ECLI:NL:RBAMS:2021:7759

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 december 2021
Publicatiedatum
5 januari 2022
Zaaknummer
13/752208-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel door de Rechtbank Amsterdam

Op 22 december 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 29 oktober 2021 en werd behandeld tijdens een openbare zitting op 8 december 2021. De opgeëiste persoon, geboren in 1958 in Polen, was gedetineerd in Nederland en had geen vaste woon- of verblijfplaats. Tijdens de zitting werd hij bijgestaan door zijn raadsman, mr. V.G. Kraal, en een tolk in de Poolse taal.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en onderzocht of de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) van toepassing was. De rechtbank concludeerde dat de opgeëiste persoon in persoon was gedagvaard voor eerdere processen, maar niet aanwezig was geweest. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden zoals genoemd in artikel 12 OLW zich niet hadden voorgedaan, waardoor de weigeringsgrond niet van toepassing was.

De rechtbank heeft verder vastgesteld dat het EAB voldeed aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen andere weigeringsgronden waren die aan de overlevering in de weg stonden. De feiten waarvoor de overlevering werd verzocht, betroffen onder andere zware mishandeling, oplichting en diefstal. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, en de uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, met de griffier aanwezig. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752208-21
RK nummer: 21/5849
Datum uitspraak: 22 december 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 29 oktober 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 6 oktober 2021 door de
Regional Court in Radom(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1958,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 8 december 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. V.G. Kraal, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van de
Regional Court in Radomvan 25 november 2008 (II K 107/08). Daarnaast wordt melding gemaakt van een verzamelvonnis van de
District Court in Radomvan 25 mei 2010 (II K 962/08) waarbij de straffen zijn samengevoegd die zijn opgelegd bij de vonnissen van:
  • de
  • de
  • de
In het EAB en in de aanvullende informatie, verstrekt op 10 november 2021 door de
Provincial Court in Radom, staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de processen die tot de bovenstaande vonnissen van 25 november 2008, 18 januari 2002, 26 maart 2004 en 10 juli 2007 hebben geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van twee vrijheidsstraffen, voor de duur van respectievelijk:
  • 8 jaren op grond van het vonnis van 25 november 2008; en
  • 4 jaren op grond van de uitspraak van 25 mei 2010,
door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat.
Van deze straffen resteren volgens het EAB nog respectievelijk:
  • 8 maanden en 17 dagen; en
  • 1 jaar, 3 maanden en 18 dagen.
De vrijheidsstraffen zijn aan de opgeëiste persoon opgelegd bij de hiervoor genoemde uitspraken.
Deze uitspraken betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot de uitspraak van de
District Court in Radomvan 25 mei 2010 (II K 962/08) heeft geleid. Uit de aanvullende informatie van 10 november 2021 blijkt echter dat de opgeëiste persoon in persoon is gedagvaard op 13 mei 2010. Op 17 mei 2010 heeft de opgeëiste persoon afstand gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn op de zitting. Op 15 juni 2010 is de beslissing van 25 mei 2010 aan de opgeëiste persoon overhandigd en is hij op de hoogte gesteld van zijn recht om in hoger beroep te gaan. De opgeëiste persoon heeft van dat recht geen gebruik gemaakt.
De rechtbank stelt vast dat de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW niet van toepassing is, omdat de omstandigheden zoals genoemd in artikel 12, sub a en sub c, OLW zich hebben voorgedaan.

4.Strafbaarheid

4.1
Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit dat ten grondslag ligt aan de het vonnis van de
District Court in Radomvan 26 maart 2004 (II K 820/03) waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit dit strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 22, te weten:
vervalsing van betaalmiddelen.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
4.2
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten die ten grondslag liggen aan de vonnissen van de
Regional Court in Radomvan 25 november 2008 (II K 107/08), de
District Court in Radomvan 18 januari 2002 (VII K 907/01) en de
District Court in Radomvan 10 juli 2007 (II K 571/05) niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
zware mishandeling, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft;
oplichting, meermalen gepleegd;
diefstal;
en
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 302, 326, 310 en 312 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5, en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[de opgeëiste persoon]aan de
Regional Court in Radom(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en J.P.W. Helmonds, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Dijk, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 22 december 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.