ECLI:NL:RBAMS:2021:8034

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 mei 2021
Publicatiedatum
11 maart 2022
Zaaknummer
21/46 + 21/47 (13/228646-20)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding en kostenvergoeding ex artikel 533 en 530 Sv na sepot

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 mei 2021 uitspraak gedaan op verzoeken van verzoeker, die op 21 december 2019 was aangehouden en de volgende dag in verzekering was gesteld op verdenking van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De strafzaak tegen verzoeker is op 18 december 2020 onvoorwaardelijk geseponeerd. Verzoeker heeft een verzoek ingediend om schadevergoeding van € 105,00 voor de schade die hij heeft geleden door ondergane verzekering, en om een vergoeding van € 2.420,00 voor de kosten van zijn raadsman. De rechtbank heeft het verzoek om schadevergoeding toegewezen, maar heeft de kostenvergoeding voor de raadsman gematigd. De rechtbank oordeelde dat de kosten voor het opvragen van de status van de zaak onredelijk waren en heeft een uurtarief van € 50,00 vastgesteld voor deze werkzaamheden. Uiteindelijk is aan verzoeker een totale vergoeding van € 1.960,25 toegekend, bestaande uit € 105,00 voor de schadevergoeding, € 1.305,25 voor de kosten van de raadsman en € 550,00 voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift. De rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/228646-20
RK: 21/46 en 21/47
Beschikking op de verzoeken ex artikel 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ),
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsman, mr. E. El Assrouti, Postjesweg 142 C, 1061 AX te Amsterdam,
verzoeker.

1.Procesgang

Het verzoekschrift is op 4 januari 2021 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Op 2 februari 2021 heeft het Openbaar Ministerie zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 23 april 2021 de raadsvrouw van verzoeker mr. T.T.H.M. Bruers, die waarneemt namens haar kantoorgenoot, en de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord.
Verzoeker is, hoewel daartoe rechtsgeldig opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.

2.Inhoud van het verzoekschrift

Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding van € 105,00 voor de schade die verzoeker ten gevolge van ondergane verzekering stelt te hebben geleden.
Het verzoek strekt daarnaast tot het toekennen van een vergoeding van € 2.420,00 voor de kosten van de raadsman en € 550,00 voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
In raadkamer heeft de raadsvrouw ter aanvulling op het verzoekschrift en naar aanleiding van het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie – kort samengevat – het volgende aangevoerd. Het is noodzakelijk om met enige regelmaat de status van een zaak op te vragen.
Wanneer de status te laat wordt opgevraagd worden zaken namelijk ingepland zonder dat er rekening wordt gehouden met verhinderdata van raadslieden, en wordt raadslieden vervolgens verweten dat zij een zaak hebben aangenomen terwijl zij verhinderd zijn en er al een zittingsdatum bekend was. Indien het Openbaar Ministerie dit beter zou regelen, zouden wij niet genoodzaakt zijn om regelmatig te moeten corresponderen over de status van de zaak.
Het versturen van deze e-mails waarin navraag wordt gedaan naar de status kost ons tijd en daarom wordt hiervoor ook tijd geschreven. Het merendeel van deze e-mails wordt verstuurd door de advocaten. Daarnaast zijn enkele e-mails door advocaat-stagiaires verstuurd, maar deze e-mails worden vervolgens nog nagekeken door een advocaat zodat ook voor het versturen van deze e-mails het uurtarief van € 250,00 wordt gehanteerd.

3.Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft – met verwijzing naar het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie – verklaard zich te verzetten tegen toekenning van de vergoeding voor de kosten van de raadsman, vanwege het hoge uurtarief en het aantal gedeclareerde uren. Een matiging is op zijn plaats. Voorgesteld wordt om uit te gaan van één uur tegen een tarief van € 250,- en zeven uur tegen het tarief van € 100,-.
Tegen het toekennen van een vergoeding voor de schade ten gevolge van de ondergane verzekering en de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift verzet de officier van justitie zich niet.

