ECLI:NL:RBAMS:2022:1086

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 februari 2022
Publicatiedatum
9 maart 2022
Zaaknummer
AMS 21/808
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor dakterras en bezwaar van omwonenden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een omgevingsvergunning aan een derde-partij voor het maken van een dakterras. Eisers, bewoners van een nabijgelegen pand, hebben bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, omdat zij menen dat er sprake is van privaatrechtelijke belemmeringen en dat hun recht om te worden gehoord in de bezwaarfase is geschonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de omgevingsvergunning correct is verleend, met inachtneming van de relevante wetgeving, waaronder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De rechtbank oordeelt dat er geen evident privaatrechtelijke belemmeringen zijn die de vergunning in de weg staan en dat de derde-partij als vergunninghouder wel degelijk belanghebbende is. De rechtbank heeft ook de argumenten van eisers over de vermeende partijdigheid van de bezwaarschriftencommissie en de overschrijding van de redelijke termijn verworpen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eisers ongegrond verklaard, wat betekent dat de omgevingsvergunning blijft staan. De rechtbank heeft ook verzoeken om schadevergoeding van eisers afgewezen, omdat deze niet voldoende onderbouwd waren. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/808

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 februari 2022 in de zaak tussen

[eisers] ,te Amsterdam, eisers,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
( [gemachtigde verweerder] ).

Als derde-partij hebben aan het geding deelgenomen: [derde partij]

[derde partij], te Amsterdam
(gemachtigde: mr. F.K. van Wijk).

