ECLI:NL:RBAMS:2021:987

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 maart 2021
Publicatiedatum
10 maart 2021
Zaaknummer
C/13/673659 / HA ZA 19-1077
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor verzakkingsschade door funderingsherstel aan naastgelegen pand

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 maart 2021 een tussenvonnis gewezen in een civiele procedure tussen de stichting Ymere en verschillende gedaagden, waaronder eigenaren van naastgelegen panden en aannemers. De zaak betreft de aansprakelijkheid voor verzakkingsschade aan de panden van Ymere, die zou zijn veroorzaakt door funderingsherstelwerkzaamheden aan een naastgelegen pand. Ymere stelt dat de gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld door af te wijken van de goedgekeurde werkvolgorde, wat heeft geleid tot ernstige verzakkingen van haar panden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een causaal verband moet worden aangetoond tussen de werkzaamheden en de schade. De rechtbank heeft besloten dat deskundigen ingeschakeld moeten worden om de relatie tussen de werkzaamheden en de verzakkingen te onderzoeken. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en de partijen zijn in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de benoeming van een deskundige.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/673659 / HA ZA 19-1077
Vonnis van 24 maart 2021
in de zaak van
de stichting
STICHTING YMERE,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. R.N.E. Visser te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
gedaagde,
advocaat mr. A. van Hees te Amsterdam,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats 1] ,
gedaagde,
advocaat mr. A. van Hees te Amsterdam,
3.
[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats 1] ,
gedaagde,
advocaat mr. A. van Hees te Amsterdam,
4.
[gedaagde 4],
wonende te [woonplaats 1] ,
gedaagde,
advocaat mr. A. van Hees te Amsterdam,
5.
[gedaagde 5],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. A. van Hees te Amsterdam,
6.
[gedaagde 6],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. A. van Hees te Amsterdam,
7. de vereniging
VERENIGING VAN EIGENAARS GEBOUW [pand 4],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. A. van Hees te Amsterdam,
8. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B.V. [gedaagde 8],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. S.M. Bordewijk te Amsterdam,
9. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 9] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. A.J.M. de Bruijn te Bussum.
Partijen zullen hierna Ymere en gedaagden genoemd worden. Gedaagden nr. 1 t/m 6 zullen gezamenlijk de eigenaren genoemd worden. Gedaagden nr. 7 zal de VvE genoemd worden. Gedaagden nr. 1 t/m 7 zullen gezamenlijk [gedaagden] genoemd worden. De overige gedaagden zullen [gedaagde 8] en [gedaagde 9] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 17 september 2019, met producties,
  • de conclusie van antwoord van [gedaagden] , met producties,
  • de conclusie van antwoord van [gedaagde 8] , met producties,
  • het tussenvonnis van 14 oktober 2020, waarbij een zitting is bepaald,
  • de conclusie van antwoord van [gedaagde 9] , met producties,
  • het proces-verbaal van de zitting van 4 februari 2021 en de daarin vermelde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Ymere is een woningcorporatie en in die hoedanigheid is zij eigenaar van de panden aan de [pand 1] , [pand 2] en [pand 3] te [postcode] [plaats] (hierna: de panden van Ymere). In de panden van Ymere bevinden zich twaalf woningen die door Ymere worden verhuurd.
2.2.
Het pand aan de [pand 4] (hierna: het pand) is gesplitst in appartementsrechten. De eigenaren zijn de eigenaren van die appartementsrechten en lid van de VvE.
2.3.
[gedaagde 8] is een bouwadviesbureau en houdt zich bezig met het adviseren in constructies. [gedaagde 9] is een aannemingsbedrijf gespecialiseerd in funderingsherstel, renovaties, restauraties en verbouwingen.
2.4.
In oktober 2016 heeft de VvE [gedaagde 8] opdracht gegeven het voorgenomen funderingsherstel van het pand en het aanbrengen van een kelder in het pand te begeleiden en zorg te dragen voor de benodigde (bouwkundige) tekeningen en berekeningen.
2.5.
In dezelfde straat is bij andere huizen eerder ook de fundering hersteld.
2.6.
