Op 27 januari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk, België. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 9 december 2021. De opgeëiste persoon, geboren in 1996 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was gedetineerd in een Nederlandse penitentiaire inrichting. Tijdens de openbare zitting op 27 januari 2022 heeft de opgeëiste persoon afstand gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn, terwijl zijn raadsman, mr. E.M. Steller, het woord voerde.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon wordt verdacht van strafbare feiten die onder de Belgische wetgeving vallen, waaronder witwassen, informatiecriminaliteit en oplichting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overlevering kan worden toegestaan, mits er voldoende garanties zijn voor humane detentieomstandigheden in België. De Procureur des Konings heeft op 17 januari 2022 garanties verstrekt met betrekking tot de detentieomstandigheden, waarbij is bevestigd dat de opgeëiste persoon in een cel zal worden geplaatst die voldoet aan de normen van het CPT van de Europese Raad.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering en dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet. De rechtbank heeft daarom besloten om de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan, zodat hij kan worden overgedragen aan de Belgische autoriteiten voor de strafbare feiten zoals vermeld in het EAB. De uitspraak is gedaan door mr. P. van Kesteren, voorzitter, en mrs. A.K. Glerum en C.M. Delstra, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. F.A. Potters.