ECLI:NL:RBAMS:2021:8074

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 augustus 2021
Publicatiedatum
2 juni 2022
Zaaknummer
13/134018-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugddetentie voor verdachte met vuurwapen op schoolplein

Op 11 augustus 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 20 mei 2021 te Amsterdam met een geladen vuurwapen op zak is aangehouden op het schoolplein van een basisschool. De verdachte, geboren in 2003, heeft het feit bekend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om kennis te nemen van de zaak. De officier van justitie, mr. C.R. Zetsma, heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het feit, waarbij de rechtbank heeft geconstateerd dat het wapen en de munitie bij de verdachte zijn aangetroffen. De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen de tenlastelegging.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het ten laste gelegde feit bewezen is op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de processtukken. De verdachte is strafbaar en er zijn geen omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten. De rechtbank heeft de ernst van het feit in overweging genomen, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte. De officier van justitie heeft een jeugddetentie van 120 dagen geëist, waarvan 36 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft besloten het jeugdstrafrecht toe te passen, gezien de leeftijd van de verdachte en de omstandigheden van de zaak.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 120 dagen, waarvan 36 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Bij de strafoplegging zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een gedragsinterventie. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven en hoopt dat hij door het volgen van de voorwaarden zich positief zal ontwikkelen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummer: 13/134018-21 (Promis)
Parketnummer vordering TUL: 13-203642-19
Datum uitspraak: 11 augustus 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres verdachte] , thans gedetineerd in de [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
11 augustus 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.R. Zetsma en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. S.M. Hof naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 20 mei 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een vuurwapen van categorie III, te weten een pistool, merk Blow (omgebouwd gas/alarmpistool), kaliber 7.65 mm Browning, en/of munitie van categorie III, te weten 1 patroon, kaliber 7.65 mm Browning, voorhanden heeft gehad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het feit en heeft daarbij gewezen op het proces-verbaal van bevindingen, waaruit blijkt dat het wapen en de munitie bij verdachte is aangetroffen. Verdachte heeft het feit ook bekend.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het ten laste gelegde geen verweer gevoerd. Verdachte heeft het feit bekend.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het ten laste gelegde feit op grond van de stukken in het dossier en de bekennende verklaring van verdachte is bewezen. Omdat verdachte bekent en de raadsvrouw geen bewijsverweer heeft gevoerd wordt ingevolge artikel 359, lid 3, Wetboek van Strafvordering volstaan met een opgave van de gebruikte bewijsmiddelen:
De bekennende verklaring die verdachte ter terechtzitting van 11 augustus 2021 heeft afgelegd zoals neergelegd in het proces-verbaal van die terechtzitting.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2021102685-6 van 20 mei 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en
[verbalisant 2] , doorgenummerde pag. 3 t/m 5.
Een proces-verbaal van bevindingen technisch onderzoek met nummer 2021102685-14 van
21 mei 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] , doorgenummerde pag. 10 t/m 14.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 20 mei 2021 te Amsterdam, een vuurwapen van categorie III, te weten een pistool, merk Blow (omgebouwd gas/alarmpistool), kaliber 7.65 mm Browning, en munitie van categorie III, te weten 1 patroon, kaliber 7.65 mm Browning, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
Het Openbaar Ministerie heeft een zerotolerancebeleid als het gaat om het bezit of voorhanden hebben van vuurwapens. De officier van justitie neemt het verdachte kwalijk dat hij met het wapen op zak naar een basisschool is gegaan. Dit is een ernstig feit en de straf moet er aan bijdragen dat dit niet meer gebeurt. De officier van justitie vindt dat verdachte dient te worden berecht volgens het jeugdstrafrecht en heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie van 120 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 37 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gevraagd verdachte inderdaad te berechten volgens het jeugdrecht, een straf op te leggen gelijk aan het voorarrest en de voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte is met een geladen vuurwapen op zak aangehouden op het schoolplein van een basisschool in Amsterdam. De medeverdachte droeg een Rambo mes. Verdachte heeft dat vuurwapen zelf aangeschaft, naar eigen zeggen omdat hij bedreigd werd. Het is onduidelijk gebleven wat verdachte precies van plan was toen hij met dat wapen de straat op ging en zich naar het schoolplein begaf. De politie was na een melding ter plaatse gekomen. Niet gedacht moet worden aan wat er had kunnen gebeuren als de politie niet op tijd was gearriveerd. Het voorhanden hebben van vuurwapens brengt onaanvaardbare risico’s voor de veiligheid van personen met zich mee en kan tot zeer gevaarlijke situaties leiden. Het bezit van vuurwapens in Amsterdam is een groot maatschappelijk probleem. Tegen dergelijke feiten wordt streng opgetreden.
