ECLI:NL:RBAMS:2021:7315
Rechtbank Amsterdam
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Vordering tot medewerking aan levering van woning in kort geding met betrekking tot hypotheek en geldlening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 10 december 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en [gedaagden]. [Eiser] vorderde dat de gedaagden zouden meewerken aan de levering van een woning, die in het kader van een echtscheiding aan een derde was verkocht. De gedaagden, waaronder [gedaagde 1], voerden verweer en stelden dat zij recht hadden op een bedrag van € 233.769,16 dat in depot bij de notaris zou blijven totdat duidelijk was of [gedaagde 1] recht had op dit bedrag. De voorzieningenrechter oordeelde dat [eiser] een spoedeisend belang had bij zijn vorderingen, omdat de bank had aangegeven dat de woning uiterlijk op 15 december 2021 geleverd moest worden. De rechter concludeerde dat er geen grond was voor de vordering van [eiser] om de gedaagden te veroordelen tot het ondertekenen van een royementsverklaring, omdat [gedaagde 1] een vordering had die onder de hypotheek viel. De vordering van [gedaagde 2] om [eiser] te veroordelen tot medewerking aan de verkoop werd toegewezen, met de bepaling dat het bedrag van € 233.769,16 in depot bleef bij de notaris totdat [gedaagde 1] aan de notaris een vonnis kon tonen of een overeenkomst kon overleggen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten droeg.