ECLI:NL:RBAMS:2021:8018

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 november 2021
Publicatiedatum
1 maart 2022
Zaaknummer
9146143 CV EXPL 21-5648
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring voor recht over vervanging open verbrandingstoestellen door Hr-ketel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting de Alliantie en haar huurders, aangeduid als [gedaagden]. De zaak betreft een huurovereenkomst voor een sociale huurwoning, waarbij de Alliantie voorstelt om de open verbrandingstoestellen in de woning van de gedaagden te vervangen door een Hr-ketel. Dit voorstel is gedaan in het kader van een planmatige vervanging die de Alliantie sinds 2013 uitvoert. De gedaagden hebben niet ingestemd met het voorstel, dat een huurverhoging van € 32,46 per maand met zich meebrengt.

De Alliantie vordert in deze procedure een verklaring voor recht dat het voorstel redelijk is volgens artikel 7:220 lid 2 BW en dat de gedaagden aan dit voorstel zijn gebonden. Daarnaast vraagt de Alliantie om medewerking van de gedaagden voor de uitvoering van de noodzakelijke werkzaamheden, met een dwangsom als drukmiddel. De gedaagden voeren verweer en stellen dat de vervanging niet noodzakelijk is, maar de rechtbank oordeelt dat de open verbrandingstoestellen gevaarlijk zijn en dat de voorgestelde vervanging een geriefsverbetering is.

De rechtbank wijst de vorderingen van de Alliantie toe en oordeelt dat de gedaagden verplicht zijn om medewerking te verlenen aan de vervangingen. De gedaagden worden ook veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank benadrukt dat de huurverhoging niet buitensporig is en dat de gedaagden, als goede huurders, moeten meewerken aan de uitvoering van de werkzaamheden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9146143 CV 21-5648
vonnis van 18 november 2021
func.: 493

Vonnis van de kantonrechter

Inzake:

Stichting de Alliantie

gevestigd te Hilversum
eiseres
gemachtigde: mr. J.J.M. Saelman
t e g e n

[gedaagde 1]

[gedaagde 2]
wonende te [woonplaats]
gedaagden
procederend in persoon.
Partijen worden hierna ook de Alliantie en [gedaagden] genoemd.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

- dagvaarding van 30 maart 2021, met producties;
- conclusie van antwoord, met producties;
- instructievonnis van 1 juli 2021;
- conclusie van repliek, met producties;
- conclusie van dupliek;
- dagbepaling vonnis.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en erkend of niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
1.1.
Tussen partijen bestaat een huurovereenkomst met betrekking tot de sociale huurwoning op het adres [adres] .
1.2.
Sinds 2013 is de Alliantie bezig met de planmatige vervanging van de open verbrandingstoestellen in de door haar verhuurde woningen door Hr-ketels met toebehoren.
1.3.
De Alliantie wenst ook de open verbrandingstoestellen (meegehuurde gashaard en geiser) in de woning van [gedaagden] te vervangen door een Hr combiketel en radiatoren. Daarvoor is noodzakelijk dat tevens een rookgasafvoer wordt aangelegd (door de VvE).
1.4.
De Alliantie heeft ter zake van een en ander bij brief van 10 december 2020 een voorstel aan [gedaagden] gedaan. Daarbij is vermeld dat de vervanging (uitgaande van in totaal acht radiatoren) zal leiden tot een huurverhoging van
€ 32,46 per maand.
1.5.
[gedaagden] hebben niet ingestemd met het voorstel.

Vordering

2. De Alliantie vordert kort gezegd te verklaren voor recht dat het voorstel een redelijk voorstel is in de in van artikel 7:220 lid 2 BW en dat [gedaagden] daaraan zijn gebonden. Verder vordert de Alliantie [gedaagden] te veroordelen tot medewerking aan en gedogen van de uitvoering van de noodzakelijke werkzaamheden op straffe van een dwangsom en tot tijdelijke ontruiming van de woning gedurende de werkzaamheden, alles met veroordeling van [gedaagden] in de kosten van het geding.
3. De Alliantie stelt daartoe dat open verbrandingstoestellen gevaar voor de gezondheid kunnen opleveren (koolmonoxide). Het gebruik van dergelijke toestellen levert onnodig risico op, ook voor omwonenden. Daarom stimuleert de overheid vervanging door gesloten systemen. De Alliantie heeft samen met andere woningcorporaties afspraken daarover gemaakt met de gemeente Amsterdam. De vervanging is ook van belang voor de toekomstige verhuurbaarheid. De huurverhoging is mede afhankelijk van de wensen van de bewoner (aantal radiatoren). Verwarming en warm water met een Hr-ketel leidt tot verhoging van het wooncomfort en is zuiniger met energie. Netto gaan [gedaagden] er niet op achteruit. Bovendien hebben [gedaagden] na de huurverhoging mogelijk recht op huurtoeslag. Op grond van een en ander is sprake van een redelijk voorstel in de zin van artikel 7:220 lid 2 BW. [gedaagden] zijn gehouden als goed huurders om aan de uitvoering hun medewerking te verlenen.

