam. Ook werden er in verschillende winkels aankopen gedaan die zijn betaald van de rekening van [naam bedrijf 2] .
Uit het verhoor van [naam persoon 3] blijkt dat hij door iemand was benaderd die hem vertelde dat hij 25% van alle gestorte bedragen zou krijgen indien hij toestond dat er geld op zijn rekening werd gestort en hij zijn bankpas met bijbehorende pincode afstond. Op basis van hetgeen is opgenomen onder ‘ [naam winkel] ’, stelt de rechtbank vast dat veroordeelde in ieder geval op 10 maart 2016 over de bankpas van [naam bedrijf 2] beschikte. Daarnaast werd er op 10 maart 2016 met voornoemde bankpas door een persoon gelijkend op veroordeelde een bedrag opgenomen ter hoogte van € 250,00 bij de ABN-bankautomaat op [straatnaam] te Amsterdam. Voorts werden er in de periode van 1 januari 2016 tot en met 30 april 2016 regelmatig klantgegevens opgezocht op naam van [naam persoon 2] met bankrekening [bankrekeningnummer 3] . Dit gebeurde via een IP-adres dat was gekoppeld aan het adres [adres] . Veroordeelde verbleef op dat moment aan [adres] .
Het rapport stelt op basis van het voorgaande vast dat veroordeelde de contactpersoon is geweest van [naam persoon 3] .
De rechtbank neemt de conclusie uit het rapport over en schat, op basis van het voorgaande, dat veroordeelde 75% van het bedrag van € 60.500,00 heeft gekregen. De rechtbank stelt dan ook vast dat een bedrag ter hoogte van € 45.375,00 (€ 60.500,00 x 0,75) moet worden aangemerkt als wederrechtelijk verkregen voordeel.
Contante opnames(
witwassen)
In het rapport is het wederrechtelijk verkregen voordeel met betrekking tot de contante opnames als volgt toegelicht en berekend.
Uit voornoemde aangifte van de ING en de bankafschriften van het rekeningnummer van [naam bedrijf 2] is gebleken dat met de bankpas van [naam bedrijf 2] een totaalbedrag van € 52.510,00 contant bij geldautomaten is opgenomen in de periode van 16 februari 2016 tot en met 13 maart 2016. Er werden daarbij eerst betalingen verricht bij parkeerautomaten in de buurt van de verblijfplaats van veroordeelde, vermoedelijk om te controleren of het bedrag op de bankpas toereikend was, waarna er meermalen contante geldbedragen werden opgenomen bij betaalautomaten. Deze geldbedragen werden voornamelijk opgenomen in de omgeving van de verblijfplaats van veroordeelde, danwel op locaties waar de veroordeelde kennelijk bekend was. Veroordeelde had op dat moment geen auto op zijn naam staan. Op 10 maart 2016, de datum waarop de rechtbank op basis van hetgeen is opgenomen onder ‘ [naam winkel] ’ en ‘Opnames [naam bedrijf 2] ’ heeft vastgesteld dat veroordeelde in ieder geval over de pas beschikte, werd de bankpas eveneens gebruikt bij een parkeerautomaat in de omgeving van de woonplaats van veroordeelde.
De rechtbank neemt de conclusie uit het rapport over en schat, op basis van het voorgaande, dat het bedrag van € 52.260,00 moet worden aangemerkt als wederrechtelijk verkregen voordeel. Het bedrag van € 52.269,00, dat omtrent deze post in het schema is opgenomen dat is weergegeven op pagina’s 10 en 13 van het rapport, ziet de rechtbank als een verschrijving. Dit bedrag kan namelijk niet worden afgeleid uit het onderliggende ontnemingsdossier.
Conclusie zaaknummer AB
Naar het oordeel van de rechtbank heeft veroordeelde op grond van het voorgaande met betrekking tot zaaknummer AB wederrechtelijk voordeel verkregen. Anders dan in de eindconclusie van het rapport op pagina’s 10 en 13 is opgenomen, schat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel van veroordeelde in zaaknummer AB op:
Post
Wederrechtelijk verkregen voordeel
Aankopen [naam winkel]
€ 1.004,00
75% contante opnames [naam bedrijf 2]
€ 45.375,00
Contante opnames
€ 52.260,00
Totaal
€ 98.639,00
4.2.3
Zaaknummer AC (feit3)
De rechtbank is van oordeel dat het geldbedrag ter hoogte van € 3.500,00, waarvan uit het veroordelend vonnis [6] blijkt dat dit bedrag toebehoorde aan de ING en op 20 en 23 februari 2015 onder het bereik is gebracht van veroordeelde door middel van een valse sleutel, dient te worden aangemerkt als wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit geldbedrag is immers onder het bereik van veroordeelde gebracht door middel van een frauduleus verkregen toegangscode tot de Saldolijn van de ING, gekoppeld aan rekeningnummer [bankrekeningnummer 4] ten name van [naam persoon 4] , tot het gebruik waartoe de veroordeelde telkens niet was gerechtigd.
