ECLI:NL:RBAMS:2021:8374

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 september 2021
Publicatiedatum
22 november 2024
Zaaknummer
13/110222-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugddetentie voor gewelddadige diefstal met wapens door minderjarige

Op 21 september 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2005, die betrokken was bij een gewelddadige diefstal. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 155 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De zaak betreft een overval op parfumerie Douglas op 22 april 2021, waarbij de verdachte samen met anderen een geldbedrag en parfum heeft gestolen, terwijl geweld werd gebruikt tegen de slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten voorafgaand aan de overval een plan hadden gemaakt en dat er sprake was van een nauwe samenwerking tijdens de uitvoering van het misdrijf. De rechtbank heeft de bewezenverklaring van de diefstal met geweld en het voorhanden hebben van wapens, waaronder een gaspistool en een machete, als wettig en overtuigend bewezen beschouwd. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en de aanbevelingen van deskundigen over zijn ontwikkeling en begeleiding. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht door de Jeugdbescherming Regio Amsterdam, en heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13/110222-21
Datum uitspraak: 21 september 2021
Op tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 2005, wonende op het adres [adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek achter gesloten deuren op de terechtzitting van 7 september 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.D. Braber en van wat verdachte en zijn raadsman mr. F. D.W. Siccama, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer door mevrouw [naam 1] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), de heer [naam 2] namens Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna: JBRA), mevrouw [naam 3] , systeemtherapeut en door de moeder van verdachte naar voren is gebracht.
Tevens is de benadeelde partij mevrouw [benadeelde partij 1] , in het bijzijn van haar moeder, ter zitting verschenen. Zij wordt bijgestaan door mevrouw Vlaskamp van Slachtofferhulp, die tevens ter zitting optreedt namens de benadeelde partij [benadeelde partij 2] .

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 april 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag en/of een hoeveelheid parfum (onder meer: Dior en Chanel), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan parfumerie Douglas, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen, [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2]gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door- met een (vuur)wapen en/of een machete/knuppel en/of mes op voornoemde [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] af te rennen en/of- met een (vuur)wapen en/of een machete/knuppel en/of mes om voornoemde [benadeelde partij 1] heen te gaan staan en/of- een (vuur)wapen op/tegen het hoofd en/of de rug van voornoemde [benadeelde partij 1] te zetten en/of- voornoemde [benadeelde partij 1] meermalen, althans eenmaal, met een (vuur)wapen in de hals/nek en/of de zij, althans tegen het lichaam, te duwen/houden en/of- een (vuur)wapen op voornoemde [benadeelde partij 1] te richten/houden en/of (vervolgens) (constant) tegen voornoemde [benadeelde partij 1] te schreeuwen/roepen dat zij hem, verdachte en/of zijn mededader(s), naar de kluis moest brengen en/of (vervolgens)- voornoemde [benadeelde partij 1] meermalen, althans eenmaal, met een (vuur)wapen op/tegen het hoofd te slaan;( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )2.hij op of omstreeks 22 april 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten gaspistool, van het merk Heckler & Koch, model P-30, kaliber 9mm P.A.K. zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of munitie in de zin van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een hoeveelheid patronen, van het merk Pbjeda, kaliber 9mm knal, voorhanden heeft gehad;( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
3.hij op of omstreeks 22 april 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) de leeftijd van achttien jaren nog niet had(den) bereikt, een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten en machete, voorhanden heeft gehad;( art 26 lid 5 Wet wapens en munitie )

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Bewijs

4.1
Feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de integrale bewezenverklaring van de diefstal met geweld in vereniging gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, gelet op de bekennende verklaring van verdachte gerefereerd voor wat betreft de bewezenverklaring van dit feit.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat dit feit bewezen is. De rechtbank weegt hierin de processen-verbaal van aangiftes van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] mee, als ook de verschillende processen-verbaal van bevindingen betreffende onder meer de gekozen vluchtroutes, het aantreffen van de door verdachte en zijn medeverdachten gebruikte kleding en bivakmutsen, de op deze vluchtroutes aangetroffen wapens, de camerabeelden, de op de telefoons van de medeverdachten aangetroffen informatie over hoe zij op de plek van de overval moesten komen, de verschillende getuigenverklaringen, de verklaringen van de medeverdachten en de bekennende verklaringen van verdachte zoals hij die bij de rechter commissaris op 26 mei 2021 en ook ter terechtzitting heeft afgelegd. De rechtbank is van oordeel dat uit de voorgaande bewijsmiddelen duidelijk blijkt dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten bij de uitvoering van het misdrijf. Verdachte en zijn medeverdachten hadden een week van tevoren met elkaar besproken om de overval te gaan plegen. Zij zijn gaan kijken in de omgeving en in de box, waar zij voorafgaand en na de overval met elkaar hadden afgesproken. Op de dag van de overval hadden verdachte en zijn medeverdachten op een bepaalde tijd afgesproken in de box, zij hebben zich daar omgekleed en bivakmutsen opgedaan en hebben gezamenlijk de overval gepleegd. Tijdens de overval had iedereen een eigen rol, iedereen wist wat hij moest doen. Verdachte was daarbij de persoon die de tassen, die hij ook had meegenomen, heeft gevuld met de parfumflesjes. Na afloop van de overval zijn verdachte en zijn medeverdachten gezamenlijk weggerend en teruggegaan naar de box. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is van medeplegen van een overval en dat het onder feit 1 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen is.
