ECLI:NL:RBAMS:2021:940

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 maart 2021
Publicatiedatum
9 maart 2021
Zaaknummer
KK 21-84
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting woningcorporatie tot aanbieden gelijkwaardige huurwoning na onterechte afwijzing

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 3 maart 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. A. Harmanci, en gedaagde, de Stichting Ymere, vertegenwoordigd door mr. R. M. Goeman. Eiser, die na een echtscheiding zijn woning had verkocht en een WW-uitkering ontving, had zich ingeschreven bij Woningnet en had gereageerd op een huurwoning. Ondanks dat hij aan de inkomenseisen voldeed, werd hem de woning op 22 januari 2021 onterecht geweigerd vanwege de hoogte van zijn inkomen. Eiser maakte bezwaar, maar ontving geen reactie van gedaagde. Op 16 februari 2021 werd de woning aan een ander verhuurd, wat eiser pas te weten kwam door de producties in het kort geding. Eiser vorderde in het kort geding dat gedaagde hem binnen drie maanden een gelijkwaardige woning zou aanbieden.

De kantonrechter oordeelde dat gedaagde onterecht had gehandeld door de woning niet aan eiser toe te wijzen. De rechter stelde vast dat de inkomensgegevens van eiser niet correct waren beoordeeld en dat gedaagde geen adequate reactie had gegeven op de bezwaren van eiser. De rechter vond het onacceptabel dat gedaagde de woning vlak voor de zitting aan een ander verhuurde, waardoor eiser zijn recht op de woning niet kon verzilveren. De vordering van eiser werd toegewezen, en gedaagde werd veroordeeld om binnen drie maanden een gelijkwaardige woning aan te bieden, evenals in de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
KK 21-84
vonnis van: 3 maart 2021
11

Vonnis van de kantonrechterkort geding

inzake

[eiser]

wonende te [woonplaats]
eiser
gemachtigde: mr.A.Harmanci
t e g e n

de Stichting Ymere,

gevestigd te Amsterdam
gedaagde
gemachtigden: mr. R.M.Goeman.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij dagvaarding met bijlagen van 10 februari 2021 heeft eiser een voorziening gevorderd. Gedaagde heeft voor de behandeling produkties in het geding gebracht.
Ter terechtzitting van 24 februari 2021 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Partijen zijn verschenen met hun gemachtigden. De gemachtigde van eiser heeft tijdens de behandeling een handgeschreven eiswijziging ingediend. Gedaagde heeft daar bezwaar tegen gemaakt hetgeen is verworpen mede omdat de producties van gedaagde die daar aanleiding toe gaven pas op 23 februari 2021 zijn ingediend. De gemachtigden van partijen hebben verder ter zitting hun standpunten toegelicht, de gemachtigde van gedaagde aan de hand van een overgelegde pleitnota. Vragen van de kantonrechter zijn beantwoord. Vervolgens is vonnis bepaald op heden.
.
GRONDEN VAN DE BESLISSING

Uitgangspunten

1. Tot uitgangspunt dient het volgende.
1.1.
Eiser heeft na echtscheiding de echtelijke woning aan de [adres koopwoning] verkocht, transport uiterlijk 1 juni 2021.
1.2.
Eiser heeft een ww-uitkering van Eur 1.809,67 bruto p.m. (specificatie december uitkering) die binnenkort afloopt.
1.3.
Eiser die al lange tijd staat ingeschreven bij Woningnet heeft inmiddels op diverse woningen gereageerd, diverse woningen afgewezen en ten slotte de woning [adres] geaccepteerd per e-mail van 18 januari 2021.
1.4.
Gedaagde heeft daarop aan eiser nadere inkomensgegevens gevraagd die zijn verschaft. Op telefonisch verzoek van eiser is hem op 21 januari 2021 meegedeeld dat alles in orde was.
1.5.
Op 22 januari 2021 is aan eiser bericht dat hij niet in aanmerking kwam voor de woning vanwege de hoogte van zijn inkomen.
1.6.
Op diezelfde dag heeft eiser gemotiveerd bezwaar gemaakt tegen voornoemde beslissing van Ymere. Hij ontving daarop geen reactie. Op 1 februari 2021 heeft de gemachtigde van eiser de beslissing van gedaagde aangevochten, om spoedige behandeling verzocht en rechtsmaatregelen aangekondigd ter voorkoming dat de woning aan een ander zou worden toegewezen. Als enige reactie ontving hij op 2 februari 2021 een e-mail dat de zaak was doorgestuurd naar de juridische afdeling.
1.7.
Op 16 februari 2021 heeft gedaagde met een ander dan eiser een huurcontract ondertekend voor de [adres] . Die huurder heeft de woning op 19 februari 2021 betrokken. Dit is eiser niet eerder bericht dan door toezending van de producties voor dit kort geding.

