ECLI:NL:RBAMS:2021:7872

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 oktober 2021
Publicatiedatum
13 januari 2022
Zaaknummer
AMS 21/763
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.C.S. van Limburg Stirum
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaarschrift wegens overschrijding van de bezwaartermijn in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 oktober 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, [eiser], en verweerder, de Belastingdienst Toeslagen. Eiser had een vergoeding van € 659,- aangevraagd voor de eigen bijdrage kinderopvangtoeslag, welke hem door de Sociale Verzekeringsbank (Svb) was toegekend. Echter, de Belastingdienst Toeslagen verklaarde het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. Eiser had het bezwaarschrift pas op 18 december 2020 ingediend, terwijl de bezwaartermijn op 12 augustus 2020 was verstreken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen verschoonbare reden heeft gegeven voor het overschrijden van de bezwaartermijn. Eiser stelde dat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij een nabetaling zou ontvangen op basis van informatie op de website van de Svb. De rechtbank oordeelde echter dat deze veronderstelling niet als een geldige reden kan worden aangemerkt, aangezien de informatie op de website niet bevestigde dat er een herberekening of nabetaling zou plaatsvinden in zijn geval. Eiser had bovendien eerder bezwaar kunnen maken na ontvangst van het primaire besluit.

De rechtbank concludeerde dat de Belastingdienst Toeslagen het bezwaarschrift van eiser op goede gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat het beroep ongegrond is. Eiser kreeg geen gelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/763

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser (hierna: [eiser] )

en

Belastingdienst Toeslagen, verweerder (hierna: Belastingdienst Toeslagen)

( [gemachtigden verweerder] ).

Procesverloop

Met een besluit van 30 juni 2020 (het primaire besluit) heeft de Sociale Verzekeringsbank (Svb) een vergoeding eigen bijdrage kinderopvangtoeslag van € 659,- toegekend aan [eiser] .
Met een besluit van 19 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft de Belastingdienst Toeslagen het bezwaar van [eiser] niet-ontvankelijk verklaard.
[eiser] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De Belastingdienst Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 september 2021.
[eiser] was, met bericht van verhindering, niet aanwezig. De Belastingdienst Toeslagen heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden.

Overwegingen

1. De kinderopvang was wegens de geldende maatregelen tegen het coronavirus gesloten in de periode 16 maart 2020 tot en met 7 juni 2020. De overheid heeft aan de ontvangers van kinderopvangtoeslag gevraagd om de eigen bijdrage kinderopvang door te betalen. Omdat [eiser] deze eigen bijdrage heeft doorbetaald, heeft de Svb aan [eiser] met het primaire besluit een vergoeding eigen bijdrage van € 659,- toegekend.
2. Met het bestreden besluit heeft de Belastingdienst Toeslagen het bezwaar van [eiser] niet-ontvankelijk verklaard. De reden is dat het bezwaarschrift te laat is ingediend. Volgens de Belastingdienst Toeslagen is er geen geldige reden voor het te laat indienen van het bezwaar.
Standpunt van [eiser]
3. [eiser] voert aan dat bij de berekening van de hoogte van de tegemoetkoming rekening moet worden gehouden met de daadwerkelijke opvanguren. Verder stelt hij dat er op de website van de Svb wordt vermeld dat wanneer de opvanguren niet kloppen, dit automatisch gecorrigeerd zou worden wanneer de juiste opvanguren bij de Belastingdienst Toeslagen zou worden aangegeven. Volgens [eiser] zou hij hierover een nieuwe beschikking ontvangen. Omdat hij zowel in oktober als november geen nieuwe beschikking heeft ontvangen, heeft hij in december alsnog bezwaar gemaakt.
Het oordeel van de rechtbank
4. De rechtbank moet in deze procedure de vraag beantwoorden of de Belastingdienst Toeslagen het bezwaarschrift van [eiser] op goede gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat het te laat is ingediend.
5. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken. [1] De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. [2] Als een bezwaarschrift niet op tijd is ingediend, is het bezwaar niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. [3]
6. De rechtbank stelt vast dat het bezwaarschrift van [eiser] niet tijdig is ingediend. Het primaire besluit is door de Svb op 30 juni 2020 bekendgemaakt aan [eiser] . De laatste dag van de bezwaartermijn was 12 augustus 2020. [eiser] heeft het bezwaarschrift op 18 december 2020 ingediend. Het bezwaarschrift was dus te laat ingediend.
7. De rechtbank moet nu beoordelen of [eiser] een goede reden had om het bezwaarschrift te laat in te dienen. [eiser] heeft als reden gegeven dat hij door de informatie op de website van de Svb in de veronderstelling was dat hij een nabetaling zou ontvangen. Toen er maanden later geen nabetaling kwam, heeft hij alsnog bezwaar gemaakt. De rechtbank vindt dit geen verschoonbare reden van het overschrijden van de bezwaartermijn. Uit de informatie op de website van de Svb blijkt dat er slechts sprake is van een herberekening en een eventuele nabetaling wanneer niet alle kinderen waarvoor recht op toeslag bestaat op 6 april 2020 bekend waren bij de Belastingdienst Toeslagen. De wijzigingen die [eiser] op 1 mei 2020 heeft doorgegeven, gingen over een kind dat al bekend was bij de Belastingdienst Toeslagen. Anders dan [eiser] stelt, volgt uit de informatie op de website van de Svb dan ook niet dat er een herberekening zal plaatsvinden in zijn geval. Bovendien had [eiser] al meteen na ontvangst van het primaire besluit bezwaar kunnen maken en vervolgens kunnen bezien of er al dan niet een nabetaling zou volgen. Niet is gebleken dat [eiser] hiertoe niet in de gelegenheid was. De Belastingdienst Toeslagen heeft daarom terecht het bezwaar van [eiser] niet-ontvankelijk verklaard. Aan een inhoudelijke beoordeling komt de rechtbank niet toe.
Conclusie
8. De Belastingdienst Toeslagen heeft het bezwaarschrift van [eiser] op goede gronden niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat [eiser] geen gelijk krijgt.
9. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.C.S. van Limburg Stirum, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Bissumbhar, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2021

griffier

rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:
Tekst

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).
2.Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb.
3.Op grond van artikel 6:11 van de Awb.