ECLI:NL:RBAMS:2021:7988

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 februari 2021
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
13/253973-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en gebruik van een gestolen creditcard door een minderjarige verdachte in Amsterdam

Op 4 februari 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2000, die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en het gebruik van een gestolen creditcard. De zaak betreft twee feiten: het medeplegen van diefstal met geweld op 30 september 2020 en het gebruik van de creditcard van het slachtoffer op 1 oktober 2020. De verdachte werd beschuldigd van het afnemen van een tas van een Japanse toerist, waarin onder andere een iPhone, geld en een bankpas zaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders het slachtoffer naar een afgelegen plek hebben gelokt en hem daar hebben beroofd. De verdachte heeft de gestolen creditcard gebruikt voor een hotelreservering, die kort daarna werd geannuleerd. Tijdens de zitting op 21 januari 2021 heeft de officier van justitie, mr. K. van der Willigen, de vordering ingediend, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. S.R. Nahar, pleitte voor vrijspraak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, maar sprak hem vrij van het dreigen met een vuurwapen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 7 maanden jeugddetentie, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het advies van de reclassering, die pleitte voor het toepassen van het jeugdstrafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/253973-20 en 13/684145-17 (TUL)
Datum uitspraak: 4 februari 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres 1],
gedetineerd in de Rijks Justitiële Jeugdinrichting [locatie te plaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 januari 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. K. van der Willigen en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. S.R. Nahar naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
feit 1:het medeplegen van diefstal met (bedreiging van) geweld, gepleegd tegen [persoon 1] met betrekking tot een telefoon, een geldbedrag (€ 400,-), een bankpas, een rijbewijs en een telefoonhoesje op 30 september 2020.
feit 2:diefstal van een geldbedrag (€ 4.500,-) van [persoon 1] door zonder toestemming gebruik te maken van de creditcard van [persoon 1] op 1 oktober 2020.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Feiten en omstandigheden
Aangever [persoon 1], een Japanse toerist, is in de avond van 30 september 2020 door een aantal personen naar een braakliggend terrein buiten het centrum van Amsterdam gelokt. Vervolgens zijn zij om hem heen gaan staan, hebben zij de tas van de schouders van het slachtoffer afgerukt en zijn zij weggerend. In de tas van het slachtoffer zat een iPhone 11 Pro met een telefoonhoesje, een geldbedrag van 400 euro, een creditcard en een rijbewijs. Op naam van verdachte is vervolgens korte tijd na de beroving een hotelreservering gemaakt en daarbij zijn de gegevens van de weggenomen creditcard opgegeven. De reservering is daarna geannuleerd. Van deze creditcard heeft het hotel annuleringskosten afgeschreven.
3.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde geweld heeft zij naar voren gebracht dat het dreigen met een vuurwapen, dan wel het doen alsof, alsmede het wegrukken van de tas niet kunnen worden bewezen. Verdachte dient voor deze onderdelen van de tenlastelegging te worden vrijgesproken. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde bedrag aan betalingen die zijn gedaan met de weggenomen creditcard kan alleen de afschrijving van de annuleringskosten worden bewezen. Het dossier biedt geen ondersteuning om de overige gedane betalingen aan verdachte te koppelen en verdachte dient voor dit deel van het ten laste gelegde bedrag te worden vrijgesproken.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat beide feiten niet kunnen worden bewezen en dat verdachte moet worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe onder meer het volgende aangevoerd.