Uit het strafblad van verdachte van 5 juli 2021 blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor een straatroof en dat hij daarvoor een deels voorwaardelijke werkstraf opgelegd heeft gekregen. Verdachte liep nog in de proeftijd die hem in dat kader werd opgelegd. Daarvan wordt in de onderhavige zaak de tenuitvoerlegging gevorderd.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het rapport van Reclassering Nederland van 26 juli 2021. In dit rapport staat het volgende. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. Verdachte is één keer eerder in aanraking geweest met justitie wegens een agressie gerelateerd delict. Ondanks dat verdachte momenteel niet beschikt over een structurele dagbesteding omdat hij uitgeschreven is van zijn opleiding door onderhavige detentie, beschikt hij over stabiele leefomstandigheden. Hoewel verdachte niet eerder in een reclasseringstoezicht heeft gelopen, wordt het risico op onttrekken aan voorwaarden vooralsnog ingeschat als laag. Verdachte heeft meerdere malen zijn medewerking verleend aan het opstellen van een reclasseringsadvies en is tevens welwillend tegenover een reclasseringstoezicht.
De reclassering acht het sociale netwerk en het psychosociaal functioneren delictgerelateerd. Verdachte vertelt dat hij in het verleden beschikte over een negatief sociaal netwerk. Tevens zou het negatieve sociale netwerk ervoor gezorgd hebben dat verdachte zich onveilig voelde en om deze reden een wapen bij zich droeg. Desondanks vertelt de gedragsdeskundige van [detentieplaats] , mevrouw [naam] , dat verdachte niet beïnvloedbaar lijkt.
In het onderzoek van de reclassering is gebruik gemaakt van het wegingskader ASR (adolescentenstrafrecht). Gelet op de handelingsvaardigheden van verdachte is de reclassering van mening dat verdachte de risico’s van zijn handelen slecht inschat, impulsief handelt en hij vertoont blijkens informatie van mevrouw [naam] , sociaal-emotioneel ietwat jonger gedrag. Gericht op de pedagogische mogelijkheden is voornamelijk continuering van de schoolgang noodzakelijk. Tevens neemt verdachte actief deel aan een gezin en is hij ontvankelijk voor sociale, emotionele of praktische ondersteuning of beïnvloeding door volwassenen. De relatie met zijn moeder kan aangemerkt worden als een beschermende factor. Er worden geen contra-indicaties gezien voor het toepassen van het jeugdstrafrecht. De reclassering adviseert dan ook het jeugdstrafrecht toe te passen bij veroordeling. Interventies en een reclasseringstoezicht kunnen bijdragen aan het beperken van het risico op recidive.
De reclassering heeft geadviseerd, indien een (deels) voorwaardelijke straf wordt opgelegd, daarbij de volgende bijzondere voorwaarden te stellen: een meldplicht bij de reclassering, het volgen van een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden en het volgen van onderwijs.
Toepassing van het jeugdstrafrecht
Krachtens artikel 77c Sr, kan de rechtbank – ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren doch niet die van 23 jaren heeft bereikt – recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg Sr, indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het bewezen verklaarde feit heeft gepleegd toen hij de leeftijd van 18 jaren had bereikt. Gelet op de genoemde rapportage, het gegeven advies en de geschetste persoonlijkheid van de verdachte, zal de rechtbank ten aanzien van het bewezen verklaarde op grond van artikel 77c Sr het jeugdstrafrecht toepassen.
De rechtbank heeft acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting voor minderjarigen, die voor het voorhanden hebben van een vuurwapen als oriëntatiepunt geven: tenminste zes weken jeugddetentie. De rechtbank vindt het in het geval van verdachte strafverzwarend dat hij al eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, en in het bijzonder dat verdachte het vuurwapen niet alleen voorhanden had, maar ook mee naar buiten heeft genomen, in zijn borstzak, nota bene midden onder schooltijd naar het schoolplein van een basisschool, vol met spelende jonge kinderen. Positief is dat de familie van verdachte inmiddels concrete plannen heeft het gesprek aan te gaan over de dreiging die verdachte kennelijk voelt, en die problemen op te lossen. Er ligt een uitgewerkt plan van de reclassering, en verdachte lijkt bereid en in staat om hulp te aanvaarden en recidive te voorkomen. Om verdachte er in de toekomst van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en om zijn behandeling en begeleiding te waarborgen, zal de rechtbank hem een gedeeltelijk voorwaardelijke jeugddetentie opleggen.
Al het voorgaande afwegende komt de rechtbank tot de volgende strafoplegging.
De rechtbank legt verdachte een jeugddetentie op voor de duur van 120 dagen, waarvan 36 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met daaraan de bijzondere voorwaarden verbonden zoals geadviseerd door Reclassering Nederland in het rapport van 26 juli 2021. Dit betekent dat verdachte op dit moment niet langer vast hoeft te zitten. De rechtbank heft de voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van 12 augustus 2021. De rechtbank hoopt dat verdachte door mee te werken aan de bijzondere voorwaarden zich positief zal ontwikkelen en zodoende een positieve verandering kan brengen in zijn leven.

9.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
STK Pistool (Omschrijving: G6058373, Blow)
1 STK Patroon (Omschrijving: G6058376, browning)
Onttrekking aan het verkeer
Nu met betrekking tot deze voorwerpen het bewezen geachte is begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.

10.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 6 augustus 2021 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/203642-19, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis 22 april 2021 van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 100 uur, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 50 uur niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op één jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden. Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijke strafdeel te gelasten.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
120 (honderdtwintig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 36 (zesendertig) dagen, van deze jeugddetentie
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt
de proeftijd vast op twee jarenonder
de algemene voorwaardedat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering en houden aan de aanwijzingen
Veroordeelde meldt zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Leger des Heils
Jeugdbescherming en Reclassering op het adres [adres reclassering] te Amsterdam. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Tevens houdt veroordeelde zich aan de aanwijzingen van de reclassering.
Gedragsinterventie cognitieve vaardigheden
Veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie Cognitieve Vaardigheden of een andere
gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training
het precies wordt. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.
Inspanningsverplichting voor structurele dagbesteding/Volgen van onderwijs
Veroordeelde dient zijn medewerking te verlenen aan en een actieve inspanning te verrichten voor (een traject gericht op) het verkrijgen en het behouden van structurele en zinvolle dagbesteding. De
voorkeur heeft hierbij in de vorm van het volgen van onderwijs.
Van rechtswege gelden tevens de voorwaarden dat veroordeelde:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
STK Pistool (Omschrijving: G6058373, Blow)
1 STK Patroon (Omschrijving: G6058376, browning)
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd vonnis van 22 april 2021, namelijk een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 50 uur, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 25 dagen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 12 augustus 2021. Deze beslissing is afzonderlijk vastgelegd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D. van den Brink, voorzitter,
mrs. E. Akkermans en E.G.C. Groenendaal, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.R. Baart, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 augustus 2021.