ECLI:NL:RBAMS:2021:7649

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 december 2021
Publicatiedatum
27 december 2021
Zaaknummer
C/13/710207 / KG ZA 21-954
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van overwaarde en medewerking verkoop woningen tussen ex-partners na langdurige scheiding

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding tussen twee ex-partners, heeft de voorzieningenrechter op 28 december 2021 uitspraak gedaan over de verdeling van de overwaarde van twee woningen en de medewerking aan de verkoop van een van deze woningen. De partijen, die al sinds 2011 uit elkaar zijn, hebben gezamenlijk drie kinderen en zijn betrokken bij een langdurig conflict over de financiële afwikkeling van hun gezamenlijke eigendommen. De vrouw vorderde onder andere dat de man zou meewerken aan de verkoop van de woning aan [adres 2] en de verdeling van de overwaarde van de woning aan [adres 1]. De man voerde verweer en stelde dat hij meer recht had op de overwaarde, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat het in het belang van beide partijen en hun kinderen was om snel tot een zakelijke afwikkeling te komen. De rechtbank oordeelde dat de overwaarde van de woning aan [adres 1] gelijkelijk verdeeld moest worden en dat de man zijn medewerking aan de verkoop van de woning aan [adres 2] moest verlenen. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van de vrouw grotendeels toe en bepaalde dat de netto-opbrengst van de verkoop van de woning aan [adres 2] ook bij helfte verdeeld moest worden. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/710207 / KG ZA 21-954 EAM/MAH
Vonnis in kort geding van 28 december 2021
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres bij dagvaarding van 26 november 2021 en eiswijziging van 13 december 2021,
advocaat mr. M.A. Johannsen te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. K.R. Lieuw On te Amsterdam.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man worden genoemd.

1.De procedure

Op de zitting van 14 december 2021 waren partijen aanwezig met hun advocaten. De vrouw heeft de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding en de eiswijziging toegelicht. De man heeft verweer gevoerd. Beide partijen hebben producties ingediend en de man ook een pleitnota. Tenslotte is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad van 1993 tot april 2011. Zij hebben gezamenlijk drie kinderen, waarvan de jongste nog minderjarig is.
2.2.
De vrouw is op 13 september 2014 getrouwd met [naam] ; zij wonen samen.
2.3.
Partijen hebben twee woningen gezamenlijk in eigendom (gehad):
- [adres 1] en
- [adres 2] .
2.4.
De vrouw en de kinderen van partijen hebben vanaf 2004 in de woning aan de [adres 1] gewoond. Deze woning is op 19 juni 2018 notarieel geleverd aan een derde. Omdat partijen het niet eens waren over de verdeling van de overwaarde van € 19.945,67 is dat bedrag blijven staan op de derdenrekening van de notaris, die het nadien heeft overgemaakt naar de derdenrekening van mr. M. Bosman (voormalig advocaat van de vrouw). Daar staat het nog altijd.
2.5.
