In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). De eiser had zijn rijbewijs ongeldig verklaard gekregen omdat hij niet had meegewerkt aan de Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer (EMA). De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op de eerste cursusdag niet is verschenen zonder geldige reden. De eiser had aangevoerd dat hij de uitnodiging voor de cursus niet had ontvangen omdat hij op vakantie was, maar de rechtbank oordeelde dat de uitnodiging naar het juiste adres was verstuurd en dat het niet afhalen van de aangetekende brief voor risico van de eiser kwam. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij een geldige reden had om niet te verschijnen. De rechtbank oordeelde verder dat het CBR terecht het rijbewijs ongeldig had verklaard, aangezien de regelgeving dwingendrechtelijk is en geen ruimte laat voor een belangenafweging. De beroepsgronden van de eiser faalden, en de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de eiser om tijdig te reageren op communicatie van het CBR en de gevolgen van het niet afhalen van aangetekende post.