7.3.Het oordeel van de rechtbank
Ter zitting was er geen schriftelijke onderbouwing beschikbaar dat verdachte in februari kan beginnen met de opleiding aan het ROC. De raadsvrouw heeft aangeboden om deze stukken alsnog te verkrijgen en deze op een later moment aan de rechtbank over te leggen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de zaak te heropenen. De rechtbank neemt haar beslissing op basis van de informatie die op 21 januari 2021 ter terechtzitting en bij het sluiten van het onderzoek aanwezig was.
Verdachte was ten tijde van het plegen van de feiten 19 jaar en dus meerderjarig. Op een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het plegen van een strafbaar feit meerderjarig is, maar nog onder de 23 jaar, kan het jeugdstrafrecht worden toegepast als omstandigheden gelegen in de persoon van verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd daartoe aanleiding geven.
De reclassering heeft op 14 januari 2021 een advies opgesteld. Daarin is onder meer gerapporteerd dat verdachte mede vanwege zijn beperkte cognitieve vermogens negatief beïnvloedbaar is en hij de gevolgen van zijn handelen niet kan inschatten. Verdachte is ontvankelijk voor pedagogische beïnvloeding. Hij staat onder toezicht van de jeugdreclassering van [naam stichting] en dit traject kan voortgezet worden.
De reclassering adviseert de rechtbank om bij strafoplegging het jeugdstrafrecht toe te passen.
De rechtbank neemt dat advies over.
Nadere motivering van de straf
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige feiten. Hij heeft met zijn mededaders een Japanse toerist, nadat ze eerst een tijd gemoedelijk samen met hem hadden doorgebracht, vanuit het centrum van Amsterdam meegenomen naar een afgelegen braakliggend terrein. Daar sloeg de gemoedelijke sfeer ineens om en zijn verdachte en zijn vier om het slachtoffer heen gaan staan en hebben hem beroofd van zijn bezittingen met geen ander doel dan eigen financieel gewin. Het slachtoffer heeft zich niet alleen heel bedreigd gevoeld, hij is achtergelaten door verdachte en zijn mededaders op een voor hem onbekende afgelegen plek, zonder telefoon en zonder geld voor een taxi. Heel korte tijd daarna is de gestolen creditcard van het slachtoffer door verdachte gebruikt voor het maken van een hotelreservering die zeer kort daarna werd geannuleerd.
De rechtbank heeft de oriëntatiepunten die strafrechters in Nederland hanteren (LOVS-oriëntatiepunten) voor minderjarigen tot uitgangspunt genomen. De oriëntatiepunten vermelden voor de lichtste vorm van diefstal met geweld een taakstraf vanaf 60 uren of één maand jeugddetentie. Daarbij geldt dat elke strafverzwarende omstandigheid aanleiding vormt om de strafmaat in beginsel te verhogen met één maand jeugddetentie.
De rechtbank houdt in strafverzwarende zin rekening met het feit dat de beroving heeft plaatsgevonden in de avonduren en dat het slachtoffer doelbewust naar een afgelegen plek is meegelokt door 5 personen en het bovendien een kwetsbaar slachtoffer betrof. Hij was de taal niet machtig, er werd gecommuniceerd via een vertaalprogramma op de smartphone van het slachtoffer en het slachtoffer was niet bekend in Amsterdam.
Vervolgens heeft verdachte de gestolen creditcard van het slachtoffer gebruikt.
Ook heeft de rechtbank het strafblad van verdachte van 22 december 2020 gezien. Hij is al drie keer eerder veroordeeld, waaronder één keer voor een straatroof. Hij liep daarvan nog in een proeftijd. Die eerdere straffen, en ook de voorwaardelijke straf, hebben hem er niet van kunnen weerhouden weer een straatroof en diefstal te plegen.
Verdachte heeft met zijn ontkenning op zitting niet laten zien dat hij inziet dat hij iets verkeerd heeft gedaan. Dat vindt de rechtbank heel zorgelijk.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de het rapport van de reclassering van 14 januari 2021, opgemaakt voor deze strafzaak. De reclassering rapporteert dat de risicofactor voor recidive met name het sociale netwerk betreft, waaraan verdachte zich niet lijkt te
kunnen onttrekken. Daar liggen beperkte cognitieve vermogens aan ten grondslag. Verdachte is daardoor beïnvloedbaar en handelt impulsief, zonder de consequenties ervan te overzien. Daarnaast heeft hij op dit moment geen structurele dagbesteding, hetgeen een negatief effect heeft op zijn tijdsbesteding en gedrag, en daarmee eveneens een risico vormt. Beschermend voor recidive kan zijn dat verdachte na zijn detentie het voordien lopende hulpverleningstraject kan vervolgen. Het toezicht bij de jeugdreclassering kan hervat worden. Ook kan verdachte weer gaan wonen bij [woonvoorziening] en zal hij begeleid en behandeld worden bij het Forensische Jeugdteam van Arkin. Vanuit de betrokken hulpverlening is de insteek om bij voortzetting van dit traject (nog) strakkere regels te hanteren. De reclassering vindt het wenselijk dat het genoemde traject wordt voortgezet en dit middels
elektronische monitoring (enkelband) te ondersteunen. Verder adviseert de reclassering de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen; meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, locatiegebod en overige voorwaarden betreffende het geven van inzage in zijn vrienden- en kennissenkring.
De rechtbank heeft eveneens kennis genomen van het
deeladvies ECvan de reclassering van 13 januari 2021. De reclassering rapporteert dat een locatiegebod met elektronische controle is geïndiceerd. Het toepassen van elektronische controle is mogelijk. Het onderzoek naar de haalbaarheid heeft opgeleverd dat aan de voorwaarden voldaan kan worden.
Verdachte heeft zich – ook ter zitting – bereid verklaard tot medewerking aan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Ook de rechtbank vindt het belangrijk dat de hulpverlening aan verdachte blijft doorgaan en is het met de reclassering eens dat er strakkere regels moeten worden gehanteerd.
De rechtbank vindt ook dat verdachte naast een onvoorwaardelijke straf, een forse voorwaardelijke straf moet krijgen, als grote stok achter de deur om zich aan de bijzondere voorwaarden te houden en geen nieuwe strafbare feiten te plegen.
Al met al vindt de rechtbank de eis van de officier van justitie tot het opleggen van 7 maanden jeugddetentie, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarden conform de adviezen van de reclassering passend en geboden en zij zal deze volgen.