4.2
Feit 2 en feit 3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de bewezenverklaring van deze feiten gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van deze feiten vrijspraak bepleit. De raadsman stelt dat verdachte niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het door zijn medeverdachten voorhanden hebben van de wapens. Het feit dat verdachte er wel vanuit ging dat er wapens konden worden gebruikt tijdens de overval, zoals hij heeft verklaard, is onvoldoende voor het medeplegen van het voorhanden hebben van de wapens. Er zijn geen sporen van verdachte aangetroffen op de wapens en hij heeft geen uitvoeringshandelingen met de wapens verricht.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank weegt voor de bewezenverklaring van deze feiten mee dat uit de verschillende bewijsmiddelen, waaronder ook de verklaring van verdachte zelf, duidelijk blijkt dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten. Verdachte heeft bij de rechter-commissaris zelf verklaard dat in de box waar zij voorafgaand aan de overval samen kwamen het pistool en de machete, die later zijn gebruikt bij de overval, aanwezig waren. “Die ene jongen had een pistool vast en de andere jongen had een machete in zijn hand”. Verdachte had hierover geen vragen gesteld en schrok er ook niet van. Het leek hem, zoals hij ter terechtzitting verklaarde, wel logisch dat er wapens zouden worden gebruikt bij de overval Gelet op verdachtes eigen verklaringen, in samenhang bezien met de voorgaande bewijsmiddelen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte in de buurt van het pistool en de machete was, dat hij dit wist en dat hij hierover ook kon beschikken, waarmee het in vereniging voorhanden hebben van het pistool (met bijbehorende munitie) en de machete, zoals onder de feiten 2 en 3 ten laste zijn gelegd, wettig en overtuigend zijn bewezen.

5.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.Waardering van het bewijs

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 22 april 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, een geldbedrag en een hoeveelheid parfum, onder meer: Dior en Chanel, die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorden, te weten aan parfumerie Douglas, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolg van geweld en bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] , gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- met een vuurwapen en een machete op voornoemde [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] af te rennen en
- met een vuurwapen en een machete om voornoemde [benadeelde partij 1] heen te gaan staan en
- een vuurwapen tegen het hoofd en de rug van voornoemde [benadeelde partij 1] te zetten en
- voornoemde [benadeelde partij 1] met een vuurwapen in de nek en de zij te duwen en
- een vuurwapen op voornoemde [benadeelde partij 1] te richten en constant tegen voornoemde [benadeelde partij 1] te roepen dat zij hem, verdachte en zijn mededaders, naar de kluis moest brengen en
- voornoemde [benadeelde partij 1] meermalen met een vuurwapen op en tegen het hoofd te slaan.
2.
op 22 april 2021 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten gaspistool, van het merk Heckler & Koch, model P-30, kaliber 9mm P.A.K. zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en munitie in de zin van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een hoeveelheid patronen, van het merk Pbjeda, kaliber 9mm knal, voorhanden heeft gehad.