In januari 2017 heeft het bestuur van de VvE zich gewend tot Ymere met het verzoek toestemming te geven voor het verrichten van funderingswerkzaamheden aan de gemeenschappelijke muur van de panden aan de [pand 3] en [pand 4] . Ymere is akkoord
gegaan met de door de VvE gewenste funderingswerkzaamheden (aan de gemeenschappelijke muur). Ymere en de VvE hebben daarbij afspraken gemaakt. Dit is te lezen in de e-mail van 31 januari 2017 van de VvE aan Ymere, waarin, voor zover thans van belang, het volgende staat:
“(…) In het kader van deze toestemming van Ymere, bevestig ik hierbij namens de VVE van [pand 4] :
Dat de kosten van het herstel volledig voor rekening van de VvE van [pand 4] zijn en niet zullen worden doorbelast aan Ymere.
Dat de VVE zal zorgen voor een dekkende verzekering voor de werkzaamheden. De directievoerder [gedaagde 8] heeft bevestigd dat de uitvoerder een CAR-verzekering zal afsluiten voor het werk.
Dat aan Ymere de gelegenheid zal worden gegeven om tijdens de werkzaamheden aan [pand 4] vanuit de bouwput onderzoek te doen naar de fundering van [pand 3] , onder de voorwaarde dat dit niet langer dan een dag zal duren.
Verder stelt de VVE van [pand 4] als onderdeel van deze overeenkomst dat bij eventueel herstel van de fundering van [pand 3] in de toekomst deze kosten niet doorberekend zullen worden aan de VVE van [pand 4] . (…)”.
2.7.
Op 23 augustus 2017 is door de gemeente Amsterdam een omgevingsvergunning verleend voor het uitvoeren van funderingsherstel en het aanbrengen van een kelder onder het pand.
2.8.
De VvE heeft [gedaagde 9] in april 2018 ingeschakeld als hoofdaannemer voor het funderingsherstel (en het aanbrengen van de kelder).
2.9.
[gedaagde 9] heeft [onderaannemer] B.V. (hierna: [onderaannemer] ) ingeschakeld voor het maken van de stempelframeberekening en de damwandconstructie. In mei 2018 zijn deze rapportages door [onderaannemer] opgesteld. Deze stukken zijn aan de gemeente voorgelegd, waarna deze op 11 juli 2018 haar goedkeuring heeft gegeven. Per brief van 18 juli 2018 heeft de gemeente bevestigd dat de werkzaamheden mochten aanvangen. In de berekeningen van [onderaannemer] staat onder meer de werkvolgorde, die onderdeel is geworden van de omgevingsvergunning van 23 augustus 2017. Die werkvolgorde is, voor zover van belang, als volgt:
“(…) WERKVOLGORDE (…)
5. Aanbrengen damwand rondom, ook ter plaatse van de toekomstige trap
6. Ontgraven tot ca. 700mm -NAP
7. Aanbrengen stempelraam op ca. 500mm -NAP
(…)
14. Ontgraven tot ca. 2100mm -NAP, retourbemaling toepassen
15. Aanbrengen stempelraam op ca. 2000mm -NAP
16. Ontgraven tot 2950mm -NAP, retourbemaling toepassen (…)”.
2.10.
Ymere heeft (de zakking van) haar panden laten monitoren voor de aanvang van de werkzaamheden aan het pand ( [pand 4] ). Er hebben metingen door Ingenieursbureau List en Fugro plaatsgevonden op 19 december 2016 (nul-meting), 24 juli 2017 en 17 september 2018. Uit de meting van 17 september 2018 is gebleken dat er extra zettingen zijn gemeten. Meetbouten 3 en 4 lieten toen een zaksnelheid zien van ruim 11 mm/jaar.
2.11.
De oorspronkelijke planning van het werk is een aantal malen aangepast door [gedaagde 9] . Eind mei 2018 is [gedaagde 9] begonnen met de werkzaamheden in het pand. Eerst is zij gaan slopen. Vervolgens was het plan om te gaan graven om de damwanden te plaatsen. [gedaagde 9] is echter gestopt met graven in juli 2018. In augustus 2018 is een stalen draagconstructie aangebracht. Eind oktober 2018 heeft [gedaagde 9] de graafwerkzaamheden hervat en vanaf 20 november 2018 is [gedaagde 9] begonnen met het plaatsen van damwanden. Toen was er nog geen stempelframe.