Verweer

4. [gedaagden] voeren verweer tegen de vorderingen. In het kader daarvan brengen zij allerlei voor deze zaak niet relevante onderwerpen (bijvoorbeeld de aanleg van een dakterras door de bovenbuurman en de bedrading van de schotelantenne) en verwijzingen naar eerdere procedures naar voren. Deze punten zullen buiten beschouwing worden gelaten. De overige argumenten komen hierna bij de beoordeling aan de orde.

Beoordeling

5. [gedaagden] voeren onder meer aan dat zij al enige tijd zonder warm water zitten, omdat de meer dan 20 jaar oude geiser defect is. Vervanging door een soortgelijk apparaat is echter niet toegestaan. Dit onderstreept dus eerder het belang van vervanging door een gesloten systeem dan dat het een argument daartegen oplevert. Dat geldt ook voor het argument dat [gedaagden] in het verleden (1998) zelf bijna slachtoffer waren geworden van koolmonoxide vergiftiging.
Verder voeren [gedaagden] aan dat de geiser en kachel kunnen worden vervangen door elektrische apparatuur in plaats van gas apparatuur, zodra de elektrische installatie daarvoor toereikend is verzwaard (krachtstroom). Dit kan echter in redelijkheid niet van de Alliantie worden verlangd. De woning van [gedaagden] maakt deel uit van een grootschalig renovatieproject. Afwijkende aanpak van die woning zou tot aanzienlijke extra kosten leiden. Bovendien is maar de vraag of de door [gedaagden] voorgestelde oplossing zuiniger is. Dat de gasprijs op dit moment sterk gestegen is, betekent evenmin dat het voorstel van de Alliantie niet redelijk (meer) is. Die situatie is naar alle waarschijnlijkheid slechts tijdelijk en bovendien wordt van overheidswege belastingverlaging ingevoerd en voor mensen met een laag inkomen compensatie voorbereid. [gedaagden] stellen dat hun inkomen onder het sociaal minimum ligt, zodat zij daarvoor in aanmerking zullen komen. Anders dan [gedaagden] betogen, is de voorgenomen vervanging objectief beschouwd aan te merken als een geriefsverbetering. Of en wanneer huurwoningen in Nederland “van het gas af” zullen gaan, valt niet te voorspellen. Hetzelfde geldt voor de mogelijke aansluiting van de wijk waar [gedaagden] wonen op stadsverwarming.
6. Het verweer wordt op grond van het vorenstaande verworpen. Daarbij neemt de kantonrechter nog in aanmerking dat het van algemene bekendheid is dat open verbrandingstoestellen in woningen gevaarlijk zijn in verband met de mogelijkheid dat ongemerkt koolmonoxide kan worden geproduceerd en zich in de woonruimte kan ophopen. Daaraan overlijden jaarlijks mensen. De huurverhoging na vervanging is niet buitensporig. De slotsom is derhalve dat de vorderingen worden toegewezen als na te melden. De dwangsom wordt gemaximeerd op € 50.000,-.
7. [gedaagden] worden als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten belast.

BESLISSING

De kantonrechter:
  • verklaart voor recht dat het voorstel van de Alliantie met betrekking tot het afkoppelen en verwijderen van de open verbrandingstoestellen in het gehuurde en het vervangen daarvan door een Hr-ketel met toebehoren als vermeld onder randnummer 21 van de dagvaarding een redelijk voorstel is in de zin van artikel 7:220 lid 2 BW en dat [gedaagden] aan dit voorstel zijn gebonden;
  • veroordeelt [gedaagden] om vanaf de derde dag na betekening van dit vonnis de uitvoering van de daarvoor noodzakelijke werkzaamheden, waaronder begrepen een voorafgaande opname van de woning, en de aanleg van een rookgasafvoerkanaal in en aan de achterzijde van het gehuurde te gedogen en de noodzakelijke medewerking daaraan te verlenen, waaronder begrepen het toelaten van de door de Alliantie met de uitvoering belaste personen op straffe van een dwangsom van
  • machtigt de Alliantie om de hiervoor bedoelde werkzaamheden zo nodig tegen de wil van [gedaagden] uit te voeren en veroordeelt [gedaagden] tot tijdelijke en gedeeltelijke ontruiming van het gehuurde voor zover daarvoor noodzakelijk, zoals bedoeld in artikel 558 Rv, welke ontruiming desnoods kan worden bewerkstelligd door de deurwaarder met behulp van de sterkte arm van politie en justitie;
- veroordeelt [gedaagden] in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de Alliantie begroot op € 89,41 aan explootkosten, € 126,- aan griffierecht en € 374,- aan salaris gemachtigde, inclusief eventueel verschuldigde btw;
  • veroordeelt [gedaagden] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 62,- aan salaris gemachtigde en de kosten van betekening van dit vonnis en veroordeelt [gedaagden] tot betaling van de wettelijke rente over de proceskosten indien hij deze niet binnen 14 dagen na betekening heeft voldaan;
  • verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
  • wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. A.W.J. Ros, kantonrechter en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 november 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.