ECLI:NL:RBAMS:2021:8346

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 maart 2021
Publicatiedatum
11 december 2023
Zaaknummer
AMS 21/440
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op Wob-verzoek inzake openbaarmaking documenten

In deze zaak heeft De Volkskrant B.V. op 29 juli 2020 een verzoek ingediend op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om informatie over documenten en communicatie met betrekking tot een taalschool en de Inspectie SZW. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, als verweerder, heeft het verzoek bevestigd en de beslistermijn opgeschort. Echter, de beslistermijn is op 26 oktober 2020 verstreken zonder dat er een besluit is genomen. De Volkskrant heeft op 19 januari 2021 beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is overschreden en dat het beroep gegrond is. De rechtbank draagt verweerder op om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat het betaalde griffierecht van € 181,- aan eiseres moet worden vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/440

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

De Volkskrant B.V., eiseres

( [gemachtigde eiseres] ),
en

het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.A.W. Koedam).

Procesverloop

Eiseres heeft bij brief van 29 juli 2020 verzocht om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
Eiseres heeft op 19 januari 2021 beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op haar verzoek om informatie.
Verweerder heeft een verweerschrift ingezonden.
Eiseres heeft daarop gereageerd.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [1] Het beroepschrift kan worden ingediend als het bestuursorgaan niet tijdig een besluit heeft genomen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [2]
3. Eiseres heeft op 29 juli 2020 een Wob-verzoek ingediend. Dit verzoek ziet - kort gezegd – op openbaarmaking van documenten en communicatie voor het tijdvak 2015 tot en met 29 juli 2020 die bij of onder verweerder aanwezig zijn (1) inzake de taalschool [naam school] , (2) die zijn uitgewisseld tussen de Inspectie SZW en ((oud-)bestuurders van) [naam school] en (3) die zijn uitgewisseld tussen de Inspectie SZW en de stichting [naam stichting] . Verweerder heeft op 30 juli 2020 de ontvangst van het Wob-verzoek bevestigd. Op 7 augustus 2020 is het Wob-verzoek opgeschort tot 28 augustus 2020. Bij brief van 11 september 2020 heeft verweerder aangegeven dat maximaal vier weken extra nodig zijn om te beslissen op het verzoek. Op meerdere momenten heeft verweerder om precisering van het Wob-verzoek gevraagd en vervolgens is tussen partijen gecommuniceerd over de voortgang. De rechtbank overweegt dat verweerder binnen vier weken op het Wob-verzoek moet beslissen, gerekend vanaf de dag nadat het verzoek is ontvangen, [3] tenzij verweerder binnen die termijn aangeeft dat meer tijd nodig is om te beslissen op het verzoek. In dat geval kan de termijn met vier weken worden verlengd. [4] De beslistermijn is verlengd met de brief van 11 september 2020. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn op 26 oktober 2020 is verlopen. Eiseres heeft op 12 november 2020 verweerder schriftelijk in gebreke gesteld. Vervolgens is eiseres op 19 januari 2021 in beroep gegaan wegens het niet tijdig beslissen op haar verzoek om informatie.
4. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres verweerder na die beslistermijn in gebreke heeft gesteld en meer dan twee weken daarna in beroep is gegaan.
5. Het beroep is dus gegrond.
6. Als een beroep gegrond is en er nog geen besluit is bekendgemaakt, draagt de rechtbank het bestuursorgaan op om binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekend te maken. Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen (artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb).
7.1
In het verweerschrift van 4 februari 2021 heeft verweerder verklaard dat binnen twee maanden een eerste deelbesluit kan worden genomen. Ten aanzien van de overige documenten verwacht verweerder binnen zes maanden na het eerste deelbesluit een beslissing te kunnen nemen. In dit kader voert verweerder aan dat sprake is van een omvangrijk Wob-verzoek en dat er een grote mate van afhankelijkheid van derden is bij de afstemming, inventarisatie en selectie van de documenten. Tot slot wijst verweerder op de effecten van de afgekondigde coronamaatregelen op zijn organisatie.
7.2
Eiseres vindt de door verweerder genoemde termijn te lang en wijst er daarbij op dat de beslistermijn al ruimschoots is verstreken. Eiseres vindt een termijn van twee weken voor het eerste deelbesluit redelijk en een termijn van ruim twee maanden voor het besluit over de overige documenten.
7.3
De rechtbank is van oordeel dat met inachtneming van de informatie van verweerder een termijn van vier weken voldoende ruimte biedt ter afronding van het eerste deelbesluit en vervolgens een termijn van twaalf weken voor het nemen van een besluit over alle nog resterende documenten. De rechtbank neemt hierbij enerzijds in overweging dat de beslistermijn ruimschoots is overschreden en verweerder voldoende tijd heeft gehad om te handelen in het kader van de afhandeling van de Wob-verzoeken. Anderzijds neemt de rechtbank in aanmerking dat het om een bijzonder omvangrijk Wob-verzoek gaat en dat afstemming met derden noodzakelijk is. Het voorgaande betekent dat verweerder wordt opgedragen uiterlijk vier weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden een eerste deelbesluit te nemen en bekend te maken en vervolgens een termijn van twaalf weken heeft om te beslissen over alle nog resterende documenten.
8. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb en in overeenstemming met het landelijke beleid (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl) dat verweerder een dwangsom van € 100,- verschuldigd is voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
9. Omdat het beroep gegrond is, draagt de rechtbank verweerder op het betaalde griffierecht van in totaal € 181,- aan eiseres te vergoeden. Van andere voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is de rechtbank niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • draagt verweerder op binnen
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,‑;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.L.A.T. Doll, rechter, in aanwezigheid van
E.P.W. Kwakman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
3.Artikel 6, eerste lid, van de Wob.
4.Artikel 6, tweede lid, van de Wob.