Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[eiseres sub 2] B.V.gevestigd te [vestigingsplaats 3] ,
gevoegde partij aan de zijde van eiseres,
advocaat mr. H.J. Hagemans te Amsterdam,
[gedaagde sub 3],
1.De procedure
Alle partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
aan de zijde van [gedaagde sub 1] : mr. Teggelaar;
aan de zijde van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] : [gedaagde sub 3] met mr. Vijftigschild.
Na verder debat is vonnis bepaald op 15 december 2021.
2.De feiten
[gedaagde sub 2] houdt 55,01% van de aandelen in [gedaagde sub 1] . [eiseres sub 1] houdt 29,99 % van de aandelen in [gedaagde sub 1] en [eiseres sub 2] houdt de overige 15%. [eiseres sub 1] heeft haar aandelenbelang in november 2018 verkregen tegen betaling van € 250.000,-.
Aan [eiseres sub 1] was de toegang tot deze vergadering ontzegd per e-mail van 4 november 2021. [eiseres sub 1] zou als ‘bad leaver’ in de zin van de aandeelhoudersovereenkomst na sommatie haar verplichting tot aanbieding niet zijn nagekomen, met als gevolg dat zij geen vergaderrecht en geen stemrecht meer zou hebben volgens artikel 14 lid 5 van de statuten van [gedaagde sub 1] . [naam aandeelhouder] , bestuurder van [eiseres sub 1] , is fysiek de toegang tot de vergadering ontzegd. Op deze vergadering heeft [gedaagde sub 2] bekend gemaakt met Abiom Communication Systems (A.C.S.) B.V. (Abiom) te zijn overeengekomen dat die vennootschap de activa en passiva van [gedaagde sub 1] overneemt.
3.Het geschil
1. [gedaagde sub 2] met onmiddellijke ingang te schorsen als bestuurder van [gedaagde sub 1] (totdat in een bodemprocedure anders zal worden besloten);
2. [gedaagde sub 2] op straffe van dwangsommen te verbieden bestuurshandelingen te verrichten;
3. het stemrecht van [gedaagde sub 2] verbonden aan haar aandelen in [gedaagde sub 1] te schorsen voor de duur van drie maanden;
5. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] op straffe van dwangsommen te verbieden uitvoering te geven aan besluiten waarvoor blijkens de aandeelhoudersovereenkomst goedkeuring van de algemene vergadering van aandeelhouders is vereist, waaronder nadrukkelijk begrepen de uitvoering van de activa/passiva transactie met Abiom;
6. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] op straffe van dwangsommen te veroordelen om de in de brief van 15 oktober 2021 genoemde informatie over de activa/passiva transactie met Abiom te verstrekken, waaronder nadrukkelijk begrepen de koopovereenkomst en andere met Abiom gesloten overeenkomsten (zoals overeenkomsten van arbeid, opdracht, geldlening en/of winstdeling);
7. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] op straffe van dwangsommen te veroordelen alle tussen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in de periode van 1 april 2021 tot 9 november 2021 gevoerde correspondentie met betrekking tot Abiom te verstrekken;
8. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] op straffe van dwangsommen te veroordelen het aanbieden en verkopen van de aandelen van [eiseres sub 1] in [gedaagde sub 1] te staken en gestaakt te houden, totdat in een bodemprocedure is komen vast te staan dat [eiseres sub 1] (zoals [gedaagde sub 2] beweert) tot het aanbieden van die aandelen (overeenkomstig artikel 14 van de statuten) verplicht is;
9. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] op straffe van dwangsommen te veroordelen een afschrift te verstrekken van de notulen van de vergadering van 5 november 2021;
10. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] op straffe van dwangsommen te veroordelen een afschrift te verstrekken van de correspondentie waaruit blijkt onder welke voorwaarden [gedaagde sub 1] en Abiom hebben ingeschreven op een aanbesteding die is uitgeschreven door de politie te Brussel;
11. [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
12. [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hoofdelijk te veroordelen in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.
