Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 6 mei 2021, met producties,
- het bewijs van inschrijving Kadaster, overgelegd door Damborg,
- de conclusie van antwoord van [gedaagde] , met producties,
- de akte wijziging van eis en overleggen nadere productie van Damborg, met een productie,
- de akte houdende reactie op eiswijziging,
- het tussenvonnis van 20 oktober 2021, waarbij de rechtbank een verschijning van partijen heeft bepaald,
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 8 november 2021 en de daarin genoemde processtukken, waaronder de incidentele conclusie houdende provisionele vordering ex artikel 223 lid 1 Rv tot opheffing van conservatoir beslag, met een productie.
2.De feiten
3.Het geschil
in de hoofdzaak
4.De beoordeling
in de hoofdzaak
[gedaagde] zou dus ook na verkoop en levering met de koper te maken hebben en voor zijn onderdak zelfs van die koper afhankelijk zijn. Vertrouwen in de persoon van/achter die koper was dus essentieel voor hem. Ook dat pleit tegen een haastig gesloten mondelinge overeenkomst. Ten slotte bleef geheel in het midden wat er met de kennis zou gebeuren die sinds 1990 op de begane grond woonde. Hem zou [gedaagde] op korte termijn uitsluitsel moeten geven.
1.126,00(2 punten × tarief € 563,00)
Een belangenafweging leidt niet tot een ander oordeel. [gedaagde] moet op zijn 72ste nu eindelijk de beschikking krijgen over de verkoopopbrengst, waarvan hij zijn vaste lasten en advocaatkosten moet betalen. Damborg zal zich over haar teleurstelling heen moeten zetten en zich op andere aantrekkelijke projecten moeten richten.