Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Amtsgericht Mönchengladbach(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
Amtsgericht Mönchengladbachvan 7 februari 2018, onherroepelijk sinds 23 juli 2018 (referentie: 90 Ls-700 Js 2002/17-108/17).
4.Strafbaarheid: feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW
medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3,onder A gegeven verbod -volgt dat de ten uitvoer te leggen vrijheidsstraf is opgelegd voor een feit dat ook naar Nederlands recht strafbaar is en dat de opgelegde vrijheidsstraf niet de toepasselijke Nederlandse wettelijke strafmaxima overstijgt. De opgelegde sanctie is naar haar aard niet onverenigbaar met het Nederlands recht. Voor een aanpassing van de opgelegde vrijheidsstraf overeenkomstig artikel 6a, derde tot en met vijfde lid, OLW is daarom geen plaats.
6.Slotsom
7.Toepasselijke wetsbepalingen
8.Beslissing
[de opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Mönchengladbach(Duitsland)
[de opgeëiste persoon] ;
mr. J.G. Vegter voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en H.G. van der Wilt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 23 november 2021.