3.
op 22 april 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, terwijl hij en zijn mededaders de leeftijd van achttien jaren nog niet hadden bereikt, een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten en machete, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

7.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straffen

Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder feit 1, feit 2 en feit 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot
een jeugddetentie voor de duur van 155 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren alsmede tot
een werkstraf voor de duur van 90 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 45 dagen onder de bijzondere voorwaarden dat verdachte:
  • meewerkt aan IFA;
  • meewerkt aan systeemtherapie van Levvel Relationele gezinstherapie of
een vergelijkbaar aanbod;
- verblijft bij [instelling] en zich houdt aan de regels aldaar, totdat er een
andere passende plek voor hem is;
  • volgens rooster naar school gaat;
  • geen contact heeft met de medeverdachten [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum] 2003, [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum] 2006, [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedatum] 2005, voor de duur van drie maanden en de slachtoffers [benadeelde partij 1] , geboren op [geboortedatum] en [benadeelde partij 2] , geboren op [geboortedatum] ;
waarbij aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio
Amsterdam opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de
voorwaarden en de minderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht en de begeleiding dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman kan zich grotendeels vinden in de eis van de officier van justitie, met daarbij de kanttekening dat het gevorderde voorwaardelijk strafdeel vrij hoog is. De raadsman verzoekt om dit deel te matigen en de hoogte van de onvoorwaardelijke werkstraf mogelijk iets te verhogen. De raadsman wijst hierbij op de omstandigheid dat verdachte, in tegenstelling tot zijn medeverdachten, niet in de Kleinschalige Voorziening maar in een JJI in voorarrest zat. Ook is verdachte pas in een later stadium geschorst omdat er nog geen goed plan was opgesteld. Verder benadrukt de raadsman de kleinere rol van verdachte bij de uitvoering van de overval.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op de afspraken zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd, die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewelddadige winkeloverval. Dit misdrijf heeft een grote impact gehad op de slachtoffers [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] . Slachtoffer [benadeelde partij 1] heeft in haar slachtofferverklaring verklaard dat de overval haar leven heeft veranderd. Er is nog geen dag geweest waarop zij niet aan de overval heeft gedacht. Ondanks de ingeschakelde ondersteuning lukt het [benadeelde partij 1] niet om van de somberheid, paniek en stress af te komen. Zij voelt zich niet meer op haar gemak bij anderen en ligt het liefst de hele dag in bed. Haar gevoel van rust en veiligheid is helemaal weg.
Slachtoffer [benadeelde partij 2] heeft in haar slachtofferverklaring aangegeven dat de angst ook bij haar diep zit en daarbij voelt zij zich erg schuldig tegenover haar collega [benadeelde partij 1] , omdat zij haar niet heeft kunnen helpen. Haar vertrouwen in de mensheid is weg, zij heeft veel paniekaanvallen. Dit alles belemmert haar in het doen van haar werk en heeft ook invloed op haar dagelijkse leven.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het voorhanden hebben van een gaspistool met munitie en van een machete. Ook deze feiten rekent de rechtbank verdachte aan. De rechtbank overweegt dat het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie in zijn algemeenheid een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich brengt en bovendien in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid versterkt. Dat die risico’s zich daadwerkelijk voordoen blijkt uit de veelheid van geweldsincidenten waarbij vuurwapens worden gebruikt en waarbij (dodelijke) slachtoffers moeten worden betreurd. Daarom is de rechtbank van oordeel dat tegen het ongecontroleerde bezit van vuurwapens streng moet worden opgetreden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie
d.d. 23 augustus 2021 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Hij zal dan ook worden aangemerkt als first offender.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de rapportages die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt waaronder:
- de rapportage Pro Justitia opgemaakt door mw. drs. W. van der Meer, orthopedagoog-generalist, van 6 juli 2021;
  • de rapportage en het advies van de Raad van 3 september 2021;
  • de rapportage en het advies van JBRA van 6 september 2021.
