ECLI:NL:RBAMS:2021:7826

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 december 2021
Publicatiedatum
11 januari 2022
Zaaknummer
9321438 / CV EXPL 21-9772
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van een langdurige handelsrelatie en de vraag naar de totstandkoming van een duurovereenkomst

In deze zaak, uitgesproken op 10 december 2021 door de kantonrechter J.T. Kruis, gaat het om een geschil tussen Falk Courier B.V. en Gerechtsdeurwaarderskantoor Groot & Evers B.V. Falk, een koeriersdienst, vordert betaling van onbetaalde facturen van Evers, die een gerechtsdeurwaarderskantoor is. De kern van het geschil betreft de beëindiging van hun samenwerking en de vraag of er een duurovereenkomst tot stand is gekomen. Falk stelt dat er een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan, terwijl Evers betwist dat er enige verplichting tot afname bestond. De kantonrechter oordeelt dat, hoewel er een langdurige handelsrelatie was, dit niet automatisch betekent dat er een duurovereenkomst is ontstaan. De rechter concludeert dat Falk onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de stelling dat er een duurovereenkomst bestond, en dat Evers de samenwerking op een geldige manier heeft beëindigd. De vorderingen van Falk worden afgewezen, en Falk wordt veroordeeld in de proceskosten van Evers, die zijn begroot op € 622,-.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

afdeling privaatrecht
Zaaknummer en rolnummer: 9321438 / CV EXPL 21-9772
Uitspraak: 10 december 2021
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Falk Courier B.V.,
gevestigd te Zeist,
eiseres,
gemachtigde: mr. [gemachtigde 1] ,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Gerechtsdeurwaarderskantoor Groot & Evers B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. [gemachtigde 2] (DAS Rechtsbijstand).
Partijen worden hierna aangeduid als Falk en Evers.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 29 juni 2021, met producties,
  • de conclusie van antwoord, met producties,
  • het tussenvonnis van 20 augustus 2021, waarbij een bijeenkomst van partijen is bevolen,
  • de van Falk ontvangen nadere producties 10 tot en met 12,
  • de voorafgaand aan de bijeenkomst toegezonden spreekaantekeningen van beide partijen,
  • de bijeenkomst van partijen op 12 november 2021 (via Skype). De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt, die zich bij de stukken bevinden.
Daarna is vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING

1.Feiten en omstandigheden

Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staan de volgende feiten en omstandigheden vast:
1.1.
Falk verleent koeriersdiensten en bezorgt (juridische) post in Nederland. Evers is een gerechtsdeurwaarderskantoor.
1.2.
In september 2015 heeft Falk de vennootschap onder firma XFA Handelsonderneming (hierna: XFA) gekocht. Evers was klant van XFA. Na de overname heeft Falk voor Evers het vervoer van poststukken verzorgd. Falk heeft (bijna) dagelijks post opgehaald bij de drie vestigingen van Evers in Amsterdam, Rotterdam en Utrecht en die post bij de geadresseerden bezorgd. Daarvoor heeft Falk een postkast op de vestigingen van Evers neergezet.
1.3.
Evers heeft ook opdrachten voor het vervoeren van poststukken aan andere bedrijven gegeven.
1.4.
Bij e-mail van 12 mei 2020 heeft Evers onder meer het volgende aan Falk bericht:
‘Wij willen u doormiddel van dit bericht laten weten dat wij onze samenwerking willen stoppen met ingang van vrijdag 15 mei 2020.’
1.5.
Bij e-mail van 5 juni 2020 heeft Falk, voor zover van belang, het volgende aan Falk geschreven:
‘Dit alles heeft ons zeer teleurgesteld (…) door de manier van handelen zullen wij ons aan de 3 maanden opzegtermijn houden , wel zullen wij in rekening nemen dat u uw mail heeft gestuurd rond half mei dus de 3 maanden opzegging verloopt op 16 augustus ipv eind augustus.
Uw omzet over de afgelopen 12 maanden was €44300 wat neerkomt op een maandelijks omzet van €3691. Wij zullen dit afronden in uw voordeel naar €3500 euro per maand, mocht u in wat voor geval dan ook dit niet halen zullen wij u een aanvullende rekening sturen.’
1.6.
Tot 1 juli 2020 heeft Evers poststukken door Falk laten versturen, maar een minder grote hoeveelheid dan voorheen.
1.7.
Bij e-mail van 14 augustus 2020 heeft Evers onder meer het volgende aan Falk bericht:
‘Zoals reeds eerder aangegeven, hebben wij tot 1 juli 2020 op de gebruikelijke wijze poststukken bij u aangeleverd. De hiermee gepaard gaande kosten zullen dan ook worden voldaan. Enig ander factuur op basis van niet verrichte werkzaamheden zal niet worden voldaan en wordt betwist. (…)
Verder verzoek ik u de sleutels van de vestigingen Utrecht en Rotterdam retour te zenden.’
1.8.
Falk heeft aan Evers de volgende aanvullende facturen (hierna: de aanvullende facturen) gestuurd.
datum factuur
factuurnummer
bedrag
18 augustus 2020
[fact.nr. 1]
€ 320,65
18 augustus 2020
[fact.nr. 2]
€ 2.117,50
18 augustus 2020
[fact.nr. 3]
€ 204,49
17 september 2020
[fact.nr. 4]
€ 408,98
17 september 2020
[fact.nr. 5]
€ 641,30
17 september 2020
[fact.nr. 6]
€ 4.235,00
Totaal
€ 7.927,92
1.9.
Evers heeft de aanvullende facturen onbetaald gelaten.