4.2.4
Zaaknummer AD (feit 3)
De rechtbank stelt vast dat uit het veroordelend vonnis [7] blijkt dat veroordeelde op 24 en 25 februari 2015 een geldbedrag ter hoogte van € 600,00, dat toebehoorde aan de ING, onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel. Veroordeelde heeft daartoe gebruik gemaakt van een frauduleus verkregen toegangscode tot de Saldolijn van de ING, die was gekoppeld aan rekeningnummer [bankrekeningnummer 5] ten name van [naam persoon 5] . Van dit bedrag heeft de ING € 545,46 terug ontvangen. De rechtbank stelt dan ook vast dat het bedrag van € 54,54 (€ 600,00 – € 545,46) kan worden aangemerkt als wederrechtelijk verkregen voordeel.
4.2.5
Zaaknummer AG (feit 1 en 2)
De rechtbank is van oordeel dat het bedrag van € 3.720,90, waarvan uit het veroordelend vonnis [8] blijkt dat International Card Services B.V. (hierna: ICS ) dit bedrag heeft gevorderd als materiële schade die aan haar is toegebracht, dient te worden aangemerkt als wederrechtelijk verkregen voordeel. ICS heeft in de periode van in de periode van 1 juni 2015 tot en met 26 augustus 2015 materiële schade geleden tot een bedrag van € 3.900,46 doordat veroordeelde meermalen aanvraagformulieren voor betaalkaarten en/of creditcards, te weten onder meer MasterCards Business, valselijk heeft opgemaakt, opzettelijk daarvan gebruik heeft gemaakt en die aanvraagformulieren voorhanden heeft gehad. Veroordeelde heeft namelijk op naam van [naam bedrijf 4] (hierna: [naam bedrijf 4] ), [naam persoon 6] (hierna: [naam persoon 6] ), [naam persoon 7] (hierna: [naam persoon 7] ) en [naam persoon 8] (hierna: [naam persoon 8] ) aanvraagformulieren ingevuld en ondertekend, telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en die aanvraagformulieren ingediend en verstuurd met het doel dat een betaalkaart werd afgegeven, terwijl hij wist dat die geschriften bestemd waren voor gebruik als waren deze echt en onvervalst.
Voorts heeft ICS deze schade geleden doordat veroordeelde in de periode van 20 januari 2015 tot en met 26 augustus 2015 meermalen en telkens met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid, onder meer ICS heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens. Veroordeelde heeft immers op die manier beschikking verkregen over betaalpassen die toegang gaven tot betaalrekeningen op naam van [naam bedrijf 4] , [naam persoon 6] , [naam persoon 7] en [naam persoon 8] , te weten MasterCard Business van ICS .
4.2.6
Zaaknummer AI (feit 3)
De rechtbank is van oordeel dat het geldbedrag ter hoogte van € 12.322,91, waarvan uit het veroordelend vonnis [9] en het rapport [10] blijkt dat dit bedrag toebehoorde aan ABN AMRO Bank N.V. (hierna: ABN Amro) en in de periode van 13 april 2016 tot en met 25 april 2016 onder het bereik is gebracht van veroordeelde en een mededader door middel van een valse sleutel, dient te worden aangemerkt als wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit geldbedrag is immers onder het bereik van veroordeelde en zijn mededader gebracht door middel van frauduleus verkregen overboekingsformulieren van rekeningnummer [bankrekeningnummer 6] ten name van [naam persoon 9] , tot het gebruik waartoe veroordeelde en zijn mededader telkens niet waren gerechtigd.
