In deze zaak heeft de kinderrechter op 14 januari 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een zesjarig meisje, hierna te noemen [minderjarige], in een pleeggezin. De zaak is aangespannen door Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering (LJ&R) die verzocht om verlenging van de uithuisplaatsing voor de duur van de ondertoezichtstelling. De ouders van [minderjarige] zijn betrokken in de procedure, waarbij de moeder en vader bijgestaan werden door hun advocaten. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder en haar advocaat aanwezig waren, maar de pleegouders niet.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] sinds mei 2018 in een pleeggezin woont, nadat zij onder toezicht was gesteld. De machtiging tot uithuisplaatsing was eerder verlengd, maar de ouders hebben zich in de tussentijd niet voldoende kunnen ontwikkelen om [minderjarige] weer bij zich te kunnen laten wonen. LJ&R heeft een onderzoek laten uitvoeren door Levvel, waaruit bleek dat de moeder niet in staat is om de opvoedersrol op zich te nemen. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de moeder onvoldoende leerbaar is en niet goed kan aansluiten bij de behoeften van [minderjarige].
De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd, omdat het in het belang van [minderjarige] is dat zij in een stabiele en voorspelbare opvoedsituatie blijft. De kinderrechter heeft geen opdracht gegeven aan LJ&R om terugplaatsing in te zetten, omdat de zorgen over de opvoedvaardigheden van de moeder nog steeds bestaan. De rol van de vader is ook niet voldoende onderzocht, en de kinderrechter heeft aangegeven dat hier verder naar gekeken moet worden. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.