De psycholoogconcludeert dat bij verdachte sprake is van een normoverschrijdende gedragsstoornis met begin in de adolescentie, matig van ernst. Verdachte is sterk gericht op directe en eigen behoeftebevrediging. Hij leeft in het moment en is niet bezig met de langere termijn en de toekomst. Dit maakt dat hij niet snel geneigd is na te denken over de consequenties van zijn handelen en dat hij impulsief kan handelen. Verdachte is beïnvloedbaar en zijn sociaal-emotionele ontwikkeling loopt wat achter, hij is nog erg jong in zijn gedrag en denken, waarbij hij gericht is op zichzelf en weinig rekening houdt met anderen. De kans op toekomstig gewelddadig gedrag wordt matig tot hoog ingeschat als verdachte geen individuele coaching (IFA) en systemische hulp ontvangt.
De psycholoog adviseert om intensieve begeleiding en toezicht te bieden. Het is van belang dat een (IFA) coach naast hem gaat staan en hem helpt bij het inzien van de gevolgen van zijn eigen handelen. Verdachte is geen prater maar kan zich wel openstellen in het contact. Het niet willen praten lijkt voor een groot deel te maken te hebben met veel negatieve feedback en een gebrek aan vertrouwen. Dit vertrouwen dient te worden vergroot zodat hij meer ruimte voelt om over zichzelf te praten. Verdachte is sociaal vaardig maar het ontbreekt hem aan vaardigheden om conflicten adequaat op te lossen. Hij is geneigd om agressie in te zetten om zichzelf te positioneren of hij vermijdt een conflict door weg te lopen. Een coach kan hem helpen zijn probleemoplossende vaardigheden te vergroten en meer inzicht te krijgen in zijn gevoelens van boosheid en agressiviteit. Systemische hulp (RGT) is zeer noodzakelijk om meer rust in de thuissituatie te creëren. Gezien de vele ingrijpende gebeurtenissen die hij heeft meegemaakt (langdurig gepest op school, langdurig geen contact met zijn vader, huiselijk geweld tussen ouders, veel verhuizingen en
schoolwisselingen) in combinatie met de geslotenheid van verdachte, loopt hij het risico deze gebeurtenissen niet adequaat te verwerken wat zijn verdere ontwikkeling kan belemmeren. Binnen de hulpverlening dient hiervoor aandacht te zijn en daar waar nodig hulp voor te worden ingezet. Gestructureerde vrijetijds- en dagbesteding dient te worden georganiseerd om verveling en omgang met meer antisociale jongeren tegen te gaan en zijn spanningsbehoefte op een positieve wijze te vervullen.
Gekeken naar zijn beïnvloedbaarheid, impulsiviteit van handelen, zijn kwetsbaarheid, zijn moeite om genuanceerd te denken en de zeer onrustige periode waarbij hij maandenlang was weggelopen van huis na ernstige conflicten met zijn moeder, wordt geadviseerd om het ten laste gelegde feit enigszins verminderd aan verdachte toe te rekenen.
De Raadsluit zich aan bij het Pro Justitia advies. De Raad constateert veel risicofactoren op de domeinen werk, vrije tijd, attitude en agressie. Verdachte heeft geen gestructureerde vrijetijdsbesteding, er zijn zorgen over zijn sociale netwerk en de manier waarop hij conflictsituaties oplost. Verdachte heeft ook een laconieke houding ten aanzien van het delict, toont geen berouw en kan zich slechts zeer beperkt inleven in de slachtoffers. Geld was zijn belangrijkste motief. Hij is beïnvloedbaar en groeit op in een omgeving met straatcultuur waarbij hij gelinkt wordt aan drillrappbendes.
Naast de risicofactoren heeft de Raad ook zorgen over de opvoedsituatie van verdachte, vanwege de spanningen tussen hem, moeder (en stiefvader) en de diverse wisselingen van woonplek het laatste jaar. Thuis krijgt verdachte niet de ondersteuning en sturing die hij nodig heeft om aan deze risicofactoren het hoofd te bieden. Deze zorgen krijgen reeds aandacht binnen het civiele kader (o.a. systeemtherapie) en er is in juli 2021 een ondertoezichtstelling uitgesproken voor de duur van één jaar. Er zijn daarnaast ook beschermende factoren. Positief is dat verdachte open staat voor IFA en zich meewerkend opstelt. Ook staan verdachte en moeder achter de herplaatsing bij [instelling] nadat verdachte binnen zijn schorsing weer thuis was gaan wonen, totdat het thuis escaleerde.