Het geschil

2. Eiser vordert, na vermeerdering/wijziging eis, om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde te veroordelen om binnen drie maanden na betekening van dit vonnis aan eiser aan te bieden een vervangende, gelijkwaardige woning, zowel qua woning als omgeving, als de woning in deze procedure. Hij stelt daartoe, zakelijk weergegeven, dat hij qua inkomen voor de woning aan de [adres] in aanmerking kwam. Gedaagde heeft onrechtmatig jegens hem gehandeld door de toewijzing van die woning aan hem in te trekken en de woning, ondanks dat zij wist van zijn bezwaar tegen haar besluit, vlak voor deze zitting alsnog te verhuren.
3. Gedaagde heeft verweer gevoerd. Zij heeft aangevoerd dat zij de woning terecht niet aan eiser heeft verhuurd. Zij voert ongemotiveerd aan dat zij op alle brieven en telefoontjes van eiser heeft gereageerd. Verdere reactie was zinloos want een herhaling van zetten, aldus gedaagde. Ten slotte voet zij aan dat toewijzing van de gewijzigde vordering onwenselijk is omdat zij slechts beperkt gebruik kan maken van haar mogelijkheid om toe te wijzen op basis van directe bemiddeling.

Beoordeling

4. In dit kort geding wordt beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten feiten en omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van eiser in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd.
5. Het gaat hier allereerst om de vraag of passend is toegewezen. Aangegeven in Woningnet was dat de woning [adres] passend wordt aangeboden met voorrang voor lage inkomens. In dit geval betekende dat dat eiser op het moment van toewijzing een inkomen diende te hebben dat niet hoger was dan Eur 23.735,- naar de norm van 2021.
6. Door wijziging van zijn omstandigheden waren de belastinggegevens van eiser van 2019 niet meer maatgevend voor zijn inkomen in 2021. Daarom heeft hij zijn laatst verkregen ww-uitkeringsspecificatie van december 2020 overgelegd aan eiser op haar verzoek (zie 1.4). Omdat deze specificatie niet van 2021 was diende deze geïndexeerd te worden (artikel 56 BTIV) om een zo nauwkeurig mogelijke inschatting van zijn inkomen over 2021 te verkrijgen. Anders dan gedaagde aanvoert moet dat niet doch
kandat met de indexatie van de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting die zij heeft toegepast (1,0248%). Nu de ww-uitkering op 1 januari 2021 is geïndexeerd met 0,28% (zie rijksoverheid.nl publicatie van 18 december 2020 verhoging uitkeringsbedragen per 1-1-2021 waaronder de ww) is er geen enkele reden om de forfaitaire indexering van voornoemde Regeling toe te passen. Met een indexatie van 0,28% op zijn december specificatie blijft eiser ruimschoots binnen het maximum inkomen van Eur 23.453,- over 2021. Gedaagde heeft hem dus ten onrechte niet de woning toegewezen.
7. Ondanks de bezwaren van eiser heeft gedaagde hem noch geantwoord noch haar standpunt heroverwogen. Zoals zij zelf aanvoerde heeft zij haar standpunt steeds herhaald en is vervolgens opgehouden te antwoorden. Dat is behoorlijk arrogant vooral als je hele standpunt is gebaseerd op een forfaitair percentage terwijl het werkelijke percentage waarmee de uitkeringsspecificatie verhoogd moet worden al vanaf 18 december 2020 bekend is.
8. Niet fraai is dat na aankondiging van rechtsmaatregelen op 1 februari 2021 en dagvaarding op 10 februari 2021 gedaagde de woning op 16 februari 2021, vlak voor de behandeling van deze zaak, nog verhuurt aan een ander en aldus onmogelijk maakt dat eiser een eventueel gelijk kan verzilveren. Onder die omstandigheden is er geen enkele aanleiding om thans, nu eiser terecht heeft betoogd dat de woning aan hem had moeten worden toegewezen, rekening te houden met bezwaren die gedaagde kennelijk ondervindt door gedwongen te worden tot directe bemiddeling. Juist voor dit soort gevallen is die directe bemiddeling de oplossing.
9. De gewijzigde vordering wordt, rekening houdend met hetgeen onder 4. Is overwogen, thans toegewezen met veroordeling van gedaagde, als in het ongelijk gestelde partij, in de kosten.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt gedaagde om binnen 3 maanden na betekening van dit vonnis aan eiser een aan de woning [adres] gelijkwaardige woning aan te bieden;
veroordeelt gedaagde in de kosten aan de zijde van eiser gevallen en begroot op Eur 688,85 waaronder 480,- aan salaris gemachtigde, voor zover verschuldigd incl. btw;
veroordeelt gedaagde tot betaling van een bedrag van Eur 60,- aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van Eur 68,- onder de voorwaarde dat betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden en gedaagde niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan de beschikking heeft voldaan, voor zover van toepassing, incl. btw;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. C.von Meyenfeldt, kantonrechter-plaatsvervanger, op 3 maart 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.