2.Vordering en verweer

2.1.
Falk vordert – samengevat – dat Evers bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis zal worden veroordeeld tot betaling van:
a. € 9.117,11 aan hoofdsom en buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente vanaf de datum van het verzuim tot aan de datum van algehele voldoening;
b. de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.2.
Falk legt – kort weergegeven – aan haar vordering het volgende ten grondslag. Tussen Falk en Evers is een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd tot stand gekomen ten aanzien van het vervoeren van juridische poststukken. Evers heeft vanaf 2015 tot 1 juli 2020 terugkerende en opvolgende opdrachten gegeven voor het vervoeren van poststukken. Primair heeft Falk zich op het standpunt gesteld dat partijen in de algemene voorwaarden ten aanzien van de duurovereenkomst een opzegtermijn van drie maanden zijn overeengekomen. Subsidiair heeft Falk het standpunt ingenomen dat op grond van de redelijkheid en billijkheid bij het opzeggen van een duurovereenkomst een opzegtermijn van drie maanden moet worden gehanteerd. Nu Evers de duurovereenkomst heeft opgezegd zonder de genoemde opzegtermijn te hanteren, is zij tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen die uit de overeenkomst voortvloeien. De schade die Falk daardoor lijdt, heeft zij begroot op het verschil in omzet tot medio augustus 2020. Voor die gemiste omzet heeft Falk de aanvullende facturen opgesteld. Evers moet dan ook de aanvullende facturen betalen, aldus Falk.
2.3.
Evers voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
2.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.Beoordeling

