Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
verschenen bij [naam 1] ,
rechtshelper mr. S.A. Geerdink,
1.De procedure
Bij de mondelinge behandeling waren – voor zover van belang – aanwezig:
Na verder debat is vonnis bepaald op 20 december 2021.
2.De feiten
Bij wijze van hoge uitzondering plaatsen wij [minderjarige] (…) in het eerste leerjaar van het vwo. Dit ondanks het officiële basisschooladvies van vmbo-t/havo, afkomstig van haar basisschool [naam school] .Wij denken dat zij met de juiste werkhouding en begeleiding van school en extern een goed kans van slagen heeft om de didactische achterstand in te lopen. Voorwaarde voor succes is dat er afspraken gemaakt en nageleefd moeten worden.Wij zullen een plan van aanpak ontwikkelen in samenwerking met [minderjarige] , moeder en alle betrokken externe hulpverleners. In dat plan van aanpak leggen wij evaluatiemomenten vast waarbij het mogelijk is dat de geplande koers wordt gewijzigd teneinde [minderjarige] de juiste begeleiding aan te bieden. Een van de afspraken is in elk geval dat [minderjarige] ondersteuning krijgt van onze BPO’er (begeleider passend onderwijs).Wij verwachten dat [minderjarige] zich 100% inzet om de gemaakte afspraken na te komen. Mocht het noodzakelijk zijn om [minderjarige] te verplaatsen naar een ander niveau dan verwachten wij hierbij alle medewerking van moeder. (…)
3.Het geschil
primair
subsidiair
meer subsidiaireen voorziening te treffen die erop gericht is om [minderjarige] een individueel onderwijsprogramma te bieden, onder begeleiding en verantwoordelijkheid van het [gedaagde] , dat [minderjarige] in staat stelt haar vwo-diploma te halen;
met veroordeling van het [gedaagde] in de kosten van dit geding.
[eiseres] heeft te kennen gegeven dat 2 havo geen passend onderwijs is. Toen is door de school aangegeven dat 2 gymnasium misschien toch mogelijk zou zijn, indien een financiële bijdrage geregeld zou kunnen worden voor extra ondersteuning. Dit heeft kennelijk tot niets geleid want [minderjarige] is op de eerste schooldag van het nieuwe jaar op botte wijze naar huis gestuurd. Nadien is geen andere school gevonden.
De grondslag van de vorderingen van [eiseres] is artikel 17b lid 1 van de wet op het voortgezet onderwijs. De school heeft een zorgplicht voor [minderjarige] . Er is geen andere school voor [minderjarige] , dus het [gedaagde] blijft verantwoordelijk. Ook vordert [eiseres] nakoming van de onder 2.1 genoemde overeenkomst. De school is hierin tekortgeschoten. Zo is nooit een BPO’er ingeschakeld.
heeft een spoedeisend belang bij toewijzing van haar vorderingen. [minderjarige] zit al vanaf augustus 2021 thuis. Zij probeert weliswaar de lesstof van 2 gymnasium op eigen wijze te volgen, maar de school is hierin belemmerend. Ook de leerplichtambtenaar heeft aangegeven dat deze situatie niet langer acceptabel is.
De school is van mening dat het aanbod [minderjarige] in 2 havo te plaatsen, waarbij zij ondersteuning krijgt van deskundigen, passend is. Dit is wat de school in alle redelijkheid kan aanbieden. Hierbij is rekening gehouden met de door [minderjarige] behaalde resultaten in combinatie met haar behoefte. Ook is van belang dat op het [gedaagde] opstromen naar vwo altijd nog mogelijk is.
De door [minderjarige] behaalde resultaten voldoen niet aan de normen voor een bevordering naar 2 gymnasium. Zij heeft te laag gescoord op 9 van de 12 vakken. De deskundigen hebben geconcludeerd dat de school, gezien haar mogelijkheden, voldoende interne hulp heeft geboden.
Verder is van belang dat [minderjarige] in 2020 bij hoge uitzondering een kans is geboden. Ondanks het vmbo-t/havo advies kon zij worden geplaatst op het gymnasium. In de overeenkomst van augustus 2020 is al rekening gehouden met de mogelijkheid van “afstroom” naar een lager niveau. Verder is onjuist dat de school zou hebben gezegd dat [minderjarige] in 2 gymnasium zou kunnen worden geplaats als hiervoor een financiële bijdrage zou worden geregeld.
Ook ziet de school geen tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst van augustus 2020. Die overeenkomst houdt geen resultaatsverbintenis in; de school heeft [minderjarige] een
kansgeboden en zij heeft zich hiervoor op tal van manieren ingespannen. Tot slot ontbreekt de noodzakelijke vertrouwensbasis tussen het [gedaagde] en [eiseres] , die nodig zou zijn bij toewijzing van de vorderingen.
4.De beoordeling
508,00