Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
1.De procedure
- de dagvaarding van 31 juli 2019, met producties;
- de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring, met producties;
- de conclusie van antwoord in incident, met producties;
- het extract uit de minuten berustende ter griffie van deze rechtbank, waaruit blijkt dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op 8 januari 2020 in het incident is vergund [naam 1] en Mulberry International B.V. in vrijwaring te doen dagvaarden tegen 19 februari 2020 (en de beslissing omtrent de kosten is aangehouden tot de eindbeslissing in de hoofdzaak);
- de conclusie van antwoord;
- het tussenvonnis van 29 juli 2020, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van 23 november 2020 en de daarin vermelde spreekaantekeningen.
2.De feiten
rechtbank) en Mulberry International BV zich elk hoofdelijk verbinden dit bedrag op eerste onderbouwd verzoek binnen 14 dagen aan Spaceward BV te vergoeden.
rechtbank) overgeboekt. (…).
rechtbank).
per ommegaandebevestigen dat dit bedrag direct naar cliënte zal worden overgemaakt? Bij gebreke waarvan ik cliënte zal adviseren om tot executiemaatregelen over te gaan. De daarmee gepaard gaande kosten komen in dat geval voor uw rekening.
per ommegaandete bevestigen dat het achterstallig loon over maart en april direct naar cliënte zal worden overgemaakt, bij gebreke waarvan ik reeds opdracht heb een deurwaarder in te schakelen. In dat geval zal aanspraak worden gemaakt op de wettelijke verhoging en wettelijke rente, alsmede zullen alle bijkomende kosten op u worden verhaald.
3.Het geschil
- i) binnen twee dagen na het vonnis aan [eiser] te betalen EUR 17.215,05 bruto aan loon over de maanden maart tot en met juni 2019;
- ii) binnen twee dagen na het vonnis aan de advocaat van [eiser] te betalen EUR 15.000,00 (exclusief BTW en kantoorkosten);
- iii) uiterlijk op 31 juli 2019 aan [eiser] te betalen EUR 5.063,25 bruto aan loon over de maand juli 2019;
- iv) uiterlijk op 31 augustus 2019 aan [eiser] te betalen EUR 5.063,25 bruto aan loon over de maand augustus 2019;
- v) uiterlijk op 1 september 2019 aan [eiser] te betalen EUR 90.000,00 bruto aan ontslagvergoeding;
- vi) uiterlijk op 1 september 2019 aan [eiser] te betalen EUR 9.452,00 bruto aan opgebouwd vakantiegeld tot 1 september 2019 en pro rata 13e maand;
- vii) de bedragen bedoeld onder (i), (iii) , (iv) en (vi) te verhogen met de wettelijke verhoging van 50% zoals bedoeld in artikel 7:625 BW, dan wel met een door de rechtbank in goede justitie te bepalen ander percentage, berekend vanaf de data waarop de bedragen opeisbaar werden (of worden), tot aan de datum der algehele voldoening;
- viii) de bedragen bedoeld onder (i), (ii) (iii) , (iv), (v) en (vi) te verhogen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, berekend vanaf de data waarop de bedragen opeisbaar werden (of worden), tot aan de datum der algehele voldoening;
- ix) met veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de kosten die [eiser] heeft moeten maken om voldoening buiten rechte van haar vorderingen te realiseren, daaronder begrepen de daadwerkelijk advocaatkosten en deurwaarderskosten die [eiser] in dat kader heeft moeten maken, berekend op EUR 3.246,41 (inclusief BTW), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 14 dagen na de datum van het vonnis;
- x) met veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de kosten die [eiser] heeft moeten maken om conservatoir beslag ten laste van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te leggen, daaronder begrepen de daadwerkelijke advocaatkosten, deurwaarderskosten en griffiekosten die [eiser] in dat kader heeft moeten maken, berekend op EUR 6.681,32 (inclusief BTW), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 14 dagen na de datum van het vonnis;
- xi) met veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de kosten van het geding, daaronder begrepen de daadwerkelijke advocaatkosten die [eiser] tot de dagvaarding heeft moeten maken ten bedrage van EUR 2.228,52 (inclusief BTW), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 14 dagen na de datum van het vonnis;
- xii) met veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de nakosten, te voldoen binnen veertien dagen na de datum van het vonnis en voor het geval voldoening niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf voornoemde termijn.
chief executive officer(hierna: ceo) van Spaceward, heeft de vaststellingsovereenkomst ter zitting namens Spaceward ondertekend. Dat heeft hij gedaan nadat hij ter zitting enkele malen met iemand had gebeld over de diverse voorstellen en tegenvoorstellen. Het is aannemelijk dat die iemand [gedaagde 2] was, gezien diens functie (
chief financial officer, hierna: cfo) binnen Spaceward. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn de vaststellingsovereenkomst namens Spaceward aangegaan, terwijl zij wisten, althans behoorden te weten, dat Spaceward deze niet zou kunnen nakomen en geen verhaal zou bieden. Zij hebben bovendien bewerkstelligd althans toegelaten dat Spaceward de vaststellingsovereenkomst niet is nagekomen. Spaceward, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben uitdrukkelijk betaling toegezegd. Deze toezegging komen zij, ondanks herhaalde verzoeken van [eiser] , niet na; een toelichting geven zij niet. Daarbij is sprake van selectieve betaling. De overige werknemers (en andere schuldeisers) van Spaceward zijn wel betaald. De door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aangevoerde omstandigheid dat Spaceward voor de uitvoering van de vaststellingsovereenkomst afhankelijk is van de nakoming door [naam 1] van afspraken die Spaceward met hem heeft gemaakt, doet aan hun aansprakelijkheid niet af. Als er al dergelijke afspraken zijn, wist [eiser] daar op 1 mei 2019 niet van; ze raken haar ook niet. [eiser] lijdt door toedoen van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] schade tot de in het petitum vermelde bedragen.