Verdachte is recent begonnen op een nieuwe school met een andere opleiding. Mogelijk
kan hij dit aangrijpen als een nieuwe kans.
Om de kans op herhaling te verkleinen is het noodzakelijk dat verdachte intensieve ondersteuning ontvangt om zijn vaardigheden te vergroten en risicofactoren op alle
gebieden te verkleinen. Het is belangrijk dat hij succeservaringen gaat opdoen en
opbouwende kritiek ontvangt. Bovendien is het belangrijk dat zijn relatie met
zijn moeder wordt verbeterd zodat hij op een betere manier steun van haar ervaart en
zij hem kan begeleiden in zijn ontwikkeling richting een evenwichtig en prosocialel
volwassene die weerstand kan bieden aan risico's en verleidingen.
JBRAsluit zich ook aan bij het Pro Justitia advies. Verdachte en zijn gezin zijn gebaat bij intensieve hulp. Op dit moment loopt zowel RGT voor het gezin als individuele begeleiding vanuit IFA, maar beide trajecten zijn nog maar net begonnen. Ondanks de ondertoezichtstelling die loopt, acht JBRA het van belang dat verdachte ook strafrechtelijk de consequenties dient te ervaren van zijn gedrag en de gevolgen hiervan. JBRA vindt het belangrijk dat verdachte een kans krijgt om middels de juiste hulp positief beïnvloed te worden en op die manier te leren andere keuzes te maken.
Alles afwegende en de adviezen in aanmerking nemende, kan de rechtbank zich grotendeels vinden in de eis van de officier van justitie en zal dan ook een vrijwel dienovereenkomstige straf met daarbij oplegging van de geadviseerde bijzondere voorwaarden aan verdachte opleggen, met dien verstande dat de hoogte van de onvoorwaardelijke werkstraf door de rechtbank zal worden gematigd. De rechtbank weegt hierin mee dat uit het Pro Justitia verslag blijkt dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Verdachte is beïnvloedbaar en handelt sterk impulsief. Daarnaast zijn er ook zorgen over de thuissituatie van verdachte en de relatie met zijn moeder. Verdachte is dan ook gebaat bij een individueel (coachings)traject bij IFA en bij systeemtherapie (RGT). Verdachte dient zich voldoende op deze behandeling en begeleiding te kunnen toeleggen en moet hiervoor ook de tijd te krijgen. Dit rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank een matiging van de duur van de op te leggen onvoorwaardelijke werkstraf.
Voor wat betreft de aan verdachte op te leggen bijzondere voorwaarden, is de rechtbank, met de officier van justitie, van oordeel dat deze dadelijk uitvoerbaar dienen te zijn. De rechtbank weegt hierin mee dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan misdrijven die gericht zijn tegen en een gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, te weten een diefstal met geweld.
Gelet op de adviezen uit de verschillende rapportages en de hieruit blijkende hoge kans op recidive indien verdachte geen behandeling krijgt, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom dergelijke misdrijven zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Vorderingen benadeelde partijen
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert een bedrag van € 3000,- aan immateriële schade. Dit bedrag dient vermeerderd te worden met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade.
De raadsman heeft verzocht om de hoogte van het gevorderde bedrag te matigen, gelet op de geringere rol van verdachte bij het plegen van de overval en het feit dat hij niet de persoon was die het wapen op [benadeelde partij 1] heeft gericht.
De rechtbank stelt op basis van de schriftelijke en mondelinge toelichting van de benadeelde partij ter zitting vast dat verdachte samen met anderen de benadeelde partij [benadeelde partij 1] immateriële schade heeft toegebracht.
De benadeelde partij heeft tegenover de betwisting voldoende onderbouwd gesteld dat zij in haar persoonlijke levenssfeer is aangetast en dat zij hier tot op vandaag last van heeft. Uit de stukken volgt voldoende duidelijk dat deze overval een zeer ingrijpende gebeurtenis is geweest, waar zij ook professionele hulp voor nodig heeft gehad. Gelet op vergelijkbare zaken ziet de rechtbank wel aanleiding om de hoogte van de vordering te matigen tot een bedrag van € 1500,- en zij zal dat bedrag hoofdelijk toewijzen, met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade. Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijk rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
In het belang van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] wordt, als extra waarborg voor betaling aan haar, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 0 dagen gijzeling, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] vordert een bedrag van €1500,- aan immateriële schade. Dit bedrag dient vermeerderd te worden met de wettelijke rente vanaf de dag van het ontstaan van de schade.