3.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of Evers de samenwerking met Falk heeft mogen beëindigen op de manier zoals Evers dat heeft gedaan.
3.2.
In dit verband moet eerst worden beoordeeld of, zoals Falk betoogt, de rechtsverhouding tussen partijen is aan te merken als een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd. Volgens Falk is in de loop der tijd een duurovereenkomst ontstaan. Ter onderbouwing wijst zij op (lagere) rechtspraak, waarin is geoordeeld, kort gezegd, dat onder omstandigheden een duurovereenkomst kan ontstaan, ook als partijen daar geen uitdrukkelijke afspraken over hebben gemaakt.
3.3.
De kantonrechter overweegt dat het bestaan van een langdurige of bestendige handelsrelatie tussen twee partijen nog niet betekent dat tussen die partijen ook een duurovereenkomst bestaat. Onder omstandigheden kan echter een langdurige of bestendige handelsrelatie in het kader waarvan afzonderlijke transacties worden verricht, na verloop van tijd uitgroeien tot een duurovereenkomst (een raamovereenkomst) voor onbepaalde tijd. Het antwoord op de vraag of een dergelijke duurovereenkomst tot stand is gekomen, is afhankelijk van de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en hetgeen zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
3.4.
Aangezien Falk zich erop beroept dat een duurovereenkomst tot stand is gekomen, rust op haar de stelplicht (en zo nodig de bewijslast) van feiten en omstandigheden die haar stelling kunnen onderbouwen. Falk heeft de volgende omstandigheden aangevoerd:
  • er was sprake van een langdurige handelsrelatie;
  • de opdrachten waren terugkerend en opvolgend;
  • er waren doorlopende verplichtingen;
  • Falk voerde jaarlijks een prijsverhoging door, terwijl bestaande opdrachten onder de oude condities doorliepen;
  • het deurwaarderskantoor maakte telkens gebruik van dezelfde standaardovereenkomsten (formulieren) op de website van Falk;
  • Falk had de beschikking over de sleutels van vestigingen van Evers;
  • er was (vrijwel dagelijks) intensief en veelvuldig contact om het vervoer van stukken conform de wensen van Evers uit te voeren.
3.5.
De kantonrechter overweegt als volgt.
3.5.1.
Partijen hebben gedurende vijf jaar samengewerkt. Dat is weliswaar geruime tijd, maar ook weer niet buitengewoon lang. In het voordeel van Falk geldt dat de opdrachtverstrekking een bestendig karakter had en volgens een vaste werkwijze en een vast patroon verliep. Zo haalde Falk (bijna) dagelijks post op bij de drie vestigingen van Evers om die post vervolgens bij de geadresseerden te bezorgen. Ook had Falk bij die vestigingen van Evers eigen postkasten neergezet, waarin de door Falk te vervoeren post kon worden gedeponeerd.
3.5.2.
Daar staat echter tegenover dat gesteld noch gebleken is dat er voor Evers enige afnameverplichting was, bijvoorbeeld in aantal, frequentie of volume. Evenmin is gesteld of gebleken dat partijen over de (voorwaarden van de) dienstverlening of het prijsniveau specifieke afspraken hebben gemaakt. Uit de op de zitting gegeven toelichting blijkt dat Falk vaste tarieven hanteerde voor alle grootverbruiker-opdrachtgevers. Die vaste tarieven golden ook voor Evers. Gelet op het voorgaande heeft Falk onvoldoende onderbouwd dat en welke doorlopende verplichtingen er tussen partijen bestonden.
3.5.3.
Verder is van belang dat partijen geen exclusieve samenwerking hadden. Zo maakte Evers gebruik van verschillende andere postbezorgingsdiensten, terwijl Falk tevens post bezorgde voor allerlei andere opdrachtgevers. Falk heeft tegenover de gemotiveerde betwisting van Evers onvoldoende onderbouwd dat Evers vrijwel exclusief gebruik maakte van de diensten van Falk. Verder heeft Falk weliswaar gesteld dat zij afhankelijk was van Evers en dat die één van haar grootste klanten was, maar tegenover de betwisting door Evers, heeft Falk die stelling verder niet onderbouwd, zodat dat niet is komen vast te staan.
3.5.4.
Aan de omstandigheid dat Falk beschikte over de sleutels van (de entreehal van) twee van de drie vestigingen van het deurwaarderskantoor komt naar het oordeel van de kantonrechter weinig gewicht toe, nu het bezit van die sleutels vooral een praktische reden had, namelijk dat Falk (ook buiten kantoortijden) de post kon ophalen.
3.5.5.
De stellingen van Falk dat sprake was van een jaarlijkse prijsverhoging, terwijl de opdrachten onder oude condities doorliepen, en dat er intensief en veelvuldig contact tussen partijen was om het vervoer van stukken conform de wensen van Evers uit te voeren, zijn onvoldoende onderbouwd. Zo heeft Falk niet toegelicht wat die oude condities waren en welke betekenis daar in dit verband aan moet worden toegekend. Ook heeft Falk niet uitgelegd over welke wensen van Evers er veelvuldig contact zou zijn geweest. Op basis van het dossier kan alleen worden vastgesteld dat Evers af en toe klachten heeft geuit over de bezorging. Dat ziet dus op een al dan niet correcte uitvoering van de opdracht en zonder toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom contact daarover een in dit verband mee te wegen relevante omstandigheid is.
3.6.
Alle omstandigheden in ogenschouw nemend, is de kantonrechter van oordeel dat in de periode dat partijen zaken met elkaar hebben gedaan tussen hen geen duurovereenkomst tot stand is gekomen. Falk heeft in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs ook niet mogen verwachten dat zij voor onbepaalde tijd zou blijven worden ingeschakeld door Evers. Nu geen sprake was van een duurovereenkomst ontvalt daarmee zowel de primaire als de subsidiaire grondslag aan de vorderingen van Falk.
3.7.
De conclusie is dat Evers de handelsrelatie mocht beëindigen op de wijze zoals zij dat heeft gedaan. De vorderingen van Falk worden daarom afgewezen.
3.8.
Bij deze uitkomst van de procedure wordt Falk als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. Deze worden aan de zijde van Evers begroot op € 622,- (2 punten × tarief € 311,-) aan salaris advocaat. Nakosten zijn (ambtshalve) toewijsbaar en worden begroot zoals vermeld in de beslissing.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. wijst het gevorderde af;
II. veroordeelt Falk in de proceskosten, aan de zijde van Evers tot op heden begroot op € 622,-, inclusief eventueel verschuldigde btw;
III. veroordeelt Falk in de na dit vonnis aan de zijde van Evers ontstane nakosten, begroot op € 124,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en Falk niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van € 68,00 aan salaris gemachtigde en de explootkosten van betekening van de uitspraak, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw,
IV. verklaart dit vonnis voor wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. J.T. Kruis, kantonrechter, bijgestaan door mr. A. Chu, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 december 2021.
De griffier De kantonrechter