De woning aan de [adres 2] is vanaf de aanschaf tot eind april 2018 verhuurd geweest aan verschillende derden. In mei 2018 zijn de vrouw en de kinderen van partijen in deze woning gaan wonen.
2.6.
De man heeft in 2015 in kort geding gevorderd – samengevat - de vrouw te veroordelen tot medewerking aan de verkoop van beide woningen en te bepalen dat uitsluitend de vrouw draagplichtig is voor de (achterstallige) betalingen aan de hypotheekverstrekkers. Bij vonnis van 1 oktober 2015 heeft de Rechtbank Midden-Nederland alle vorderingen van de man afgewezen.
2.7.
De vrouw heeft in 2020 in een bodemprocedure bij deze rechtbank gevorderd de man te veroordelen om mee te werken aan de uitbetaling aan haar van de geparkeerde overwaarde van de [adres 1] van € 19.945,67, omdat zij een vordering van € 28.363,14 op hem stelde te hebben vanwege – kort gezegd – kosten in verband met de woningen. Bij vonnis van 23 juni 2021 zijn haar vorderingen afgewezen, onder compensatie van de proceskosten. Daarbij heeft de rechtbank ten overvloede overwogen:
“3.8. (…) Uit de stukken komt duidelijk naar voren dat hoofdzakelijk de vrouw het beheer en onderhoud van de woningen op zich heeft genomen en zorg heeft gedragen voor voldoening van de lasten van de woningen en de man zich niet bijzonder heeft ingespannen om hieraan bij te dragen. Het is denkbaar dat de vrouw hieraan meer heeft uitgegeven dan zij op grond van de onderlinge verhouding van haar en de man had hoeven doen. Gezien echter het lange tijdsverloop en de afwezigheid van een volledig overzicht van de inkomsten en lasten van de woningen zijn deze uitgaven thans niet voldoende concreet vast te stellen.”
2.8.
Tegen dit vonnis is geen hoger beroep ingesteld.
2.9.
In de afgelopen jaren heeft (de advocaat van) de man de vrouw herhaaldelijk gemaand tot betaling van achterstallige hypotheeklasten, waarop hij werd aangesproken door de bank.
2.10.
Bij brief van 30 augustus 2021 heeft de (toenmalige advocaat van) de vrouw voorgesteld om, teneinde het geschil over de verdeling van de overwaarde van de [adres 1] op te lossen en verder oplopen van de kosten te voorkomen, het bedrag van € 19.945,67 bij helfte te verdelen. Daarnaast staat in de brief het volgende. Het verzoek aan de man is om akkoord te gaan met het spoedig in de verkoop brengen van de [adres 2] via Alex van Keulen Makelaars – die volgens de vrouw gunstige voorwaarden hanteert. De vrouw verlaat namelijk 1 september 2021 de [adres 2] omdat zij een andere woning heeft gevonden. Indien de man akkoord gaat met 50/50 verdeling van de overwaarde van de [adres 1] , stelt de vrouw voor de door de man verschuldigde bijdrage in de eigenaarslasten van de [adres 2] te laten zitten en na verkoop de overwaarde van de [adres 2] bij helfte te verdelen.
2.11.
Na rappel op 20 september 2021 heeft mr. Lieuw On bij e-mail van 6 oktober 2021 namens de man het voorstel van de hand gewezen. Hij heeft voorgesteld grote prioriteit te geven aan de gezamenlijke aanwijzing van een (andere) makelaar om de [adres 2] te verkopen en vervolgens te trachten om tot een oplossing te komen met betrekking tot de verdeling van de overwaarde van beide woningen.