4.2.7
Zaaknummer AJ (feit 1)
De rechtbank is van oordeel dat het geldbedrag ter hoogte van € 9.097,83, waarvan uit het veroordelend vonnis [11] en het rapport [12] blijkt dat dit bedrag toebehoorde aan Coöperatieve Rabobank U.A. (hierna: Rabobank) en in de periode van 1 juni 2015 tot en met 4 mei 2016 onder het bereik is gebracht van veroordeelde doordat hij telkens overschrijvingskaarten van de Rabobank op naam van [naam persoon 10] , valselijk heeft opgemaakt, daarvan opzettelijk gebruik heeft gemaakt en voorhanden heeft gehad. Veroordeelde heeft immers in strijd met de waarheid overschrijvingskaarten- en formulieren, zijnde geschriften bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen als ware deze echt en onvervalst, ingevuld en ondertekend, telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en door anderen te doen gebruiken, en telkens die overschrijvingsformulieren ingediend en verstuurd met het doel dat er een geldbedrag werd overgemaakt.
4.2.8
Zaaknummer AL
Ten aanzien van zaaknummer AL zal de rechtbank per post beoordelen van welke geldbedragen de veroordeelde persoonlijk profijt heeft gehad en welke geldbedragen dus als wederrechtelijk genoten voordeel door de veroordeelde kunnen worden aangemerkt. De rechtbank heeft hierbij telkens (onder meer) acht geslagen op het rapport. [13]
OV Chipkaart(
feit 5)
De rechtbank is van oordeel dat het geldbedrag ter hoogte van € 127,50, waarvan uit het veroordelend vonnis [14] blijkt dat dit bedrag toebehoorde aan de ING en op 29 juni 2015 onder het bereik is gebracht van veroordeelde doordat hij gebruik heeft gemaakt van een frauduleus verkregen bankpas op naam van [naam persoon 11] (hierna: [naam persoon 11] ), dient te worden aangemerkt als wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit geldbedrag is immers onder het bereik van veroordeelde gebracht door een OV-chipkaart op te waarderen met voornoemd geldbedrag.
Media Markt(
feit 5)
De rechtbank is van oordeel dat het geldbedrag ter hoogte van € 1.028,44, waarvan uit het veroordelend vonnis [15] blijkt dat dit bedrag toebehoorde aan de ING en op 29 juni 2015 onder het bereik is gebracht van veroordeelde doordat hij gebruik heeft gemaakt van een frauduleus verkregen bankpas op naam van [naam persoon 11] , dient te worden aangemerkt als wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit geldbedrag is immers onder het bereik van veroordeelde gebracht doordat hij bij de Media Markt te Amsterdam een iPhone en iPad heeft gekocht. Van dit bedrag is de inbeslaggenomen iPhone teruggegeven aan de Mediamarkt, welke een waarde had van € 699,44. De rechtbank stelt dan ook vast dat het bedrag van € 328,00 (€ 1.028,44 – € 699,44) kan worden aangemerkt als wederrechtelijk verkregen voordeel.
Contante opnames(
witwassen)
In het rapport is het wederrechtelijk verkregen voordeel met betrekking tot de contante opnames als volgt toegelicht en berekend.
Uit het aanvullend onderzoek naar bankrekening [bankrekeningnummer 7] van [naam persoon 11] blijkt dat er in de periode van 26 juni 2015 tot en met 30 juni 2015 een totaalbedrag van € 4.811,50 werd opgenomen bij verschillende geldautomaten en de Kentucky Fried Chicken. Er werden daarbij eerst veelvuldig betalingen verricht bij parkeerautomaten in de buurt van de verblijfplaats van de veroordeelde, vermoedelijk om te controleren of het bedrag op de bankpas toereikend was, waarna er meermalen contante geldbedragen werden opgenomen bij betaalautomaten. Veroordeelde had op dat moment geen auto op zijn naam staan. Op basis van hetgeen hiervoor is opgenomen onder ‘Media Markt’, stelt de rechtbank vast dat veroordeelde in ieder geval op 29 juni 2015 over de bankpas van [naam persoon 11] beschikte. Alle opgenomen contante bedragen werden opgenomen in de omgeving van de verblijfplaats van veroordeelde.
De rechtbank neemt de conclusie uit het rapport over en schat, op basis van het voorgaande, dat een bedrag van € 4.811,50 moet worden aangemerkt als wederrechtelijk verkregen voordeel.