2.12.
Medio oktober/november 2018 kwamen bij Ymere van de bewoners van de panden van Ymere ( [pand 1] t/m [pand 3] ) verschillende meldingen binnen over klemmende ramen en deuren en scheurvormingen in de woningen.
2.13.
Fugro heeft in opdracht van Ymere op 4 december 2018 hermetingen uitgevoerd aan de panden van Ymere.
2.14.
Op 6 december 2018 heeft de gemeente laten weten dat het werk volledig stilgelegd moest worden en heeft zij gevraagd om aanpassing van de werkzaamheden. [gedaagde 9] kreeg nog wel de gelegenheid om uitsluitend schadebeperkende werkzaamheden te verrichten, waaronder het voltooien van de damwand
2.15.
Ymere heeft het pand op [pand 3] met spoed ontruimd op 7 december 2018.
2.16.
Op 11 december 2018 heeft Bosboon Expertise Amsterdam B.V. (hierna: Bosboon) in opdracht van Ymere een bezoek gebracht aan het pand ( [pand 4] ) in het kader van onderzoek naar de verzakkingsproblematiek van de panden van Ymere en de (oorzaak van de) schade aan de panden van Ymere.
2.17.
Op 12 december 2018 zijn de uitslagen van de onder 2.13 bedoelde metingen door Fugro bekend geworden. Daarna heeft Ymere ook de woningen op [pand 1] en [pand 2] ontruimd.
2.18.
Fugro heeft op 19 december een schriftelijk rapport uitgebracht, getiteld “Nauwkeurigheidswaterpassing [blok] te [plaats] ”. In dit rapport staat van zes meetbouten opgenomen hoeveel mm deze zijn gezakt. Meetbout 1 is een referentiemeetbout bij [referentiepand] die geen zakking vertoont. De meetbouten 2-5 zijn aan de voorkant van de panden van Ymere aangebracht, de meetbouten 6 en 7 aan de achterkant. In het rapport van Fugro zijn de volgende resultaten vermeld:
Op 13 december 2018 heeft Ymere de VvE, de eigenaren, [gedaagde 8] en [gedaagde 9] aansprakelijk gesteld voor verzakkingsschade.
2.20.
Bij besluit 14 december 2018 heeft de gemeente aan de VvE en de overige betrokken partijen in formele zin een bouwstop opgelegd en Ymere verzocht om de panden te stabiliseren.
2.21.
Bij brief van 19 december 2019 is de VvE aangeschreven door de gemeente. De gemeente schrijft in deze brief onder meer dat gebleken is dat werkzaamheden worden uitgevoerd in afwijking van de omgevingsvergunning en dat de damwand niet is uitgevoerd conform vergunning en er grondwater is onttrokken.
2.22.
De gemeente heeft bij besluit van 11 januari 2019 de eigenaar van het pand op nr. 57 ook gelast om maatregelen te nemen.
2.23.
Op 28 maart 2019 is de bouwstop opgeheven.
2.24.
Op 30 april 2019 is het rapport van Bosboon uitgebracht, waarin onder meer staat dat er op meerdere punten, met name het grondwerk/ontgraven van de kelder, is afgeweken van de werkvolgorde en van de goedgekeurde plannen door [gedaagde 8] en Gemeente Amsterdam. Verder staat daarin, voor zover nu van belang:
“(…) Op basis van de uitkomsten van deze (her)metingen en een vergelijking met de gegevens van de nul-meting is een duidelijke versnelling van de zaksnelheid van de panden van Ymere vastgesteld in de periode dat bij het pand [pand 4] funderingsherstel en grondwerk in het kader van de aanleg van de kelder werd uitgevoerd. Na aanvang van de werkzaamheden bij [pand 4] zijn er in de periode september 2018 – december 2018 extreme zakkingen opgetreden met een piek in december 2018 van (meetbout 4) 1,1 centimeter per week (11 millimeter). De tendens op basis van die meting was dus ruim 50 centimeter verzakking op jaarbasis. (…)
Het niet toepassen van de grondkering [rb: damwanden] voorafgaande aan het ontgraven en het niet aanbrengen van de stempeling heeft op de stabiliteit van panden van verzekerde en de nieuwe paalfundering onder het pand [pand 4] een negatief effect gehad waardoor de extreme toename van de zaksnelheid kan worden verklaard. (…)”.
