Op 8 december 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het District Court for Prague 10. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 15 september 2021. De opgeëiste persoon, geboren in 1978 in Tsjecho-Slowakije, was gedetineerd in Nederland en had geen vaste woon- of verblijfplaats. Tijdens de zitting op 3 november 2021 was de opgeëiste persoon niet aanwezig vanwege een coronabesmetting, en zijn raadsman was niet gemachtigd om hem te vertegenwoordigen. De rechtbank schorste de behandeling van de vordering om de opgeëiste persoon de kans te geven aanwezig te zijn bij de volgende zitting op 8 december 2021.
Tijdens de zitting op 8 december 2021 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en werd het EAB besproken. Het EAB was uitgevaardigd op 31 augustus 2020 en betrof een vonnis van 5 mei 2020, waarbij de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf van negen maanden was opgelegd. De rechtbank stelde vast dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing was, omdat de uitvaardigende justitiële autoriteit had bevestigd dat de opgeëiste persoon na overlevering op de hoogte zou worden gesteld van zijn recht op verzet en hoger beroep.
De rechtbank concludeerde dat aan de eisen van de Overleveringswet was voldaan en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De rechtbank besloot de overlevering toe te staan en verzocht de officier van justitie om ervoor te zorgen dat de opgeëiste persoon in een zorgsetting terechtkomt, nu het zorgmachtigingstraject was afgebroken. De uitspraak werd gedaan door mr. J.G. Vegter, voorzitter, en mrs. J.A.A.G. de Vries en J.P.W. Helmonds, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. M.A. Dijk.