3.Het geschil

3.1.
De vrouw vordert, na eiswijziging:
I. de man te veroordelen om aan mr. Bosman toestemming en medewerking te verlenen en verder ook alles te doen wat redelijkerwijs nodig is om te doen zodat mr. Bosman bevoegd en voldoende gemachtigd is de op haar derdengeldenrekening, althans die van haar kantoor, bewaarde gelden evenredig en gelijkelijk (50/50) aan de vrouw en de man uit te keren;
II. te bepalen dat het vonnis in de plaats treedt van de medewerking dan wel toestemming van de man indien hij niet binnen 3 dagen na het vonnis gevolg heeft gegeven aan de vordering onder I;
III. de man te veroordelen om toestemming en medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de woning aan de [adres 2] en verder ook alles te doen wat redelijkerwijs nodig is om te doen - waaronder het ondertekenen van de koopovereenkomst - om voornoemde woning te verkopen en te leveren aan de kopers, mede omvattende de inschakeling/instandhouding van de bemoeienissen van makelaar Alex van Keulen Makelaars & Taxateurs;
IV. te bepalen dat het vonnis in de plaats treedt van de medewerking dan wel toestemming van de man indien de man niet binnen 14 dagen na het vonnis gevolg heeft gegeven aan de vordering onder III;
V. te bepalen dat de netto-opbrengst van de verkoop van de woning aan de [adres 2] , voldoening van de hypothecaire verplichtingen, en na betaling van de makelaar, bij helfte zal worden verdeeld en de man te veroordelen om hieraan zijn volledige en onvoorwaardelijke medewerking te verlenen en de notaris voldoende te machtigen om hieraan te kunnen voldoen;
Vl. De man te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
De Man voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vrouw stelt dat het, nu partijen al sinds 2011 uit elkaar zijn, ongezond is dat zij nog altijd financieel met elkaar zijn verbonden. Bovendien dreigt volgens haar door de tegenwerking van de man de kandidaat-koper voor de [adres 2] en/of de makelaar zich nu terug te trekken. Het spoedeisend belang is daarmee gegeven.
4.2.
Ter zitting heeft de man verklaard dat ook hij belang hecht aan een snelle afwikkeling van zaken. Partijen en hun advocaten hebben kort voor de zitting overlegd over een minnelijke regeling, maar zijn er net niet uitgekomen; het hangt op de bezwaren van de man tegen de makelaar van de vrouw en de verdeling van de overwaarde van beide woningen (de man meent dat hem mogelijk meer toekomt dan de vrouw).
Verdeling overwaarde [adres 1]
4.3.
Uitgangspunt is dat op grond van artikel 3:178 lid 1 Burgerlijk Wetboek ieder van de deelgenoten te allen tijde verdeling van een gemeenschappelijk goed kan vorderen. Partijen zijn het er wel over eens dat het depotbedrag van bijna € 20.000 verdeeld moet worden, maar drie jaar na de overdracht van de [adres 1] verschillen zij nog altijd van mening welk bedrag aan wie toekomt.
4.4.
Nu partijen gezamenlijk eigenaar waren van de [adres 1] dient na de verkoop de opbrengst in beginsel bij helfte te worden verdeeld. De vrouw meende dat het gehele depotbedrag van bijna € 20.000 aan haar moest worden uitgekeerd omdat zij een grotere vordering had op de man, maar haar vordering is in het – inmiddels onherroepelijke - bodemvonnis van 23 juni 2021 afgewezen. Zij heeft zich daarbij neergelegd en is nu bereid genoegen te nemen met de helft van het depotbedrag. De man stelt zich in dit kort geding op het standpunt dat het depotbedrag pas kan worden verdeeld nadat de vrouw rekening en verantwoording heeft afgelegd over het beheer over de beide woningen. Hij heeft aangevoerd dat dan wellicht blijkt dat hem (meer) geld toekomt. Met name zouden volgens de man mogelijk moeten worden verrekend bedragen van € 3.452,66, € 8.722,33 en/of €16.000,00 en € 54.887,00. Deze bedragen houden volgens de stellingen van de man kennelijk verband met een hypotheekachterstand september-november 2017 ten aanzien van de [adres 1] , met de aflossing van persoonlijke leningen van de vrouw uit de hypotheek en met een hypothecaire lening uit 2002 die door de vrouw niet voor verbouwing van de woningen zou zijn gebruikt. De vrouw heeft gemotiveerd bestreden dat zij deze bedragen of een deel daarvan aan de man verschuldigd is.
4.5.
De voorzieningenrechter constateert dat partijen in de afgelopen jaren vele procedures hebben gevoerd, maar dat de man geen rekening en verantwoording van de vrouw heeft gevorderd. Ook niet in de bodemprocedure die tot het recente vonnis van 23 juni 2021 heeft geleid. Mede gezien het grote tijdsverloop (de man beroept zich onder meer op gebeurtenissen uit 2002) moet dit nu als een gepasseerd station worden beschouwd. Overigens zijn het bestaan en de omvang van de door hem genoemde vorderingen ook volstrekt niet aannemelijk geworden.
4.6.
