Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , te Bree (België), eiser (hierna: [eiser] )
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser], woonachtig in Bree (België), en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het geschil betreft de beëindiging van de Ziektewetuitkering van [eiser] per 12 april 2020, zoals vastgesteld in het primaire besluit van 27 januari 2020. Het Uwv heeft deze beëindiging gebaseerd op de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling, waaruit bleek dat [eiser] op dat moment meer dan 65% van zijn loon kon verdienen. Na het indienen van bezwaar door [eiser] heeft het Uwv het bezwaar ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 1 mei 2020.
Tijdens de zitting op 2 februari 2021, die via Skype plaatsvond, heeft [eiser] zijn standpunt toegelicht. Hij betoogde dat hij meer beperkingen had dan het Uwv had aangenomen en dat hij niet in staat was om te werken. De rechtbank heeft de situatie beoordeeld zoals deze was op 12 april 2020 en heeft de medische en arbeidskundige beoordelingen van het Uwv in overweging genomen. De rechtbank concludeerde dat het Uwv de Ziektewetuitkering van [eiser] terecht had beëindigd, omdat hij op de datum in geding meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de rapporten van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige zorgvuldig tot stand zijn gekomen en dat de conclusies logisch te volgen zijn. De rechtbank oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de medische beoordeling van [eiser] en dat de arbeidsdeskundige de functies die aan [eiser] waren geduid, terecht als passend had beoordeeld. De rechtbank verklaarde het beroep van [eiser] ongegrond en wees een proceskostenveroordeling af.