Conclusie zaaknummer AL
Naar het oordeel van de rechtbank heeft veroordeelde op grond van het voorgaande inzake AL wederrechtelijk voordeel verkregen. Anders dan in het rapport op pagina 13 is opgenomen, schat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel van veroordeelde in zaaknummer AL op:
Post
Wederrechtelijk verkregen voordeel
OV Chipkaart
€ 127,50
Media Markt
€ 328,00
Contante opnames
€ 4.811,50
Totaal
€ 5.267,00
4.2.9
Zaaknummer AM (feit 1)
De rechtbank is van oordeel dat het geldbedrag ter hoogte van € 2.217,22, waarvan uit het veroordelend vonnis [16] en het rapport [17] blijkt dat dit bedrag toebehoorde aan de ABN Amro en in de periode van 1 juni 2015 tot en met 4 mei 2016 onder het bereik is gebracht van veroordeelde doordat hij overschrijvingskaarten van de ABN Amro op naam van [naam persoon 12] , valselijk heeft opgemaakt, daarvan opzettelijk gebruik heeft gemaakt en voorhanden heeft gehad. Veroordeelde heeft immers in strijd met de waarheid overschrijvingskaarten en overschrijvingsformulieren, zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen als ware het echt en onvervalst, ingevuld en ondertekend, telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en door anderen te doen gebruiken, en die overschrijvingsformulieren ingediend en verstuurd met het doel dat een geldbedrag werd overgemaakt.
4.3
Conclusie
Op grond van het bovenstaande schat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel van veroordeelde op:
Zaaknummer
Wederrechtelijk verkregen voordeel
AA
€ 40.493,93
AB
€ 98.639,00
AC
€ 3.500,00
AD
€ 54,54
AG
€ 3.720,90
AI
€ 12.322,91
AJ
€ 9.097,83
AL
€ 5.267,00
AM
€ 2.217,22
Totaal
€ 175.313,33
De rechtbank ontleent deze schatting aan de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

5.De verplichting tot betaling

Uit het rapport blijkt dat veroordeelde aan de ING reeds een bedrag ter hoogte van € 150,- heeft terugbetaald. Het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt daarom naar beneden bijgesteld op een bedrag van € 175.163,33 (€ 175.313,33 - € 150,00).
De rechtbank is van oordeel dat de redelijke termijn is overschreden. De redelijke termijn is aangevangen op 19 januari 2017, de datum waarop de officier van justitie een ontnemingsvordering heeft aangekondigd aan de veroordeelde. Wat de berechting van de zaak in eerste aanleg betreft, heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting in beginsel dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar, nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals een ingewikkelde zaak en de invloed van de verdediging op het procesverloop.
Het vonnis is gewezen op 25 juli 2017. Op 5 september 2019 heeft in deze zaak een pro forma zitting plaatsgevonden. De behandeling van de vordering had toen inhoudelijk behandeld kunnen worden. Sinds de ontnemingsvordering is er ruim viereneenhalf jaar verstreken, terwijl deze lange periode van inactiviteit niet gerechtvaardigd was. Dit betekent dat de redelijke termijn is overschreden met een periode van ruim tweeënhalf jaar.
De rechtbank bepaalt dat in verband met deze overschrijding van de redelijke termijn en in overeenstemming met de geldende jurisprudentie op dat gebied van de Hoge Raad [18] het te ontnemen bedrag met 10% zal worden gematigd, waarbij in beginsel een bedrag van € 5.000,00 als maximum wordt gehanteerd. De rechtbank ziet in het onderhavige geval geen aanleiding om af te wijken van dit maximumbedrag.
De rechtbank bepaalt het te ontnemen bedrag op € 170.163,33 (€ 175.163,33 - € 5.000,00).
De rechtbank merkt voorts op dat het conservatoir beslag in de executiefase met het te ontnemen bedrag verrekend kan worden.

6.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Stelt vast als wederrechtelijk verkregen voordeel een bedrag van
€ 170.163,33.
Legt op aan
[veroordeelde]alias
[alias]de verplichting tot betaling van
€ 170.163,33(zegge: honderdzeventigduizend honderddrieënzestig euro en drieëndertig eurocent) aan de Staat.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste door de officier van justitie kan worden gevorderd met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering en conform de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) op 1.080 (duizendtachtig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. R.A. Sipkens en B. Yeşilgöz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Gigengack, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 december 2021.

Voetnoten

1.[…]
2.[…]
3.[…]
4.[…]
5.[…]
6.[…]
7.[…]
8.[…]
9.[…]
10.[…]
11.[…]
12.[…]
13.[…]
14.[…]
15.[…]
16.[…]
17.[…]
18.[…]