Op 16 februari 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek tot het verlenen van deze zorgmachtiging was ingediend door de officier van justitie en betrof een betrokkene die lijdt aan een psychische stoornis, specifiek een schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. De rechtbank heeft vastgesteld dat deze stoornis leidt tot ernstig nadeel voor de betrokkene, waaronder ernstig lichamelijk letsel en psychische schade. De rechtbank oordeelde dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en dat verplichte zorg noodzakelijk is om de betrokkene te stabiliseren en te voorkomen dat hij psychotisch decompenseert.
Tijdens de mondelinge behandeling op 16 februari 2021 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de advocaat van de betrokkene, mr. K.R. Lieuw On, en een verpleegkundige specialist. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de betrokkene zorg nodig heeft en dat de voorgestelde vormen van zorg, zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid, gerechtvaardigd zijn. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het verzoek tot zorgmachtiging niet is ingediend binnen de termijn van artikel 6:6, onder a, Wvggz, maar heeft besloten dat de huidige machtiging als aansluitend op de vorige zorgmachtiging kan worden beschouwd.
De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van één jaar, met inachtneming van de overschrijding van de termijn. De beschikking is mondeling gegeven door rechter G.M. Beunk en is op 4 maart 2021 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.