7.3.Oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn (biologische) moeder en broer. Als gevolg van het handelen van verdachte hebben zij pijn ondervonden. Verdachte heeft met zijn handelen een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Daarnaast heeft verdachte zijn broers en zijn zus bedreigd.
De verschillende slachtoffers hebben verklaard dat de gebeurtenissen emotioneel gezien indruk op hen hebben gemaakt. Zij zijn bang dat verdachte de geuitte bedreigingen daadwerkelijk zal uitvoeren. Bovendien roepen bedreigingen en mishandelingen ook gevoelens van onrust op bij anderen die hiervan getuige zijn of daarvan kennis nemen.
Strafblad
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van verdachte van 13 januari 2022, waaruit naar voren komt dat dit niet de eerste keer is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan agressiedelicten. In januari 2020 is aan verdachte een gevangenisstraf van zes maanden en een contactverbod met de/het slachtoffer(s) opgelegd wegens mishandelingen en bedreigingen, al dan niet in de huiselijke sfeer. Daarnaast is verdachte in november 2020 wegens vernieling veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf. Ten tijde van de bewezenverklaarde feiten in deze strafzaak was de proeftijd van deze eerdere veroordeling, waarvan de tenuitvoerlegging is gevorderd, nog niet voorbij. Ook langer geleden (vóór juni 2015) is verdachte meerdere keren veroordeeld voor agressiedelicten.
Advies Pro Justitia rapporteurs
De rechtbank heeft gekeken naar de in de Pro Justitia rapportages van 3 december 2021 neergelegde bevindingen en conclusies van GZ-psycholoog S.H. van Schagen en psychiater M. Binnewijzend, onder supervisie van psychiater C.A.M. van der Meijs. Hieruit leidt de rechtbank het volgende af.
Verdachte ervaart gevoelens van boosheid richting zijn familieleden, omdat hij ervan overtuigd is dat zijn biologische moeder de erfenis van zijn overleden vader voor hem achterhoudt. Er is sprake van een langdurig bestaand patroon van agressief gedrag, voortkomend uit een combinatie van een gebrekkige emotieregulatie, een beperkt empathisch vermogen, gevoelens van wantrouwen en achterdocht, verhoogde prikkelbaarheid, een gestoorde impulscontrole en gevoeligheid voor krenking. Verdachte lijkt door zijn beperkingen niet in staat zijn boosheid op een andere manier dan door middel van agressie te uiten. Door zijn impulsiviteit en gebrekkige emotionele controle lukt het hem niet om afstand te nemen van de geëscaleerde situatie met zijn familie. Door zijn boosheid verliest hij steeds de grip. Het middelenmisbruik is daarbij mogelijk een versterkende factor.
De psychiater schat het risico op recidive in als hoog, waarbij vooral de homocidale uitspraken van verdachte grote zorgen baren. Het risico op escalatiegevaar lijkt steeds meer toe te nemen. Zoals blijkt uit het bewezenverklaarde kunnen gevoelens van frustratie en boosheid bij verdachte leiden tot delictgedrag. Het ziekte-inzicht en de motivatie van verdachte om mee te werken aan een behandeling zijn (zeer) beperkt.
Vanwege de genoemde omstandigheden is het volgens de psychiater noodzakelijk dat verdachte een behandeling krijgt, die in aanvang plaatsvindt in een klinische setting. Binnen een klinische setting kan de behandeling eerst worden gericht op het verbeteren van de impulscontrole, het versterken van de frustratietolerantie en de emotie- en agressieregulatie. Daarnaast is van belang dat door middel van aanvullende diagnostiek wordt vastgesteld of bij verdachte sprake is van zwakbegaafdheid, zodat behandeling op passende wijze kan worden aangeboden. Het is essentieel dat verdachte gemotiveerd wordt voor behandeling en voor lange tijd stopt met drugs- en alcoholgebruik. Indien de klinische behandeling goed verloopt kan na verloop van tijd worden toegewerkt naar resocialisatie met verdere ambulante begeleiding.