qua liquiditeit prima zat”. Dit plan is er echter nooit gekomen. Kort na die vergadering, op 5 augustus 2021, ontving [eiseres sub 1] een e-mail van [naam adviseur] , die als adviseur van [gedaagde sub 1] was ingeschakeld, waaruit volgde dat er behoorlijke investeringen nodig waren, dat de onderneming die middelen niet had, en ook niet in staat was die uit haar lopende activiteiten of via haar aandeelhouders te genereren. Ook stond in die e-mail dat er een bieding lag van Abiom ter hoogte van € 1,- voor 100% van de aandelen en dat het enige reële alternatief hiervoor zou zijn om de activiteiten van de onderneming te staken. Een en ander riep veel vragen op bij [eiseres sub 1] en zij was teleurgesteld in het handelen van [gedaagde sub 3] . Volgens [eiseres sub 1] liet [gedaagde sub 3] zijn eigen belang (een arbeidsovereenkomst met Abiom?) zwaarder wegen dan dat van [gedaagde sub 1] . In juli 2021 had hij nota bene nog te kennen gegeven de toekomst van [gedaagde sub 1] rooskleurig in te zien en om die reden valt niet in te zien waarom [gedaagde sub 2] ineens zo’n haast had met verkoop. Verder is [eiseres sub 1] van mening dat zij steeds niet de informatie kreeg van [gedaagde sub 2] waarop zij blijkens de aandeelhoudersovereenkomst recht had. Al met al werd het [eiseres sub 1] steeds duidelijker dat de handelwijze van [gedaagde sub 2] de activiteiten van [gedaagde sub 1] schaadt en afbreuk doet aan de waarde van [gedaagde sub 1] . Zo heeft [gedaagde sub 1] het contract met haar belangrijkste sales medewerker niet verlengd, worden er gesprekken gevoerd met Abiom over indiensttreding van de software ontwikkelaar van [gedaagde sub 1] ( [naam 3] ) en onderhandelt ook [gedaagde sub 3] met Abiom om daar in dienst te treden. Alle waardevolle onderdelen van [gedaagde sub 1] zouden dan voor € 1,- toevallen aan Abiom. [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] zouden met lege handen achterblijven en [gedaagde sub 3] zou als enige partij profiteren van deze transactie. Een en ander klemt te meer omdat een objectief verifieerbare onderbouwing ontbreekt. Wanneer [eiseres sub 1] zich roert wordt zij onder druk gezet om de vereiste toestemming voor de transactie met Abiom te verlenen.
Als drukmiddel wordt [eiseres sub 1] er nu van beschuldigd diverse bepalingen uit de aandeelhoudersovereenkomst te hebben geschonden. Om die reden zou zij een direct opeisbare boete verschuldigd zijn. Ook wordt zij ervan beschuldigd een “
bad leaver” te zijn, op grond waarvan zij de plicht zou hebben vóór 14 oktober 2021 haar aandelen aan te bieden, bij gebreke waarvan [eiseres sub 1] haar vergader- en stemrecht niet langer zou kunnen uitoefenen. Een en ander wordt uitdrukkelijk betwist door [eiseres sub 1] . Het zijn juist [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] die in strijd hebben gehandeld met de statuten en de aandeelhoudersovereenkomst door geen informatie over de onderhandelingen met Abiom te verstrekken. Vervolgens is [eiseres sub 1] tot haar grote verbazing geweigerd op de aandeelhoudersvergadering van 5 november 2021, nota bene de vergadering waarop [gedaagde sub 2] de activa/passiva transactie met Abiom bekend heeft gemaakt. Bij deze transactie is niet voldaan aan de voorwaarde dat 70% van de aandeelhouders hiermee moet instemmen. Al met al heeft [eiseres sub 1] gegronde redenen om aan een juist beleid of aan een juiste gang van zaken te twijfelen. Er is hoe dan ook sprake van een tegenstrijdig belang aan de zijde van de bestuurder van [gedaagde sub 1] .
