In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 september 2021 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was ingediend door de Procura Generale presso la Corte di Appello di Reggio Calabria. De vordering dateert van 23 juli 2021 en betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Polen, die op dat moment gedetineerd was in Nederland. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting op 20 juli 2021, waarbij de officier van justitie mr. C.L.E. McGivern aanwezig was en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.A.A.P. van Hees.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De opgeëiste persoon heeft verklaard dat de in het EAB vermelde personalia correct zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft ook de relevante wetsbepalingen in acht genomen, waaronder artikel 180 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 van de OLW.
Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de overlevering toe te staan, waarbij de opgeëiste persoon moet worden overgeleverd aan de Italiaanse autoriteiten voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van 10 maanden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW.