ECLI:NL:RBAMS:2021:820

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 januari 2021
Publicatiedatum
2 maart 2021
Zaaknummer
C/13/694118 / JE RK 20-1059
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.M. Beunk
  • T.F.W. Kouwenhoven
  • M.J.R. Roethof
  • P. Tanis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige in een pleeggezin na onderzoek naar opvoedperspectief

In deze zaak heeft de kinderrechter op 14 januari 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een zesjarig meisje, hierna te noemen [minderjarige], in een pleeggezin. De zaak is aangespannen door Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering (LJ&R) die verzocht om verlenging van de uithuisplaatsing voor de duur van de ondertoezichtstelling. De ouders van [minderjarige] zijn betrokken in de procedure, waarbij de moeder en vader bijgestaan werden door hun advocaten. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder en haar advocaat aanwezig waren, maar de pleegouders niet.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] sinds mei 2018 in een pleeggezin woont, nadat zij onder toezicht was gesteld. De machtiging tot uithuisplaatsing was eerder verlengd, maar de ouders hebben zich in de tussentijd niet voldoende kunnen ontwikkelen om [minderjarige] weer bij zich te kunnen laten wonen. LJ&R heeft een onderzoek laten uitvoeren door Levvel, waaruit bleek dat de moeder niet in staat is om de opvoedersrol op zich te nemen. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de moeder onvoldoende leerbaar is en niet goed kan aansluiten bij de behoeften van [minderjarige].

De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd, omdat het in het belang van [minderjarige] is dat zij in een stabiele en voorspelbare opvoedsituatie blijft. De kinderrechter heeft geen opdracht gegeven aan LJ&R om terugplaatsing in te zetten, omdat de zorgen over de opvoedvaardigheden van de moeder nog steeds bestaan. De rol van de vader is ook niet voldoende onderzocht, en de kinderrechter heeft aangegeven dat hier verder naar gekeken moet worden. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/13/694118 / JE RK 20-1059
Datum uitspraak: 14 januari 2021
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering,

te Alkmaar, hierna te noemen: LJ&R
betreffende

[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats]

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

Mw. [de moeder] , hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats] ,

mr. T.F.W. Kouwenhoven;

Dhr. [de vader] , hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats] ,

mr. M.J.R. Roethof;

en de pleegouders.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van LJ&R van 30 november 2020, ingekomen bij de griffie op 3 december 2020;
- het eindverslag van Levvel Hecht d.d. 15 december 2020 en het adviesverslag toekomstperspectief [minderjarige] van Levvel, ingediend door het LJ&R op 5 januari 2021;
- een verweerschrift met bijlagen, ingediend namens de moeder door mr. Kouwenhoven op 13 januari 2021;
- drie e-mailberichten van 13 januari 2021 van HVO-Querido, ingediend namens de vader door mr. Roethof op 14 januari 2021;
Op 14 januari 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. Kouwenhoven en een tolk in de Arabische taal;
- de vader, bijgestaan door mr. Roethof;
- mevrouw [medewerkster eiseres] , namens LJ&R.
De pleegouders zijn niet verschenen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 22 mei 2018 is [minderjarige] onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is daarna verlengd, laatstelijk tot 9 augustus 2021.
Tevens is een machtiging tot uithuisplaatsing verleend. Deze machtiging is voor het laatst bij beschikking van 28 juli 2020 verlengd tot 28 januari 2021 onder afwijzing van het meer verzochte.
[minderjarige] woont in dat kader sinds mei 2018 in een pleeggezin.

Het verzoek

LJ&R verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling in een voorziening voor pleegzorg, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De standpunten

LJ&R heeft gepersisteerd bij het verzoek. Er is na de vorige uitspraak binnen korte tijd een onderzoek verricht naar het perspectief van [minderjarige] . De beoordelingsboog is ingezet en Levvel heeft onderzoek gedaan. De omgang is zo veel als mogelijk uitgebreid door extra bezoekmomenten in te plannen. De contacten tussen de moeder en [minderjarige] zijn geobserveerd en zijn voor- en nabesproken met de moeder. Inmiddels is de conclusie dat het opvoedperspectief van [minderjarige] niet bij de moeder ligt. [minderjarige] is niet veilig gehecht aan de moeder. De moeder kan niet de opvoedersrol op zich nemen. Zij is onvoldoende leerbaar en niet voldoende sensitief en responsief ten opzichte van de behoeften van [minderjarige] . [minderjarige] is goed gehecht aan de pleegouders. Het is een kwetsbaar meisje dat de eerste jaren van haar leven een valse start heeft gehad. Inmiddels gaat het stukken beter en is de ontwikkelingsachterstand goeddeels ingelopen. [minderjarige] is gebaat bij een stabiele en voorspelbare opvoedsituatie. Een breuk met de pleegouders zou nog schadelijker zijn voor [minderjarige] . De verlenging van de uithuisplaatsing voor de duur van de ondertoezichtstelling is daarom noodzakelijk.
Mr. Kouwenhoven heeft zich namens de moeder op het standpunt gesteld dat indien het verzoek tot verlenging van de uithuisplaatsing wordt toegewezen, dit slechts kan met de uitdrukkelijke opdracht aan LJ&R dat moet worden toegewerkt naar (een geleidelijke) terugplaatsing van [minderjarige] bij haar moeder. De moeder is gedurende de uithuisplaatsing onvoldoende bij [minderjarige] betrokken en het doel van LJ&R is nooit terugkeer naar moeder geweest. Zij begrijpt dat de tijd nu begint te dringen. De rechtbank heeft in eerdere beschikkingen aangedrongen op een onderzoek naar het perspectief, waarbij moeder de gelegenheid diende te krijgen te worden begeleid in haar rol als moeder. Daar is in de recente onderzoeken van Levvel onvoldoende sprake van geweest. Er is te weinig gebeurd in de afgelopen periode. De moeder moet nu alsnog de kans krijgen om weer voor [minderjarige] te gaan zorgen. Het is mogelijk dat [minderjarige] zich – naast haar pleegouders – ook aan de moeder kan gaan hechten. Overigens had de Raad formeel ook nog moeten adviseren ten aanzien van het onderhavige verzoek na kennisneming van de recente onderzoeken, hetgeen niet is gebeurd.
De moeder heeft naar voren gebracht dat wat LJ&R zegt niet klopt. Met [minderjarige] gaat het goed. De moeder heeft veel te weinig contact gehad met [minderjarige] ; moeder heeft vooral hulpverleners gezien. Ondanks dat zij alles op orde heeft, is LJ&R nog steeds niet tevreden. De moeder wil graag dat [minderjarige] weer bij haar komt wonen.
Mr. Roethof heeft zich namens de vader op het standpunt gesteld dat het verzoek primair dient te worden afgewezen en subsidiair dat er direct dient te worden gewerkt aan geleidelijke terugplaatsing. Er moet gedegen onderzocht worden wat er nu nog nodig is voor terugplaatsing; de ouders zijn immers gegroeid. Het onderzoek naar de mogelijkheden daartoe is niet grondig genoeg geweest. Het is slechts gebaseerd op een paar extra omgangsmomenten en onduidelijk is waar moeder aan diende te voldoen. De rol van vader als mogelijke opvoeder is helemaal niet meegenomen. Vader wil ook een eerlijke kans om te worden meegenomen in dat onderzoek. Om die reden is gekeken of er bij HVO-Querido mogelijkheden zijn om vader een geschikte woonruimte en begeleiding te geven. Dat blijkt het geval. De vader zou in ieder geval een grotere rol moeten spelen in het leven van [minderjarige] dan dat hij nu doet.
De vader heeft naar voren gebracht dat hij het moeder gunt dat zij weer voor [minderjarige] kan gaan zorgen. Zij werkt daar hard voor. De moeder heeft helaas niet genoeg ondersteuning gehad en wordt nu aan de kant gezet door LJ&R, dat is verdrietig.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).
[minderjarige] is in 2018 met een crisisplaatsing in een pleeggezin geplaatst nadat er grote zorgen waren over haar ontwikkeling. De problemen en achterstanden zijn waarschijnlijk voor een groot deel veroorzaakt door onrust en onveiligheid in de opvoedsituatie bij de ouders. Door het verblijf in het pleeggezin en behandeling bij het Kabouterhuis is het veel beter gegaan met [minderjarige] en zijn de achterstanden in haar ontwikkeling voor een groot deel ingehaald. Toch zijn er nog steeds zorgen over haar en blijft zij een kwetsbaar meisje dat gebaat is bij een stabiele en voorspelbare opvoedsituatie en dat blijvend gestimuleerd en begrensd moet worden.