2.25.
Op 15 juli 2019 zijn de werkzaamheden weer hervat.
2.26.
De verzekeraar van de VvE, ASR, heeft EMN ingeschakeld om onderzoek te doen naar de schadeclaim van Ymere. In het rapport van EMN van 12 februari 2020 staat, voor zover van belang, onder meer het volgende vermeld over de schadeoorzaak:
“(…)
Relatie tussen het werk en het voorvalWij hebben op basis van de voornoemde feiten dan ook geen (technische) relatie kunnen leggen tussen de gereclameerde verslechtering van de paalfundatie en de gestelde (versnelde) zakking van het pand als gevolg van het uitgevoerde werk.
Wij sluiten niet uit dat tijdens het werk sprake kan zijn geweest van een bepaalde mate van ontspanning van de grondslag. Als gevolg van het, vrij vertaald, “ontbreken van een fundering”, zoals dat uit de bevindingen van IFCO is op te maken, kan die ontspanning van de grondslag hebben bijgedragen aan een versnelling van de reeds autonome verzakking van het pand van Ymere. (…)”.
2.27.
Na gezamenlijk overleg tussen de verzekeraars van de VvE, [gedaagde 8] en [gedaagde 9] is IFCO Funderingsexpertise B.V. (hierna: IFCO) ingeschakeld om onderzoek te doen naar de kwaliteit van de fundering van de panden [pand 3] en [pand 4] . Op 17 september 2019 heeft IFCO ter plaatse inspectie uitgevoerd. In het rapport van 10 februari 2020 staat onder meer dat de fundering van de mandelige muur van [pand 3] en [pand 4] wordt beoordeeld als “slecht” en valt de fundering onder funderingscode 4 van de gemeente Amsterdam, wat inhoudt dat de kwaliteit van de fundering onvoldoende is en de fundering direct moet worden hersteld of vervangen.
2.28.
De verzekeraar van [gedaagde 8] , Achmea, heeft haar deskundige onderzoek laten doen naar de gestelde adviesfouten van [gedaagde 8] en de mogelijke omvang van de gestelde schade. In het rapport van 20 maart 2020 staat kort samengevat dat niet is gebleken dat er een verband is tussen het afwijken van de bouwvergunning en de versnelde verzakkingen. Het enige dat wel relevant is volgens de deskundige, is dat er ten opzichte van de bouwvergunning dieper is gegraven dan het heersende grondwaterpeil en dat er water werd weggepompt, terwijl de damwanden rondom nog niet volledige gesloten waren. Maar de deskundige schrijft hierover ook “Overigens lijkt er geen sprake te zijn geweest van enorme hoeveelheden toestromend grondwater en kon volstaan worden met enkele klokpompjes om de bouwput enigszins droog te houden.”.
2.29.
De verzekeraar van [gedaagde 9] , ASR, heeft ONE Expertise B.V. ingeschakeld. In het rapport van 20 mei 2020 staat kort samengevat dat zij niet de stelling van Ymere deelt dat de versnelde verzakking in november/december 2018 het gevolg is van het aspect dat [gedaagde 9] is afgeweken van de omgevingsvergunning. De bovenmatige verzakking van de panden [pand 1] t/m [pand 3] vloeit volgens ONE Expertise B.V. voort uit het feit dat de fundering van de panden niet voldeed en dat was al het geval voor aanvang van de graafwerkzaamheden onder [pand 4] .

3.Het geschil

3.1.
Ymere vordert na eisvermeerdering – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad
  • verklaart voor recht dat de VvE, de eigenaren, [gedaagde 9] en/of [gedaagde 8] jegens Ymere hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door Ymere met betrekking tot de panden geleden schade;
  • gedaagden hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan Ymere van € 1.042.260 aan schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente;
  • gedaagden hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan Ymere van € 6.435,94 aan buitengerechtelijke kosten;
  • gedaagden hoofdelijk veroordeelt in de proces- en nakosten.