Het is in het belang van beide partijen – en van hun kinderen – dat zij nu op korte termijn eindelijk ook zakelijk uit elkaar gaan. De man zegt het hiermee eens te zijn, maar uit het dossier blijkt dat hij steeds nieuwe obstakels opwerpt. Het heeft er alle schijn van dat hij de ontvlechting probeert te traineren. Kortom, niet aannemelijk is geworden dat er redenen zijn om het depotbedrag anders dan 50/50 te verdelen. Vorderingen I en II zullen gezien dit alles worden toegewezen.
Medewerking verkoop [adres 2]
4.7.
Beide partijen willen dat de [adres 2] snel wordt verkocht. Die staat nu leeg, de kosten lopen door en de man betaalt daaraan nog altijd niets – terwijl partijen gezamenlijk eigenaar zijn. De man heeft overigens zelf in 2015 al (medewerking door de vrouw aan de) verkoop van de woning gevorderd en onlangs nog die wens in een e-mail van 14 mei 2021 (van mr. Lieuw On aan mr. Bos) herhaald. De vrouw heeft inmiddels met behulp van Alex van Keulen Makelaars een kandidaat-koper gevonden, die de [adres 2] wil kopen voor € 330.000,00. Dat is boven de vraagprijs van € 315.000,00. Niet gesteld of gebleken is dat dit geen gunstige transactie is of dat makelaar Van Keulen niet goed of te duur zou zijn. Dat is ook niet waarschijnlijk, omdat de vrouw zelf ook belang heeft bij een verkoop tegen de meest gunstige voorwaarden. De man lijkt vooral bezwaar te hebben tegen deze makelaar omdat hij niet gekend zou zijn in de keuze voor deze makelaar. De advocaat van de vrouw heeft hem echter de naam van makelaar Van Keulen op 30 augustus 2021 voorgelegd, maar de man heeft ervoor gekozen om daar pas vijf weken later, na te zijn gerappelleerd, op te reageren.
4.8.
De conclusie is dat de man zijn medewerking op onredelijke gronden weigert en dat vorderingen III en IV zullen worden toegewezen op de manier zoals vermeld in de beslissing. De vrouw heeft zich bereid verklaard om desnoods mede of uitsluitend de door de man gewenste makelaar Linger OG in te schakelen, als het huis nu maar snel wordt verkocht. Twee makelaars is echter niet praktisch en voor vervanging van de al ingewerkte makelaar Van Keulen door een andere makelaar is, gezien hetgeen in 4.7 is overwogen, geen redelijke grond. Ook als de huidige kandidaat-koper intussen onverhoopt is afgehaakt dient de man bij de zoektocht naar een nieuwe koper de adviezen (omtrent vraagprijs, laatprijs, bezichtigingen, en dergelijke) van makelaar Van Keulen op te volgen.
4.9.
Voor de netto opbrengst van de aanstaande verkoop van de [adres 2] geldt, evenals voor die van de [adres 1] , dat er geen grond is om deze anders dan 50/50 te verdelen. Verwezen wordt naar hetgeen onder 4.3 tot en met 4.6 is overwogen. Vordering V zal worden toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Proceskosten
4.10.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt de man om aan mr. Bosman toestemming en medewerking te verlenen en verder ook alles te doen wat redelijkerwijs nodig is om te doen zodat mr. Bosman bevoegd en voldoende gemachtigd is de op haar derdengeldenrekening, althans die van haar kantoor, bewaarde gelden evenredig en gelijkelijk (50/50) aan de vrouw en de man uit te keren;
5.2.
bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de medewerking dan wel toestemming van de man indien hij niet binnen drie dagen na betekening van dit vonnis gevolg heeft gegeven aan de veroordeling onder 5.1;
5.3.
veroordeelt de man om medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van de woning aan de [adres 2] en verder ook alles te doen wat redelijkerwijs nodig is om te doen - waaronder het ondertekenen van de koopovereenkomst - om voornoemde woning te verkopen en te leveren aan de koper(s), mede omvattende het opvolgen van de adviezen van makelaar Alex van Keulen Makelaars & Taxateurs, ook als er een nieuwe koper zou moeten worden gezocht omdat de huidige kandidaat-koper (zie 4.7) afhaakt;
5.4.
bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vereiste medewerking (volmacht) van de man (als bedoeld in artikel 3:300 lid 1 BW) voor het aangaan van de koopovereenkomst en het verlijden van de notariële akte van levering, indien de man niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis gevolg heeft gegeven aan de veroordeling onder 5.3;
5.5.
bepaalt dat de netto-opbrengst van de verkoop van de woning aan de [adres 2] , na voldoening van de hypothecaire verplichtingen en na betaling van de makelaar, bij helfte tussen partijen zal worden verdeeld;
5.6.
veroordeelt de man om aan deze verdeling zijn volledige en onvoorwaardelijke medewerking te verlenen en de notaris voldoende te machtigen om hieraan te kunnen voldoen;
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 december 2021. [1]
Bij afwezigheid van mr. Messer is dit vonnis ondertekend door mr. I.H.J. Konings, voorzieningenrechter, die het vonnis uitsprak.

Voetnoten

1.type: MAH