De rechtbank stelt op basis van de schriftelijke en mondelinge toelichting van de benadeelde partij ter zitting vast dat verdachte samen met anderen de benadeelde partij [benadeelde partij 2] immateriële schade heeft toegebracht.
Uit de stukken volgt ook dat voldoende duidelijk dat deze overval een zeer ingrijpende gebeurtenis is geweest voor de benadeelde partij, waar zij ook professionele hulp voor nodig heeft gehad. Gelet op de positie van de benadeelde partij gedurende de overval, het feit dat zij niet in de winkel was toen deze werd gepleegd, alsmede gelet op vergelijkbare zaken, ziet de rechtbank aanleiding om de hoogte van de vordering te matigen tot een bedrag van € 750,- en zal dat bedrag hoofdelijk toewijzen, met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade. Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijk rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
In het belang van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] wordt, als extra waarborg voor betaling aan haar, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening., bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 0 dagen gijzeling, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald
Ten aanzien van de benadeelde partij Parfumerie Douglas B.V.
De benadeelde partij Parfumerie Douglas B.V. vordert € 8280,72 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering is betwist door de raadsman. De raadsman stelt dat uit de vordering niet blijkt dat de persoon die de vordering heeft ingediend door Douglas B.V. is gemachtigd. Ook ontbreekt een onderbouwing van de gevorderde kosten en zijn deze kosten geen direct gevolg van het aan verdachte tenlastegelegde feit. De raadsman heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering nu deze niet is ondertekend en daarbij ook onvoldoende is onderbouwd. De behandeling van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat het laten tekenen en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op:
de artikelen 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht en
de artikelen 26, 54 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Ten aanzien van feit 2
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet Wapens en Munitie en het feit begaan met een wapen van categorie III, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Ten aanzien van feit 3
Handelen in strijd met artikel 26, vijfde lid van de Wet Wapens en Munitie, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 155 (honderdvijfenvijftig) dagen
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte,
groot 120 (honderdtwintig) dagen van deze jeugddetentienietzal worden ten uitvoer gelegd,tenzij later anders wordt gelast.
Stelt de proeftijd vast op 2 (twee) jaren
onder
de algemene voorwaardedat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
en onder
de bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
  • meewerkt aan IFA;
  • meewerkt aan systeemtherapie van Levvel Relationele gezinstherapie of
een vergelijkbaar aanbod;
- verblijft bij [instelling] en zich houdt aan de regels aldaar, totdat er een
andere passende plek voor hem is;
  • volgens rooster naar school gaat;
  • op geen enkele wijze contact heeft met de medeverdachten [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] , [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum] 2006, [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedatum] 2005, voor de duur van drie maanden, te weten tot 21 december 2021 en met de slachtoffers [benadeelde partij 1] , geboren op [geboortedatum] en [benadeelde partij 2] , geboren op [geboortedatum] .
Van rechtswegegelden tevens de voorwaarden dat veroordeelde:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
Geeft opdracht aan
Jeugdbescherming Regio Amsterdamtot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit
een werkstraf voor de duur van 70 uren.Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 35 dagen.
Wijst de vordering van
de benadeelde partij [benadeelde partij 1]toe tot een bedrag van €
1500,00 (vijftienhonderd euro),te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [benadeelde partij 1] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1] , te betalen de som van €
1500,00 (vijftienhonderd euro),te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 0 dagen gijzeling, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in zijn vordering.
Wijst de vordering van
de benadeelde partij [benadeelde partij 2]toe tot een bedrag van
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro)te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [benadeelde partij 2] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 2] , te betalen de som van €
750,00 (zevenhonderdvijftig euro)te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 0 dagen gijzeling, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in zijn vordering.
Verklaart
de benadeelde partijParfumerie Douglas B.V.niet-ontvankelijk in haar vordering.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J.M. Marseille, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. A.S. Dogan en M.M. Helmers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.E. Wouters, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 september 2021.