3.2.
Ymere stelt – kort gezegd – dat aan haar panden ( [pand 1] t/m [pand 3] ) ernstige verzakkingsschade is toegebracht door fouten bij de bouwwerkzaamheden van het naastgelegen pand ( [pand 4] ). Het gaat om funderingswerkzaamheden die in de tweede helft van 2018 zijn uitgevoerd door [gedaagde 9] . [gedaagde 9] is in afwijking van de geplande en goedgekeurde werkvolgorde, die onderdeel uitmaakte van de verleende omgevingsvergunning, gaan graven tot -1,6 m NAP zonder damwand en zonder stempelframe. Tegelijkertijd werd er grondwater weggepompt, terwijl de bouwput niet gesloten was, maar een open kuip was. Dit verstoorde het evenwicht in de grond. De grondwaterstand wijzigde. Aan de ene kant was er daardoor sprake van inklinking van de grond en aan de andere kant was sprake van ontspanning van de grond. De stabiliteit is gewijzigd. Dit heeft geleid tot extreme zakking van de panden van Ymere en is dus de oorzaak van de schade. Dat blijkt uit het rapport van Bosboon. Ymere vordert vergoeding van de schade die is ontstaan doordat zich opeens een calamiteit heeft voorgedaan door de verkeerde werkvolgorde.
De VvE en de eigenaren zijn volgens Ymere jegens haar aansprakelijk op grond van artikel 6:162 BW, omdat er in strijd met de vergunningsvoorschriften is gehandeld. Daarnaast zijn de eigenaren en de VvE aansprakelijk op grond van artikel 6:174 BW (jo. artikel 5:113 BW voor de VvE) als bezitters van een gebrekkige opstal, het pand, aansprakelijk.
Ook acht Ymere de VvE als opdrachtgever jegens Ymere aansprakelijk op grond van artikel 6:171 BW voor de fouten die door [gedaagde 8] en [gedaagde 9] zijn gemaakt bij de uitgevoerde werkzaamheden. [gedaagde 9] heeft onrechtmatig gehandeld. Zij heeft de werkzaamheden die de schade heeft veroorzaakt feitelijk uitgevoerd. [gedaagde 8] heeft als bouwbegeleider en toezichthouder daarop onvoldoende toezicht gehouden en heeft daarmee ook onrechtmatig gehandeld, aldus Ymere.
3.3.
Gedaagden voeren verweer. Zij betwisten allen dat zij op enige grond aansprakelijk zijn. Verder betwisten zij dat er sprake is van causaal verband tussen de (extra/versnelde) zakkingen van de panden van Ymere (de schade van Ymere) en de werkzaamheden aan het pand ( [pand 4] ) waarbij zou zijn afgeweken van de geplande werkvolgorde.
Zij hebben allen onder meer er op gewezen dat de fundering van de panden van Ymere al voor de werkzaamheden van [gedaagde 9] (heel) slecht was en dat er sowieso herstelmaatregelen (direct) noodzakelijk waren. Al voor de werkzaamheden was er sprake van zakkingen van de panden, zoals blijkt uit de meting van 17 september 2018.
Alle gedaagden hebben rapporten in het geding gebracht, waarin is geschreven over (het ontbreken van) de causaliteit.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In geschil is de vraag of gedaagden aansprakelijk zijn voor de door Ymere gestelde geleden schade.
4.2.
De door Ymere gestelde schade kan alleen verhaald worden op één of meer van de gedaagden partijen als het causaal verband vast staat tussen de gestelde schade en onrechtmatig handelen van [gedaagde 9] . [gedaagde 9] is immers de partij die als aannemer feitelijk heeft gehandeld, zij heeft de werkzaamheden aan de fundering van het pand uitgevoerd, waarvan Ymere stelt dat deze de oorzaak zijn van de door haar gestelde schade.
Indien [gedaagde 9] geen schade heeft veroorzaakt of niet onrechtmatig heeft gehandeld jegens Ymere, is er ook geen grond voor aansprakelijkheid van de eigenaren, de VvE en/of [gedaagde 8] .
4.3.