Het uitgangspunt bij een uithuisplaatsing is dat zo’n maatregel in beginsel tijdelijk is en gericht moet zijn op terugkeer naar de ouders. De rechtbank heeft in eerdere beschikkingen geoordeeld dat er nog onvoldoende gronden waren om te concluderen dat [minderjarige] niet bij haar moeder zou kunnen opgroeien en dat de moeder van LJ&R ook onvoldoende de kans heeft gekregen haar potentie als opvoeder van [minderjarige] te laten zien. Nader onderzoek werd door de rechtbank (en ook door de Raad voor de Kinderbescherming) nodig geacht.
LJ&R heeft om die reden onderzoek laten verrichten door Levvel, waarbij de omgang is uitgebreid en de moeder en [minderjarige] tijdens de omgang zijn geobserveerd. Naar aanleiding van dat onderzoek adviseert Levvel om [minderjarige] niet bij haar moeder te laten opgroeien. LJ&R baseert hun besluit om niet in te gaan zetten op terugplaatsing op de uitkomsten uit het onderzoek.
De kinderrechter is van oordeel dat het onderzoek gedegen en voldoende uitgebreid is geweest. Er is veel informatie in de verslaglegging te vinden over het proces dat de hulpverlening en deskundigen met moeder hebben doorlopen. Er zijn zes extra intensieve omgangsmomenten geweest waarbij de hulpverlening zich heeft gericht op de moeder. Er zijn doelen gesteld en de omgang is steeds voor- en nabesproken met de moeder. LJ&R heeft daarmee voldaan aan de opdracht tot nader onderzoek met betrekking tot het opvoedperspectief bij de moeder, zoals die in eerdere beschikkingen van de rechtbank is verwoord. De conclusies die worden getrokken zijn te begrijpen en worden voldoende onderbouwd.
Gebleken is dat de moeder hard werkt en haar best doet voor [minderjarige] en er voor haar wil zijn. Uit het onderzoek van Levvel blijkt echter dat haar leerbaarheid op essentiële onderdelen te beperkt is. Moeder lijkt daardoor niet goed aan te kunnen sluiten bij de ontwikkelingsbehoeften van [minderjarige] . Het lukt moeder niet voldoende om [minderjarige] te begrenzen, aan te sluiten bij haar verhalen, duidelijk en met zelfvertrouwen met [minderjarige] te spreken en haar niet telkens haar zin te geven. Moeder lijkt niet goed op zichzelf te kunnen reflecteren. Er is sprake van een verstoorde hechting tussen moeder en [minderjarige] . Het is daarentegen zichtbaar, maar ook verklaarbaar dat [minderjarige] veilig is gehecht aan haar pleegmoeder door de plaatsing op een voor de hechting cruciale leeftijd. Verder ziet Levvel pleegzorg een risico als het gaat om de nog korte relatie van de moeder en haar afhankelijke positie aangaande de woning en financiën. Moeder doet oprecht haar best en pakt praktische tips op. Het is echter zorgelijk dat zij op sociaal emotioneel niveau niet voldoende weet aan te sluiten bij [minderjarige] .
Gelet op voornoemde onderbouwing van de conclusies dat het opvoedperspectief niet bij de moeder ligt en vanwege de zorgen die er zijn over de opvoedvaardigheden van de moeder in relatie tot de behoeften van [minderjarige] , zal de kinderrechter de machtiging uithuisplaatsing verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. Zij zal geen opdracht geven aan LJ&R om nu in te zetten op terugplaatsing. De eventuele rol die vader zou kunnen vervullen is naar het oordeel van de kinderrechter nog wel onvoldoende onderzocht, daar zal LJ&R nog verder naar moeten kijken. Het is van belang om het perspectief van [minderjarige] nader vorm te geven en haar dit duidelijk te maken. De kinderrechter hecht er ten slotte aan om op te merken dat het onverminderd van belang blijft dat er regelmatig omgang is tussen de ouders en [minderjarige] om de band tussen ouder en kind te behouden.

De beslissing

De kinderrechter:
- verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 9 augustus 2021;
- verklaart de beslissing tot uithuisplaatsing uitvoerbaar bij voorraad
Deze beschikking is gegeven door mr. G.M. Beunk, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. P. Tanis, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2021.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 28 januari 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.