De foto’s van de creditcard en de screenshot van de hotelreservering op de iPhone 8 van verdachte zijn via social media op zijn telefoon terecht gekomen. De hotelreservering is gemaakt door iemand anders die zich voor verdachte heeft uitgegeven. Dat er met de iPhone 8 van verdachte naar het hotel is gebeld kan gedaan zijn door iemand die op dat moment de iPhone 8 van verdachte in gebruik had. Jongens van de instelling waar verdachte verblijft maken immers ook gebruik van zijn telefoon. De creditcard van aangever werd vijf dagen na de aanhouding van verdachte gebruikt door [persoon 2]. Verdachte is op geen enkele manier gelinkt aan deze persoon en dat bevestigt dat verdachte niets te maken heeft met de straatroof en de diefstal van € 4.500,- dan wel ander gebruik van de creditcard. Ook de zoekslag ‘
hoe schakel je Iphone 11 uit’kan zijn gedaan door de persoon die het toestel op dat moment gebruikte. Verdachte heeft de iPhone 11 in buslijn 22 gevonden en het feit dat de buschauffeurs zich niets meer kunnen herinneren maakt niet dat het niet is gebeurd. Over de verkeersgegevens van de iPhone 8 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het niet ondenkbaar is dat de persoon die de iPhone 8 op 30 september gebruikte op dat moment in de omgeving was van station Sloterdijk.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht net als de officier van justitie bewezen wat onder 1 en 2 is ten laste gelegd.
Evenals de officier van justitie acht de rechtbank van het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het dreigen met een vuurwapen of het doen alsof hij een vuurwapen had. De rechtbank gaat hierbij uit van de aangifte, waarin aangever heeft verklaard dat het donker was en hij niet goed kon zien of zij wel of geen wapens hadden. Anders dan de officier van justitie is naar het oordeel van de rechtbank wel bewezen dat de tas met kracht van aangever af is getrokken. De rechtbank gaat ook hierbij uit van de aangifte, waarin aangever heeft verklaard dat de tas om zijn schouders zat en deze opeens van hem afgetrokken werd. Hij voelde een ferme ruk.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde bedrag acht de rechtbank evenals de officier van justitie het feit bewezen voor zover het betreft de annuleringskosten die van de creditcard zijn afgeschreven.
De raadsvrouw heeft een aantal alternatieve scenario’s geschetst, namelijk dat verdachte de iPhone 11 van aangever in bus 22 heeft gevonden en dat (ook) anderen gebruik maakten van zijn iPhone 8.
De rechtbank overweegt voor wat betreft deze alternatieve scenario’s als volgt. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij geen verdere informatie wil geven over de twee personen die aanwezig waren toen hij de iPhone 11 in de bus zou hebben gevonden. Hij wil alleen hun voornamen noemen: [naam 1] en [naam 2]. Verdachte heeft evenmin de naam willen noemen van degene die zijn iPhone 8 de bewuste nacht in gebruik zou hebben gehad. Over de zoekslag ‘hoe schakel je iPhone 11 uit’ heeft verdachte ter zitting verklaard dat een vriend een iPhone 11 had en dat die vriend heeft gezocht naar hoe je een iPhone 11 uitschakelt. Verdachte heeft ook verklaard dat hij daarbij aanwezig was en de iPhone 8 die avond in zijn bezit was maar dat hij niet weet hoe er die nacht met zijn iPhone 8 naar het [naam hotel] kan zijn gebeld. Verdachte geeft ten aanzien van de door de raadsvrouw geschetste scenario’s geen informatie waarmee deze scenario’s kunnen worden geverifieerd of gefalsifieerd. Bovendien heeft hij geen geloofwaardige verklaring voor het feit dat uit de verkeersgegevens van zijn telefoon blijkt dat zijn telefoon aan het begin van de avond in het centrum van Amsterdam was en rond de tijd van de beroving bij Station Sloterdijk, waar zich de beroving heeft afgespeeld.
De rechtbank gaat dan ook voorbij aan de geschetste alternatieve scenario’s, nu zij deze niet aannemelijk acht in het licht van de onderzoeksbevindingen.
Voorts oordeelt de rechtbank dat de omstandigheid dat de creditcard een aantal dagen na de aanhouding van verdachte door een ander persoon is gebruikt die niet aan verdachte te linken valt, niet leidt tot de conclusie dat verdachte de straatroof niet zou hebben gepleegd en de creditcard kort daarna niet zou hebben gebruikt.
