Op 23 november 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Spaanse autoriteiten. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betreft strafbare feiten die volgens Spaans recht zijn gepleegd. De opgeëiste persoon, die zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit heeft, heeft zich verweerd met een onschuldverweer, stellende dat hij de feiten waarvoor hij wordt verdacht niet heeft gepleegd. Hij verbleef in de relevante periode in Nederland voor revalidatie na een ernstige lachgasverslaving.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en het EAB beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon niet overtuigend heeft aangetoond dat hij niet betrokken was bij de strafbare feiten, ondanks zijn claim dat iemand anders zich met zijn identiteitsdocumenten heeft gelegitimeerd. De rechtbank heeft de argumenten van de officier van justitie in overweging genomen en geconcludeerd dat het onschuldverweer niet slaagde.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn. De overlevering van de opgeëiste persoon aan de Spaanse autoriteiten is derhalve toegestaan. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren, en is openbaar uitgesproken.