Procesverloop

Met een besluit van 1 juli 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan de derde-partij een omgevingsvergunning verleend voor het omzetten van een berging op de vierde verdieping naar verblijfsruimte behorende bij de woning op de derde verdieping van het gebouw [adres 1] en het maken van een dakterras op het platte dak achter de schijnkap.
Met een besluit van 20 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De zaak is behandeld op de zitting van 28 december 2021. Eisers zijn verschenen. Verweerder is niet verschenen. [derde partij] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Derde-partij heeft op 27 maart 2020 een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend voor het omzetten van de berging op de vierde verdieping naar verblijfsruimte behorende bij de woning op de derde verdieping (door middel van een interne trap) van het gebouw [adres 1] - [toevoeging huisnummer] en het maken van een dakterras op het platte dak achter de schijnkap. De [adres 1] - [toevoeging huisnummer] is onderdeel van een bouwcomplex van drie panden met een gemeenschappelijk dak. Hieronder valt het pand [adres 2] waarvan eisers sinds 1999 huurder zijn.
2. Ter plaatse geldt het bestemmingsplan “Hoofddorpplein- en Schinkelbuurt”. Het gaat om de activiteiten het bouwen van een bouwwerk zoals in artikel 2.1, eerste lid, onder a van de Wabo [1] en het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan zoals in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo. Voor het bouwen en gebruiken van dakterrassen in strijd met het bestemmingsplan heeft verweerder de Beleidsregel [2] vastgesteld. Volgens verweerder voldoet de omgevingsvergunning aan de voorwaarden in artikel 2.10 van de Wabo en kunnen zij op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a sub 2 van de Wabo van het bestemmingsplan afwijken. Volgens verweerder is het project niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening en kan worden afgeweken van het bestemmingsplan op grond van artikel 4, vierde lid van bijlage II van het Bor [3] . Het project voldoet namelijk aan de Beleidsregel om af te wijken van het bestemmingsplan.
Het oordeel van de rechtbank
3. De rechtbank zal de gronden van eisers hierna een voor een behandelen. Zij stelt hierbij voorop dat verweerder bij zijn besluitvorming over een aanvraag als hier aan de orde beleidsruimte heeft. Dat wil zeggen dat de rechter zich moet beperken tot de vraag of verweerder in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen om de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen.
Hoorzitting
4. Eisers stellen dat hun recht om te worden gehoord in de bezwaarfase is geschonden, omdat er geen openbare hoorzitting is geweest. Verweerder heeft toegelicht dat wegens covid-19 per brief de mogelijkheid aan eisers is geboden om telefonisch of digitaal een hoorzitting te houden. In deze brief is ook aangegeven dat wanneer eisers niet reageren ervan uit wordt gegaan dat zij afzien van een hoorzitting. Eisers hebben wel gereageerd, maar in de reactie slechts aangegeven een fysieke hoorzitting te willen. Verweerder heeft hieruit afgeleid dat eisers geen hoorzitting willen.
5. De rechtbank is van oordeel dat uit de reactie van eisers niet kan worden afgeleid dat zij geen hoorzitting wilden. De rechtbank ziet echter aanleiding om dit gebrek op grond van artikel 6:22 van de Awb te passeren. Eisers hebben in bezwaar namelijk voldoende gelegenheid gehad om hun standpunt schriftelijk naar voren te brengen en hebben ook in beroep zowel schriftelijk als tijdens de zitting hun standpunt naar voren kunnen brengen. Het verzoek om schadevergoeding wegens het niet houden van een hoorzitting wordt tevens niet toegewezen.
Belanghebbende en privaatrechtelijke belemmering
6. Eisers stellen dat het dakterras niet kan worden gebouwd wegens de satelliettoebehoren die op dat deel van het dak zijn geplaatst. Bovendien gaat het om een gezamenlijk dak waar zij gebruik van mogen maken. Volgens eisers leidt dit ertoe dat de derde-partij geen belanghebbende is en dat er sprake is van een evident privaatrechtelijke belemmering.
7. De rechtbank stelt voorop dat verweerder niet is gehouden om andere dan ruimtelijke aspecten te betrekken bij het maken van de afweging op grond van artikel 2.12, eerste lid, van de Wabo tenzij er sprake is van privaatrechtelijke regels die evident in de weg staan aan de uitvoerbaarheid van het project. De rechtbank is van oordeel dat er naast de onderhavige beroepsprocedure zoveel andere procedures over dit punt lopen dat reeds daarom geen sprake kan zijn van een evident privaatrechtelijke belemmering. De rechtbank is van oordeel dat het gaat om civielrechtelijke kwesties en deze daarom in de onderhavige procedure geen rol kunnen spelen. Dit leidt er volgens de rechtbank tevens toe dat niet kan worden gezegd dat de derde-partij als vergunninghouder geen belanghebbende is.
Omgevingsvergunning
8. Eisers hebben aangevoerd dat de omgevingsvergunning niet verleend had kunnen worden, omdat er geen statische berekeningen zijn gemaakt voor de panden en er geen funderingsonderzoek heeft plaatsgevonden. Ter onderbouwing hiervan verwijzen eisers naar een rapport van [naam 2] van 27 augustus 2014 en een rapport van Strackee van 27 januari 2012. Daarnaast is sprake van asbest op het dak. In dit kader verwijzen eisers naar een onderzoek van [naam 3] van 18 november 2020.