Uit reclasseringsrapportages die in de periode van 2012 tot en met 2020 over verdachte zijn opgemaakt komt naar voren dat verdachte stelselmatig niet heeft meegewerkt aan behandelings- en begeleidingstrajecten, die in het verleden aan verdachte zijn opgelegd. In 2017 heeft verdachte, bijvoorbeeld, geweigerd om mee te werken aan een behandeling in het kader van een aan hem opgelegde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (isd-maatregel) voor de duur van twee jaar. Ook een gevangenisstraf als stok achter de deur heeft verdachte niet weerhouden van het plegen van strafbare feiten. De psychiater vindt behandeling in een steviger behandelkader (dwangkader) daarom noodzakelijk om de risico’s te verminderen. De psychiater heeft, bij een bewezenverklaring, geadviseerd om een tbs-maatregel met dwangverpleging aan verdachte op leggen.
Op de zitting van 18 februari 2022 heeft psychiater C.A.M van der Meijs aangegeven dat hij de bevindingen en conclusies, die onder zijn supervisie door psychiater M. Binnewijzend zijn opgesteld, handhaaft.
Advies reclassering
Reclasseringswerker I. Hoving van reclassering Inforsa heeft in een e-mail van 16 februari 2022 aangegeven dat de reclassering zich conformeert aan het in de Pro Justitia rapportages van 3 december 2021 neergelegde advies.
Motivering van de tbs-maatregel
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de wettelijke vereisten om een tbs-maatregel op te leggen (artikel 37a Sr en verder):
- verdachte is onderzocht door een psychiater en GZ-psycholoog, waarbij de psychiater heeft vastgesteld dat tijdens het begaan van de bewezenverklaarde feiten bij verdachte sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens;
- de bewezenverklaarde mishandelingen zijn misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer staat (artikel 300 en 304 Sr);
- bedreiging is een misdrijf, zoals genoemd in artikel 37a, eerste lid, Sr;
- verder is gebleken dat verdachte onder invloed van de bij hem vastgestelde stoornissen door zijn agressieve gedrag een gevaar vormt voor de veiligheid van anderen.
De rechtbank is op basis van de behandeling ter terechtzitting en de inhoud van de Pro Justitia rapportages overtuigd geraakt van de noodzaak van langdurige behandeling, zodat de kans op recidive kan worden teruggedrongen. Naar het oordeel van de rechtbank kan een dergelijke behandeling, in ieder geval in eerste instantie, alleen plaatsvinden binnen een klinische forensische setting. Nu eerder opgelegde drangkaders niet hebben geleid tot het terugdringen van de recidive, komt de rechtbank echter tot de conclusie dat slechts een tbs-maatregel met dwangverpleging het recidiverisico tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau kan terugbrengen. Een behandeling in het kader van een tbs-maatregel met voorwaarden vormt geen alternatief, omdat verdachte meerdere keren heeft geweigerd mee te werken met de reclassering. De rechtbank is van oordeel dat de aard en ernst van het bewezenverklaarde, het hoge recidiverisico, de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen oplegging van een tbs-maatregel met dwangverpleging eisen (ex artikel 37b, eerste lid, Sr). De rechtbank zal daarom overgaan tot oplegging van een tbs-maatregel met dwangverpleging.
De rechtbank is tot slot van oordeel dat de bewezenverklaarde mishandelingen en bedreigingen kunnen worden aangemerkt als misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, zodat de totale duur van de tbs-maatregel met dwangverpleging een periode van vier jaar te boven mag gaan. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder meegewogen dat de bedreigingen gepaard zijn gegaan met de mishandelingen of hiermee verband houden.
Nu verdachte in het kader van zijn voorlopige hechtenis al lange tijd heeft vastgezeten, ziet de rechtbank af van oplegging van een straf naast de tbs-maatregel met dwangverpleging.