ECLI:NL:RBAMS:2021:7764

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 december 2021
Publicatiedatum
5 januari 2022
Zaaknummer
13/751823-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in verband met overlijden opgeëiste persoon

Op 8 december 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was ingediend door de officier van justitie. De vordering dateert van 27 februari 2019 en betreft de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Polen. De zaak heeft een lange procesgang gekend, met zittingen op 18 juni 2019, 2 september 2021 en uiteindelijk op 8 december 2021. Tijdens de zitting op 2 september 2021 was de opgeëiste persoon niet aanwezig vanwege ernstige ziekte. Op 5 november 2021 is de opgeëiste persoon overleden, wat leidde tot de vordering van de officier van justitie om niet-ontvankelijk te worden verklaard in de zaak. De rechtbank heeft deze vordering gehonoreerd, aangezien de officier van justitie niet langer in staat was om de vordering voort te zetten. De rechtbank heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB, en deze beslissing is uitgesproken ter openbare zitting op 8 december 2021. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751823-18
RK nummer: 19/1814
Datum uitspraak: 8 december 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 27 februari 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 29 september 2017 door de
Regional Court in Elbląg II Criminal Department(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1965,
laatste verblijfadres: [adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 18 juni 2019
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 18 juni 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. S.J. van der Woude, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst om de antwoorden van het Hof van Justitie van de Europese Unie af te wachten in de zaak ‘Poplawski’ (II). De rechtbank heeft de beslistermijn daarom voor onbepaalde tijd verlengd.
Zitting 2 september 2021
De rechtbank heeft de behandeling van de vordering hervat op de openbare zitting van 2 september 2021. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Westerman en van de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. S.J. van der Woude, advocaat te Amsterdam. De opgeëiste persoon is vanwege ernstige ziekte niet verschenen.
De rechtbank heeft het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst in verband met de gezondheidssituatie van de opgeëiste persoon.
Zitting 8 december 2021
De rechtbank heeft de behandeling van de vordering opnieuw hervat op de openbare zitting van 8 december 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. S.J. van der Woude, advocaat te Amsterdam, zijn niet verschenen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Ontvankelijkheid van de officier van justitie

Nu de opgeëiste persoon blijkens een akte van overlijden op 5 november 2021 is overleden, heeft de officier van justitie gevorderd niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
De rechtbank verenigt zich met dit standpunt en zal de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

4.Beslissing

VERKLAARTde officier van justitie
NIET-ONTVANKELIJKin de vordering van 27 februari 2019 tot het in behandeling nemen van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en J.P.W. Helmonds, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Dijk, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 8 december 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.