In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 22 december 2021, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een WIA-uitkering beoordeeld. Eiseres, die als cateringmedewerker werkte, had zich op 5 december 2017 ziekgemeld en ontving gedurende 104 weken een Ziektewetuitkering. Na deze periode werd haar aanvraag voor een WIA-uitkering afgewezen op basis van een beoordeling die concludeerde dat zij 0% arbeidsongeschikt was. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 11 november 2021 behandeld, waarbij zowel eiseres als de vertegenwoordiger van de verweerder aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de WIA-aanvraag terecht was, en dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek voldoende zorgvuldig is uitgevoerd. Eiseres had aangevoerd dat zij niet fysiek was gezien door de verzekeringsarts, maar de rechtbank concludeert dat de verzekeringsarts voldoende heeft gemotiveerd dat een spreekuurcontact in haar geval geen toegevoegde waarde had.
Daarnaast werd er ook gekeken naar de vaststelling van de beperkingen en de functionele mogelijkhedenlijst (FML). Eiseres stelde dat haar beperkingen waren onderschat, maar de rechtbank oordeelt dat de rapporten van de verzekeringsartsen aan de vereisten voldeden en dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar beperkingen onjuist waren vastgesteld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de WIA-uitkering door de verweerder wordt bevestigd.