De rechtbank neemt als uitgangspunt dat het afwijken van de in de omgevingsvergunning neergelede werkvolgorde een onrechtmatige daad op kan leveren jegens Ymere, indien daardoor schade is ontstaan die bij het volgen van de werkvolgorde niet zou zijn ontstaan. Dus zal de rechtbank eerst moeten beoordelen of de afwijking van de werkvolgorde de door Ymere gestelde schade heeft veroorzaakt. Dat is het geval als door de afwijkende werkvolgorde – mede gelet op de wijze waarop de werkzaamheden zijn uitgevoerd – het verzakken van de panden van Ymere zodanig is versneld dat op korte termijn maatregelen noodzakelijk waren, die bij het volgens de werkvolgorde uitvoeren van de werkzaamheden niet nodig zouden zijn geweest. Het staat immers vast dat funderingsherstel van de panden van Ymere op langere termijn nodig was, maar het gaat hier om de vraag of de noodzakelijke maatregelen die getroffen moesten worden in december 2018 zijn ontstaan door het handelen van [gedaagde 9] .
4.4.
De rechtbank verwerpt het verweer van [gedaagde 9] dat zij niet aansprakelijk is omdat de gemeente haar werkwijze achteraf heeft goedgekeurd. Zij heeft voordat de bouwstop werd opgeheven een nieuw voorstel moeten indienen, dat was gebaseerd op de situatie die inmiddels ontstaan was, en dat is goedgekeurd, zodat zij de werkzaamheden kon voortzetten. Daaruit kan niet worden afgeleid dat de gemeente met terugwerkende kracht heeft ingestemd met de afwijking van de werkvolgorde, zodat afwijking daarvan niet onrechtmatig zou kunnen zijn. Die afwijking had zich immers al voorgedaan voordat zij haar aangepaste plannen indiende en was juist aanleiding voor de bouwstop.
4.5.
De heer [naam] van [gedaagde 9] heeft ter zitting het volgende aangevoerd over de gang van zaken. Hij heeft toegelicht dat [gedaagde 9] eerst de damwanden wilde plaatsen zoals was gepland, maar dat zij daarbij op obstakels stuitte (zoals stukken hout). Om die obstakels weg te kunnen halen, moest plaatselijk (extra) worden gegraven door [gedaagde 9] . Dan kon zij de obstakels pas weghalen (het hout wegzagen) en vervolgens de damwanden plaatsen. Dat ging gefaseerd. Er is dus eerst gegraven, voordat alle damwanden geplaatst werden, maar dat kon niet anders, omdat anders de damwanden niet geplaatst konden worden, aldus [gedaagde 9] .
4.6.
Dit staat haaks op het door Ymere geschetste beeld alsof de werkvolgorde door [gedaagde 9] zomaar is omgegooid, in die zin dat [gedaagde 9] zonder reden eerst is gaan graven en dan pas de damwanden is gaan plaatsen.
4.7.
Ymere heeft ter zitting bovendien betwist dat er obstakels in de grond zaten en heeft daartoe aangevoerd dat dit niet blijkt uit de overgelegde WhatsApp berichten en het bouwverslag. De rechtbank is van oordeel dat het feit dat in overgelegde WhatsApp berichten en het bouwverslag geen obstakels vermeld zijn niet kan worden afgeleid dat die er niet waren. De heer [naam] van [gedaagde 9] heeft ter zitting op een gedetailleerde wijze uitgelegd dat er obstakels waren, wat de aard daarvan was en op welke wijze die werden verwijderd. Uit de stukken van het geding blijkt dat de voormalige gracht ter plaatste is aangeplempt, wat de aanwezigheid van dergelijke obstakels ook aannemelijk maakt. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat er obstakels waren, en dan is het de vraag of de werkvolgorde die [gedaagde 9] hanteerde vanwege die obstakels, die dus afweek van de geplande werkvolgorde, de schade van Ymere kan hebben veroorzaakt.
Daarbij is van belang dat Ymere zich niet op het standpunt stelt dat de verzakking het gevolg is geweest van aantasting van het funderingshout door grondwateronttrekking, maar uitsluitend als oorzaak aanmerkt: inklinking en ontspanning van de grond.