De rechtbank verwerpt dan ook de verweren van de raadsvrouw.
Het verweer van de raadsvrouw ten aanzien van de herkenning van verdachte door aangever behoeft geen bespreking aangezien deze herkenning niet tot het bewijs wordt gebezigd.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen, waarin de redengevende feiten en omstandigheden zijn opgenomen, bewezen dat:
feit 1
op 30 september 2020 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen
- een telefoon Iphone 11 Pro en
- een geldbedrag, te weten vierhonderd (400) euro en
- een bankpas Mastercard debet card en
- een rijbewijs en
- een telefoonhoesje
die toebehoorden aan [persoon 1] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld tegen
[persoon 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken door
- die [persoon 1] naar een door hem en zijn medeverdachten bepaalde locatie te brengen en
- rond die [persoon 1] te gaan staan en
- de tas van die [persoon 1] vast te pakken en de tas met kracht van die [persoon 1] te trekken.
feit 2
op 1 oktober 2020 te Amsterdam een geldbedrag dat toebehoorde aan [persoon 1] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door
- zonder toestemming gebruik te maken van de creditcard van die [persoon 1] en/of de bij die creditcard behorende gegevens.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie acht toepassing van het jeugdstrafrecht op zijn plaats en heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot 7 maanden jeugddetentie, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd hieraan bijzondere voorwaarden te verbinden conform het reclasseringsadvies.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om het jeugdstafrecht toe te passen vanwege de persoonlijkheid van verdachte. Voorts heeft zij de rechtbank verzocht om, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, een deels voorwaardelijke jeugddetentie of werkstraf op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De raadsvrouw heeft onder meer aangevoerd dat verdachte komende maand kan beginnen met zijn opleiding aan het ROC zodat hij een dagbesteding heeft. Indien hij dan nog in detentie zit kan hij pas in september met de opleiding beginnen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Ter zitting was er geen schriftelijke onderbouwing beschikbaar dat verdachte in februari kan beginnen met de opleiding aan het ROC. De raadsvrouw heeft aangeboden om deze stukken alsnog te verkrijgen en deze op een later moment aan de rechtbank over te leggen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de zaak te heropenen. De rechtbank neemt haar beslissing op basis van de informatie die op 21 januari 2021 ter terechtzitting en bij het sluiten van het onderzoek aanwezig was.
Jeugdstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het plegen van de feiten 19 jaar en dus meerderjarig. Op een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het plegen van een strafbaar feit meerderjarig is, maar nog onder de 23 jaar, kan het jeugdstrafrecht worden toegepast als omstandigheden gelegen in de persoon van verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd daartoe aanleiding geven.
De reclassering heeft op 14 januari 2021 een advies opgesteld. Daarin is onder meer gerapporteerd dat verdachte mede vanwege zijn beperkte cognitieve vermogens negatief beïnvloedbaar is en hij de gevolgen van zijn handelen niet kan inschatten. Verdachte is ontvankelijk voor pedagogische beïnvloeding. Hij staat onder toezicht van de jeugdreclassering van [naam stichting] en dit traject kan voortgezet worden.
De reclassering adviseert de rechtbank om bij strafoplegging het jeugdstrafrecht toe te passen.
De rechtbank neemt dat advies over.
Nadere motivering van de straf
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige feiten. Hij heeft met zijn mededaders een Japanse toerist, nadat ze eerst een tijd gemoedelijk samen met hem hadden doorgebracht, vanuit het centrum van Amsterdam meegenomen naar een afgelegen braakliggend terrein. Daar sloeg de gemoedelijke sfeer ineens om en zijn verdachte en zijn vier om het slachtoffer heen gaan staan en hebben hem beroofd van zijn bezittingen met geen ander doel dan eigen financieel gewin. Het slachtoffer heeft zich niet alleen heel bedreigd gevoeld, hij is achtergelaten door verdachte en zijn mededaders op een voor hem onbekende afgelegen plek, zonder telefoon en zonder geld voor een taxi. Heel korte tijd daarna is de gestolen creditcard van het slachtoffer door verdachte gebruikt voor het maken van een hotelreservering die zeer kort daarna werd geannuleerd.