Verder heeft [gedaagde sub 1] aangevoerd dat [eiseres sub 1] in haar dagvaarding heeft gehandeld in strijd met de waarheidsplicht van artikel 21 Rv. Zo doet [eiseres sub 1] het in haar dagvaarding voorkomen dat de activa van [gedaagde sub 1] voor € 1,- aan Abiom worden verkocht en dat [gedaagde sub 3] in dienst zou treden bij Abiom, dit alles over de rug van de aandeelhouders. [eiseres sub 1] schetst een beeld waarvan zij weet dat het niet overeenstemt met de werkelijkheid; zij beschikt immers over informatie over een bod van Abiom van
€ 250.000,-. [gedaagde sub 3] heeft uitdrukkelijk verklaard niet in dienst te treden bij Abiom.
Met verwijzing naar de in het geding gebrachte verklaring van [naam adviseur] , voert [gedaagde sub 1] verder aan dat medio 2021 bleek dat haar onderneming niet levensvatbaar is. Er waren slechts twee opties, te weten het staken van de activiteiten of verkoop van de aandelen of de activa van de onderneming. Uiteindelijk bleek slechts één gegadigde (Abiom) geïnteresseerd in overname van de activa. Bij die overname is van belang dat [gedaagde sub 2] een vordering heeft op [gedaagde sub 1] (op grond van in het verleden ingebrachte activa en op grond van onbetaalde managementfees). De opbrengst van de verkoop van de activa van [gedaagde sub 1] dient als eerste te worden aangewend om de vordering van [gedaagde sub 2] te voldoen. Het was duidelijk dat [eiseres sub 1] , die op de hoogte was van het bestaan van de vordering van [gedaagde sub 2] , hier geen genoegen mee wilde nemen. Om die reden is [eiseres sub 1] , gedreven door eigenbelang, gaan proberen om de door [gedaagde sub 1] ontwikkelde software te verkopen aan de belangrijkste concurrent (Zepcam). Daarbij is [eiseres sub 1] allerlei acties gaan uitvoeren achter de rug van [gedaagde sub 2] om. Mede om deze reden dient uiterst terughoudend te worden omgegaan met het verstrekken van informatie aan [eiseres sub 1] . Dit vormt ook de reden dat [eiseres sub 1] de deur is gewezen tijdens de algemene vergadering van aandeelhouders van 5 november 2021.
stelt nu wel dat voor de transactie met Abiom vereist is dat 70% van de aandeelhouders ermee instemt, maar zij miskent daarmee dat het bestuur van [gedaagde sub 1] in een uiterst lastige situatie verkeerde en beslissingen moest nemen. Een andere optie was er simpelweg niet, aldus ook de verklaring van [naam adviseur] , waarbij nog van belang is dat [eiseres sub 1] en [eiseres sub 2] voldoende gelegenheid is gegeven om met alternatieven te komen, maar dat hebben nagelaten. Ook in dit geding komt [eiseres sub 1] niet met het antwoord op de prangende vraag wat [gedaagde sub 1] anders had moeten doen dan haar activa verkopen aan Abiom.
Tot slot voert [gedaagde sub 1] aan dat het bij de vorderingen 6, 7, 9 en 10 gaat om het verstrekken van informatie. In dit geval is niet voldaan aan de eisen die artikel 843a Rv stelt aan toewijzing van dergelijke vorderingen.
assetsvan [gedaagde sub 1] aan een concurrent te verkopen. Als gevolg hiervan moet [eiseres sub 1] haar aandelen aanbieden aan de overige aandeelhouders. Het verwijt aan het adres van [eiseres sub 1] houdt verder in dat zij zich steeds meer als bestuurder ging opstellen. Bij alle acties die zij uitvoerde ging zij alleen uit van haar eigen belang en handelde zij op ontoelaatbare en onrechtmatige wijze. Zij schond haar geheimhoudingsverplichting en voerde steeds aan dat haar geen informatie werd verstrekt, terwijl het tegendeel waar is. Ook beschuldigde zij het bestuur steeds ervan dat het onbetrouwbaar en leugenachtig was en ongeschikt om de vennootschap te besturen.
4.De beoordeling
Deze voorzieningenrechter is dus bevoegd.
bad leaver’, die geen vergader- en stemrecht meer heeft en haar aandelen moet aanbieden. Aan [naam aandeelhouder] is daadwerkelijk de toegang tot de aandeelhoudersvergadering van 5 november 2021 ontzegd.