Verder is ook van belang of de werkzaamheden op andere wijze hadden kunnen worden verricht, die minder schadelijk was, bijvoorbeeld door van het frezen van sleuven op de plaats waar de damwand geplaatst moet worden, zoals door [gedaagde 8] is aangevoerd.
4.8.
De rechtbank acht het noodzakelijk inlichtingen van een deskundige in te winnen op deze punten. De rechtbank is voorlopig van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige en dat de navolgende vragen dienen te worden voorgelegd:
1. Kan de werkvolgorde die [gedaagde 9] hanteerde vanaf eind oktober 2018 vanwege de obstakels (zie onder 4.4.) en de door haar gevolgde werkwijze bij het aanbrengen van de damwanden hebben geleid tot inklinking en ontspanning van de grond, die kan hebben geleid tot de versnelde zakkingen van de panden van Ymere zoals deze zich daarna feitelijk heeft voorgedaan?
Indien vraag 1 bevestigend wordt beantwoord:
2. Was de gevolgde werkwijze zoals door [gedaagde 9] op de comparitie uiteengezet een verantwoorde keuze, of had gezien de kans op schade moeten worden gekozen voor een beschikbare alternatieve werkwijze, zo ja welke?
3. In welke mate is de opgetreden verzakking van de panden van Ymere veroorzaakt door de door [gedaagde 9] verrichte werkzaamheden?
4.9.
Partijen zullen bij akte in de gelegenheid worden gesteld te reageren op de voorgenomen vraagstelling. Indien partijen het in onderling overleg eens worden over de benoeming van een deskundige, kunnen zij die voordragen. Als zij het niet eens worden, kunnen zij elk maximaal drie namen noemen van deskundigen die naar hun mening in aanmerking komen, waarbij zij zich tevens uit kunnen laten over de naar hun mening benodigde deskundigheid. De rechtbank zal de zaak hiertoe naar de rol verwijzen.
4.10.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt van de wet, dat het voorschot op de kosten van de deskundige in beginsel door de eisende partij moet worden gedeponeerd. De door Ymere gestelde oorzaak van de verzakking van haar panden is weliswaar niet op voorhand uit te sluiten en daarom is een onderzoek door een deskundige nodig, maar het lijkt voorshands aanzienlijk waarschijnlijker dat de oorzaak van de verzakking niet of slechts in zeer geringe mate is een bij de verbouwing van het pand [pand 4] gemaakte fout, maar (voornamelijk) de slechte toestand van de fundering van de panden van Ymere. Dit gezien de volgende omstandigheden:
  • geen van de deskundigenrapporten tot op heden legt uit op welke wijze de werkzaamheden tot inklinking en/of ontspanning van de grond zouden hebben geleid en hoe dat vervolgens tot versnelde zakking van de panden van Ymere zou hebben kunnen leiden;
  • uit het onder 2.27 aangehaalde IFCO-rapport blijkt dat de fundering van de gezamenlijke muur tussen de panden [pand 3] en [pand 4] zeer slechts was,
  • bij de mondelinge behandeling is van de kant van Ymere medegedeeld dat voorafgaand aan het funderingsherstel van haar panden niet is onderzocht hoe de toestand van de fundering was;
  • al voorafgaand aan de gestelde afwijking van de werkvolgorde, te weten in september 2018 zijn de panden van Ymere blijkens de onder 2.18 weergegeven meetgegevens aanzienlijk verzakt;
  • de panden van Ymere zijn over de gehele breedte “extra” gezakt en niet slechts in de nabijheid van de werkzaamheden.
Het voorschot zal daarom door Ymere moeten worden betaald.
4.11.
Ymere wordt in overweging gegeven om gelet op bovengenoemde omstandigheden zeer goed te overwegen of zij de procedure wenst voort te zetten en of zij dus de kosten van een deskundige (die voor haar rekening blijven als zij de procedure verliest) wenst te maken.
4.12.
Iedere verdere beslissing zal word aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
7 april 2021voor het nemen van een akte door beide partijen waarin zij zich uitlaten over de aangekondigde deskundigenrapportage,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel, rechter, bijgestaan door mr. P. Palanciyan, griffier en in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2021.