De rechtbank heeft de oriëntatiepunten die strafrechters in Nederland hanteren (LOVS-oriëntatiepunten) voor minderjarigen tot uitgangspunt genomen. De oriëntatiepunten vermelden voor de lichtste vorm van diefstal met geweld een taakstraf vanaf 60 uren of één maand jeugddetentie. Daarbij geldt dat elke strafverzwarende omstandigheid aanleiding vormt om de strafmaat in beginsel te verhogen met één maand jeugddetentie.
De rechtbank houdt in strafverzwarende zin rekening met het feit dat de beroving heeft plaatsgevonden in de avonduren en dat het slachtoffer doelbewust naar een afgelegen plek is meegelokt door 5 personen en het bovendien een kwetsbaar slachtoffer betrof. Hij was de taal niet machtig, er werd gecommuniceerd via een vertaalprogramma op de smartphone van het slachtoffer en het slachtoffer was niet bekend in Amsterdam.
Vervolgens heeft verdachte de gestolen creditcard van het slachtoffer gebruikt.
Ook heeft de rechtbank het strafblad van verdachte van 22 december 2020 gezien. Hij is al drie keer eerder veroordeeld, waaronder één keer voor een straatroof. Hij liep daarvan nog in een proeftijd. Die eerdere straffen, en ook de voorwaardelijke straf, hebben hem er niet van kunnen weerhouden weer een straatroof en diefstal te plegen.
Verdachte heeft met zijn ontkenning op zitting niet laten zien dat hij inziet dat hij iets verkeerd heeft gedaan. Dat vindt de rechtbank heel zorgelijk.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de het rapport van de reclassering van 14 januari 2021, opgemaakt voor deze strafzaak. De reclassering rapporteert dat de risicofactor voor recidive met name het sociale netwerk betreft, waaraan verdachte zich niet lijkt te
kunnen onttrekken. Daar liggen beperkte cognitieve vermogens aan ten grondslag. Verdachte is daardoor beïnvloedbaar en handelt impulsief, zonder de consequenties ervan te overzien. Daarnaast heeft hij op dit moment geen structurele dagbesteding, hetgeen een negatief effect heeft op zijn tijdsbesteding en gedrag, en daarmee eveneens een risico vormt. Beschermend voor recidive kan zijn dat verdachte na zijn detentie het voordien lopende hulpverleningstraject kan vervolgen. Het toezicht bij de jeugdreclassering kan hervat worden. Ook kan verdachte weer gaan wonen bij [woonvoorziening] en zal hij begeleid en behandeld worden bij het Forensische Jeugdteam van Arkin. Vanuit de betrokken hulpverlening is de insteek om bij voortzetting van dit traject (nog) strakkere regels te hanteren. De reclassering vindt het wenselijk dat het genoemde traject wordt voortgezet en dit middels
elektronische monitoring (enkelband) te ondersteunen. Verder adviseert de reclassering de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen; meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, locatiegebod en overige voorwaarden betreffende het geven van inzage in zijn vrienden- en kennissenkring.
De rechtbank heeft eveneens kennis genomen van het
deeladvies ECvan de reclassering van 13 januari 2021. De reclassering rapporteert dat een locatiegebod met elektronische controle is geïndiceerd. Het toepassen van elektronische controle is mogelijk. Het onderzoek naar de haalbaarheid heeft opgeleverd dat aan de voorwaarden voldaan kan worden.