4.Beoordeling

Verzoeker is op 21 december 2019 aangehouden en de volgende dag in verzekering gesteld op verdenking van medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Op 22 december 2019 is verzoeker heengezonden.
De officier van justitie heeft de strafzaak tegen verzoeker onvoorwaardelijk is geseponeerd en dat bij brief van 18 december 2020 aan hem meegedeeld.
Indien de zaak tegen een verdachte eindigt zonder oplegging van straf of maatregel of als wel een straf en/of maatregel is opgelegd, maar op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten, kan de rechtbank op grond van artikel 533 Sv op verzoek van de gewezen verdachte, hem een vergoeding ten laste van de Staat toekennen voor de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Indien de zaak tegen een verdachte eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht kan op verzoek van de gewezen verdachte op grond van artikel 530 lid 2 Sv, aan hem, uit ’s Rijks kas een vergoeding worden toegekend voor de schade, die hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede in de kosten van een raadsman.
Het verzoek kan slechts worden ingediend binnen drie maanden na de beëindiging van de zaak.
Op grond van artikel 534 lid 1 Sv heeft de toekenning van een vergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De strafzaak tegen verzoeker is op 18 december 2020 onvoorwaardelijk geseponeerd. Een onvoorwaardelijk sepot dient te worden aangemerkt als een ‘einde zaak’ in de zin van artikel 533 en 530 Sv.
Het verzoek is tijdig ingediend.
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 533 Sv
De rechtbank acht, alle omstandigheden in aanmerking genomen en rekening houdend met de levensomstandigheden van verzoeker, gronden van billijkheid aanwezig een schadevergoeding toe te kennen tot een bedrag van na te noemen hoogte.
Bij het bepalen van het aantal dagen dat verzoeker gedurende zijn voorarrest in een politiecel heeft doorgebracht, wordt zowel de dag waarop de inverzekeringstelling is aangevangen als de dag van de invrijheidstelling naar de maatstaf van een volledige dag vergoed. Ook indien de inverzekeringstelling is aangevangen én geëindigd op een en dezelfde dag (en het voorarrest dus tot enkele uren beperkt is gebleven) wordt een vergoeding toegekend naar de maatstaf van een volledige dag.
Verzoeker heeft in totaal één dag op een politiebureau doorgebracht. De rechtbank kent een standaardvergoeding toe van € 105,00 per dag die op het politiebureau is doorgebracht en € 80,00 per dag die in een huis van bewaring is doorgebracht en € 25,00 extra voor elke dag waarop sprake was van beperkingen.
Gelet op het voorgaande zal voor de één dag inverzekeringstelling een bedrag worden toegekend van € 105,00.
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 530 Sv
De rechtbank acht, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig een vergoeding toe te kennen voor de kosten van de raadsman.
Ten aanzien van de hoogte van de toe te kennen vergoeding ziet de rechtbank termen aanwezig om de vergoeding te matigen. Door de raadsman is in totaal 45 keer tijd geschreven voor het corresponderen met het Openbaar Ministerie over de stand van zaken in de strafzaak. De gevraagde kosten voor het stelselmatig opvragen van de stand van zaken, tegen een partnertarief van € 250,00 per uur, komt de rechtbank ongebruikelijk en onredelijk voor. De rechtbank acht een uurtarief van € 50,00 voor het voeren van de correspondentie over de stand van zaken redelijk en billijk.
De overige gevraagde kantoorkosten komen de rechtbank niet ongebruikelijk en onredelijk voor en vergen ook geen nadere specificatie of onderbouwing.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, een vergoeding van in totaal € 1.305,25 (inclusief btw) billijk voor de verzochte rechtsbijstand.
De rechtbank zal voor het opmaken, indienen en behandelen van het verzoekschrift de standaardvergoeding van € 550,00 toekennen.
De rechtbank komt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

Ten aanzien van het verzoek ex artikel 533 Sv:
De rechtbank kent aan verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe van € 105,00 (honderdvijf euro) voor de schade die verzoeker ten gevolge van ondergane verzekering heeft geleden.
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 530 Sv:
De rechtbank kent aan verzoeker uit ’s Rijks kas een vergoeding toe van € 1.305,25 (duizenddriehonderdenvijf euro en vijfentwintig cent) voor de kosten van de raadsman.
De rechtbank kent aan verzoeker uit ’s Rijks kas een vergoeding toe van € 550,00 (vijfhonderdvijftig euro) voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
Wijst het meer of anders verzochte af
Deze beslissing is gegeven door
mr. R.A. Overbosch, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.P.H. Borghans, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2021.
Tegen deze beslissing staat hoger beroep open, voor de officier van justitie binnen veertien dagen
en voor verzoeker binnen een maand na betekening van deze beschikking,
in te stellen ter griffie van deze rechtbank.
De rechtbank Amsterdam, enkelvoudige kamer, beveelt de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 1.960,25 (duizendnegenhonderdzestig euro en vijfentwintig cent) op IBAN- [nummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden El Assrouti Advocaten, onder vermelding van vergoeding 533 en 530 Sv, inzake: [verzoeker] .
Aldus gedaan op 7 mei 2021,
door mr. R.A. Overbosch, rechter.