9. De rechtbank stelt vast dat bij de omgevingsvergunning een statische berekening inclusief funderingsonderzoek van 31 maart 2020 is overgelegd. Eisers hebben deze berekening en dit onderzoek niet inhoudelijk bestreden zodat de rechtbank geen reden heeft aan de inhoud ervan te twijfelen. De door eisers ingebrachte rapporten zijn daarnaast van geruime tijd geleden en zijn dus geen weerlegging van het rapport dat door de derde-partij is overgelegd bij de omgevingsvergunning. Ten aanzien van de asbest stelt de rechtbank vast dat uit het rapport van [naam 3] naar voren komt dat sprake is van asbest verdacht materiaal. Het is dus mogelijk dat er asbest wordt aangetroffen. De omgevingsvergunning bevat geen bepalingen voor het verwijderen van asbesthoudende materialen. Derde-partij moet de werkzaamheden echter staken wanneer er daadwerkelijk asbesthoudende materialen worden aangetroffen.
10. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder in redelijkheid tot verlening van de omgevingsvergunning heeft kunnen komen, het verzoek om een descente te houden wordt daarom ook afgewezen.
Illegaal bouwen
11. Eisers betogen dat de derde-partij illegaal is begonnen met het bouwen van het dakterras, omdat zij geen bouwbord hebben geplaatst voor aanvang van de werkzaamheden.
12. De rechtbank stelt vast dat het voorgaande alleen relevant is bij een handhavingsprocedure en niet in de onderhavige beroepsprocedure. In deze beroepsprocedure gaat het om de vraag of de omgevingsvergunning in de eerste plaats verleend had kunnen worden.
Partijdigheid verweerder
13. Volgens eisers is de bezwaarschriftencommissie partijdig en vooringenomen, omdat de bezwaarschriftencommissie naast een secretaris enkel uit een voorzitter bestond en deze persoon ook werkzaam is voor verweerder.
14. De rechtbank stelt vast dat verweerder het bezwaarschrift van eisers heeft laten behandelen door een interne bezwaarschriftencommissie. Uit de Regeling bezwaar en beroep (college en burgemeester) (hierna: de Regeling) volgt dat deze commissie bestaat uit leden die werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van verweerder en van wie één als voorzitter optreedt en één als secretaris. [4] Hieruit volgt bovendien dat niet meer dan één lid van de commissie, niet zijnde de voorzitter, bij de voorbereiding van het besluit betrokken mag zijn geweest. Dat de voorzitter van de bezwaarschriftencommissie ook werkzaam is bij verweerder is daarmee dus toegestaan. De voorzitter is, zoals voorgeschreven in de Regeling, niet bij het primaire besluit betrokken geweest. Omdat verweerder zich aan de Regeling heeft gehouden is de rechtbank van oordeel dat er geen reden is om aan te nemen dat de bezwaarschriftencommissie partijdig en vooringenomen is geweest.
Schadevergoeding
15. Eisers hebben verzocht om een schadevergoeding van € 5.000,- omdat meneer [gemachtigde verweerder] , werkzaam bij verweerder, na een gesprek met de derde-partij eisers voorbij liep zonder terug te groeten of op welke andere wijze dan ook het bestaan van eisers te erkennen.
16. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af, omdat eisers niet hebben onderbouwd waar hun schade concreet uit bestaat.
Redelijke termijn
17. Eisers verzoeken om immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
18. Op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad [5] geldt, behoudens bijzondere omstandigheden, het uitgangspunt dat de berechting van de zaak in eerste aanleg niet binnen een redelijke termijn is geschied, indien de rechtbank niet binnen twee jaar nadat die termijn is aangevangen uitspraak doet. In deze termijn is de bezwaarfase inbegrepen. De termijn vangt in beginsel aan op het moment dat het bestuursorgaan het bezwaarschrift ontvangt.
19. Het bezwaarschrift van eisers is door verweerder op 10 augustus 2020 ontvangen. De rechtbank heeft uitspraak gedaan op 8 februari 2022. De termijn in eerste aanleg heeft in totaal afgerond een jaar en zeven maanden geduurd. Dit is minder dan twee jaar, waardoor geen sprake is van termijnoverschrijding. Het verzoek om immateriële schadevergoeding wordt daarom afgewezen.
Conclusie
20. Het beroep is ongegrond. Eisers krijgen dus geen gelijk.
21. Omdat het beroep ongegrond is, wijst de rechtbank het verzoek van eisers om schadevergoeding ook af. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het door eisers betaalde griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Sullivan, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vijn, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2022.
griffier De rechter is verhinderd te tekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Voluit: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
2.Voluit: Beleidsregels afwijkingen omgevingsvergunning.
3.Voluit: Besluit omgevingsrecht.
4.Regeling bezwaar en beroep (college en burgemeester) van 1 januari 2016, Gemeenteblad 2015, afd. 3B, nr. 184.
5.Zie het arrest van de Hoge Raad van 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252.