Verdachte heeft zich – ook ter zitting – bereid verklaard tot medewerking aan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Ook de rechtbank vindt het belangrijk dat de hulpverlening aan verdachte blijft doorgaan en is het met de reclassering eens dat er strakkere regels moeten worden gehanteerd.
De rechtbank vindt ook dat verdachte naast een onvoorwaardelijke straf, een forse voorwaardelijke straf moet krijgen, als grote stok achter de deur om zich aan de bijzondere voorwaarden te houden en geen nieuwe strafbare feiten te plegen.
Al met al vindt de rechtbank de eis van de officier van justitie tot het opleggen van 7 maanden jeugddetentie, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarden conform de adviezen van de reclassering passend en geboden en zij zal deze volgen.

8.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van
4 januari 2021 van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13-684145-17, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 16 april 2018 van de kinderrechter te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot 82 dagen jeugddetentie met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 7 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
Bij beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Amsterdam d.d. 21 februari 2020 is de proeftijd verlengd.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling geheel toe te wijzen.
De raadsvrouw heeft primair verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling af te wijzen. Subsidiair heeft zij verzocht de 7 dagen jeugddetentie om te zetten in een werkstraf.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijke strafdeel te gelasten. Verdachte was gewaarschuwd en moet begrijpen dat zo’n waarschuwing serieus is, zeker als de proeftijd ook nog eens is verlengd. De rechtbank ziet geen aanleiding om de 7 dagen jeugddetentie om te zetten in een werkstraf.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa , 77gg, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Ten aanzien van feit 2:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
jeugddetentievoor de duur van
7 (zeven) maanden, met aftrek van de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht.
Beveelt dat een gedeelte, groot
3 (drie) maanden, van deze gevangenisstraf
niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
meldplicht bij reclassering
Veroordeelde meldt zich gedurende de proeftijd op afspraak bij zijn toezichthouder van de jeugdreclassering van William Schrikker, de heer [persoon 3], of zijn vervanger. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de jeugdreclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich begeleiden en behandelen door het Ambulant Forensisch Jeugdteam van Arkin of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Veroordeelde verblijft in een woonvoorziening van [woonvoorziening] ([woonvoorziening]) of een andere instelling voor beschermd/begeleid wonen te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
locatiegebod
Veroordeelde wordt geboden zich gedurende de periode van het toezicht te bevinden op [adres 2] of [adres 3]. Daarbij heeft hij een aaneengesloten blok van twaalf uur ter invulling van zijn activiteiten (sport, hobby’s, school, werk, behandeling), zoals met de jeugdreclassering van William Schrikker wordt afgesproken. De start- en eindtijd van het aaneengesloten blok van twaalf uur is ter nadere invulling door de reclassering. Als de jeugdreclassering het noodzakelijk acht om voor een doelmatige uitvoering van het toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden de periode, tijd of locatie aan te passen dan zal zij hierover overleggen met de opdrachtgever.
Veroordeelde zal zich onder
elektronisch toezichtstellen ter nakoming van het locatiegebod. De aansluiting van het elektronische controlemiddel kan plaatsvinden vanaf de derde werkdag nadat de reclassering is geïnformeerd over de ingangsdatum. De aansluiting zal plaatsvinden op de [adres 2] of [adres 3].
overige voorwaarden
Veroordeelde geeft inzicht in zijn vrienden en kennissenkring ook indien dat betekent dat een begeleider nagaat welke contacten hij in zijn telefoon heeft staan. Veroordeelde verblijft elke nacht bij [woonvoorziening] en verblijft alleen elders wanneer hij daar toestemming voor heeft gekregen.
Geeft aan de jeugdreclassering van William Schrikker de opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd vonnis van 16 april 2018, namelijk
7 (zeven) dagen jeugddetentie.
Heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.A.E. Somsen, voorzitter,
mrs. H.E. Hoogendijk en C.P.E. Meewisse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Madiol, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 februari 2021.
[...]
[...]
.