ECLI:NL:RBAMS:2021:7247

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 november 2021
Publicatiedatum
13 december 2021
Zaaknummer
13/752033-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Belgisch Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 november 2021 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat door België was uitgevaardigd. De vordering, ingediend door de officier van justitie, betreft de overlevering van een opgeëiste persoon die in Nederland gedetineerd is. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en geconstateerd dat hij de Belgische nationaliteit heeft. Het EAB is uitgevaardigd op 17 september 2021 en betreft een vrijheidsstraf van vijf jaar, opgelegd door het Hof van Beroep in Gent op 16 februari 2021. De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in België beoordeeld, waarbij de raadsvrouw van de opgeëiste persoon aanvoerde dat er een risico bestaat op schending van artikel 4 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie, dat bescherming biedt tegen onmenselijke of vernederende behandeling. De officier van justitie stelde echter dat de Belgische autoriteiten voldoende garanties hebben gegeven met betrekking tot de detentieomstandigheden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de algemene detentiegarantie van 9 september 2021 voldoende waarborgen biedt en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering toe te staan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752033-21
RK nummer: 21/5338
Datum uitspraak: 23 november 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 29 september 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 17 september 2021 door
het Parket bij het Hof van Beroep te Gent(België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland
gedetineerd in [detentieadres]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 9 november 2021.
Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie
mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. R. Poyraz, advocaat te Den Haag.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Belgische nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een voor tenuitvoerlegging vatbaar arrest, gewezen op 16 februari 2021 door het Hof van Beroep met referentie 2019/PGG/3027 – C262/21.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 5 jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 1769 dagen.
De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Weigeringsgrond van artikel 12 OLW

Standpunten
De raadsvrouw en de officier van justitie hebben zich niet uitgelaten over artikel 12 OLW.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest van het Hof van Beroep Gent d.d. 16 februari 2021 terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid. Volgens informatie van het EAB was de opgeëiste persoon op de hoogte van het voorgenomen proces in hoger beroep en is hij tijdens dat proces door een door hem gemachtigde raadsman ter zitting verdedigd. Ten slotte staat in het EAB vermeld dat voornoemd arrest voor tenuitvoerlegging vatbaar is.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de situatie zoals bedoeld in artikel
12, aanhef en onder b, OLW zich voordoet, zodat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is.

5.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 18, te weten:
Georganiseerde of gewapende diefstal.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

6.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden België

Standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft ter zitting aangevoerd dat ondanks de algemene detentiegarantie van
9 september 2021 er nog steeds sprake is van een algemeen gevaar van schending van artikel 4 Handvest ten aanzien van de detentieomstandigheden in België, zoals vastgesteld in het arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 16 maart 2021 (Pîrjoleanu/België). De Belgische Minister van Justitie zegt er alles aan te doen om de detentieomstandigheden in België te verbeteren maar is daar nog steeds niet in geslaagd.
Ten slotte voert de raadsvrouw aan dat er nog wel eens wat mis gaat en dat overgeleverde opgeëiste personen ondanks de algemene detentiegarantie toch worden gedetineerd onder omstandigheden die in strijd zijn met de door de Belgische autoriteiten verstrekte garantie.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat door de algemene detentiegarantie van
9 september 2021 het eerder door de rechtbank vastgestelde algemene gevaar van schending van artikel 4 Handvest, ten aanzien van de zeven Belgische detentiecentra waar sprake is van grondslapers, is weggenomen. Het is inderdaad wel eens mis gegaan bij de plaatsing van een opgeëiste persoon in een Belgische detentie instelling en daar heeft het IRC de Belgische autoriteiten op aangesproken waarna het meteen is aangepast.
Oordeel van de rechtbank
Bij uitspraak van 22 juni 2021 [1] heeft de rechtbank geconcludeerd dat in België een reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling voor gedetineerden die terecht komen in een instelling waar sprake is van ‘grondslapers’, alsmede waar sprake is van niet-afgeschermde toiletten in meerpersoonscellen. De detentie-instellingen waar hiervan sprake is, zijn: Antwerpen, Gent, Brugge, Oudenaarde, Hasselt, Dendermonde en Mechelen.
De rechtbank stelt vast dat er bij brief van 9 september 2021, afkomstig van de Directeur-generaal bij het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele Rechten en Vrijheden, een algemene detentiegarantie is gegeven:
“(…)
Zoals Minister Van Quickenborne recent toelichtte in het parlement, slapen in sommige gevangenissen gedetineerden op een extra matras. Dit fenomeen is allerminst een algemeen fenomeen.
(…)
De heer Minister is zich ter dege bewust van deze problematiek en doet er alles aan om het probleem te verhelpen zodat deze toestand zo snel mogelijk van de baan zal zijn.
Bovendien garanderen wij dat in de gevangenissen waarin dit fenomeen zich voordoet, er zal op toegezien worden dat de overgeleverden niet zullen worden opgesloten in een dergelijke afdeling zodat de overgeleverde personen ten minste over 3m² personal space beschikken exclusief de sanitaire blokken.
Waarborgen in verband met de plaats van opsluiting:
Als algemene regel, kunnen in België de volgende algemene waarborgen gegeven worden bij een overlevering in het kader van de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel :
-
De overgeleverde persoon zal in een cel worden opgesloten waarvan de oppervlakte en de
inrichting beantwoordt aan de normen van het CPT van de Europese Raad (minimum 3m2).
Dit zowel wanneer hij alleen verblijft in een cel als wanneer hij een daarvoor aangepaste en
grotere cel deelt met een andere persoon.
-
De sanitaire blokken, doorgaans voorzien van een wasbak en toilet, zijn afgescheiden van de
rest van de cel door een muur of door een scherm. Soms is er ook een douche voorzien. In dat
geval is het sanitair complex afgescheiden van de rest van de cel.
Wij garanderen specifiek dat wat betreft overgeleverde personen deze enkel zullen worden opgesloten in een cel waar het sanitaire blok volledig is afgesloten of dat zij zich alleen in een cel
bevinden zodat er geen probleem kan ontstaan met de privacy.(…)”
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. De rechtbank is van oordeel dat voldoende vaststaat dat de hiervoor genoemde brief van de Belgische autoriteiten van
9 september 2021 in elke overleveringszaak zal worden nageleefd, zoals de Belgische autoriteiten in bedoelde brief hebben bevestigd. De rechtbank vindt het daarom niet langer noodzakelijk dat voor elke individuele opgeëiste persoon een detentiegarantie wordt gevraagd bij de Belgische autoriteiten, zoals reeds is overwogen in de uitspraak van de rechtbank van
7 oktober 2021 [2] . De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de algemene detentiegarantie ook geldt voor de opgeëiste persoon. Daar doet niet aan af dat een opgeëiste persoon in het verleden wel eens is geplaatst in een Belgische detentie instelling onder omstandigheden die in strijd waren met voornoemde garantie omdat die situatie, zo blijkt uit hetgeen daarover door de officier van justitie naar voren is gebracht, is hersteld.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[de opgeëiste persoon]aan
het Parket bij het Hof van Beroep te Gent(België).
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en H.G. van der Wilt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 23 november 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.