9.3.Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een machete, een keukenmes en een handbijl, die tijdens de doorzoeking van zijn slaapkamer onder zijn matras zijn aangetroffen. De rechtbank vindt dit zorgelijk. Bijna dagelijks verschijnen er berichten in de media over het bezit van machetes en messen onder minderjarigen, waarbij deze steeds vaker worden gebruikt. Deze ontwikkeling vormt een groot maatschappelijk probleem en zorgt voor veel onrust.
De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op de afspraken zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd en voorts met de straffen die doorgaans voor soortgelijke feiten als de onderhavige worden opgelegd. Het oriëntatiepunt voor het voorhanden hebben van een mes is een taakstraf vanaf 30 uur dan wel dienovereenkomstige jeugddetentie, welk oriëntatiepunt de rechtbank Amsterdam in 2020 heeft verhoogd naar een taakstraf vanaf 60 uur dan wel dienovereenkomstige jeugddetentie.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie
d.d. 25 januari 2022 waaruit blijkt dat verdachte op 4 juni 2020 door de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 17 dagen, met aftrek van voorarrest, omdat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de overtreding van de Wet wapens en munitie en aan een diefstal door middel van een valse sleutel, in vereniging gepleegd. Daarnaast is verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 30 uren. Voorts is hij op 10 december 2018 door de kinderrechter in Amsterdam veroordeeld tot een voorwaardelijke en onvoorwaardelijke werkstraf voor wapenbezit en heling.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de volgende rapportages, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt:
- het psychologisch rapport Pro Justitia, opgemaakt door E.E. ter Borg, Orthopedagoog-Generalist NVO, op 4 september 2021;
- het meest recente rapport van de Raad van 31 januari 2022.
De psycholoogkomt tot de volgende conclusie.
Er is bij verdachte sprake van een ‘andere gespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis’ en zwakbegaafdheid. Verdachte heeft een duidelijk toekomstperspectief en staat open voor behandeling en begeleiding. Hij heeft een positieve adequate dagbesteding, namelijk in de vorm van schoolgang en staat er voor open om weer een bijbaan op te pakken. Tevens ontvangt verdachte een intensieve vorm van begeleiding vanuit stichting JDK. Zijn vrijetijdbesteding blijft een punt van zorg en daarmee een grote risicofactor, met name het gebrek aan toezicht hierop omdat hij in een omgeving opgroeit met grote problemen die verband hebben met een hoge mate van criminaliteit, armoede, en/of geweld. Ter bevordering van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte wordt geadviseerd om het toezicht van de jeugdreclassering en de begeleiding vanuit stichting JDK te hercontinueren. Verdachte is vanwege zijn cognitieve en sociaal-emotionele functioneren afhankelijk van externe bemoeienis. Tevens wordt behandeling bij De Waag wenselijk geacht, gericht op het vergroten van de weerbaarheid, het verminderen van gedragsproblemen en impulsiviteit. Voorts dient zijn verstandelijke functioneren een aandachtspunt binnen deze behandeling te zijn.
Ter zitting heeft
de Raadzijn advies toegelicht. De Raad heeft veel zorgen over de vriendenkring van verdachte. Hij gaat om met jongeren die regelmatig in beeld komen bij de politie. Op dit moment zijn diverse hulpverleningstrajecten gestart en doet verdachte zijn best om de huidige schorsingsvoorwaarden na te komen. Het is van belang dat de WSS en JDK de komende periode betrokken blijven bij verdachte, zodat zij tijdig kunnen ingrijpen. Verdachte is kwetsbaar en erg beïnvloedbaar voor antisociale jongeren. Hij vindt het lastig om zijn grenzen aan te geven en moeilijke situaties te herkennen. Er is behoefte aan (meer) inzicht in de vrienden van verdachte, zodat hij begeleid kan worden bij het maken van goede keuzes en leert nadenken over de gevolgen van zijn handelen. De Raad heeft een deels voorwaardelijke jeugddetentie geadviseerd, met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarden dat verdachte naar school (eventueel stage) zal gaan volgens rooster en zich zal houden aan de regels en afspraken van school (en stage), zich zal inspannen een zinvolle dagbesteding in de vorm van een (bij)baan en/of sport te hebben en te behouden, zal meewerken aan alle hulpverlening die door de WSS noodzakelijk wordt geacht (hetgeen momenteel JDK en De Waag betreft) en zich zal houden aan een contactverbod met de medeverdachten in zaak A, totdat hij kan starten met de behandeling bij De Waag (waar gewerkt zal worden aan het vergroten van zijn weerbaarheid). De Raad heeft geadviseerd om de bijzondere voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Tot slot dient de vordering tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf te worden toegewezen, zodat verdachte de consequenties van zijn gedrag kan ervaren.
De WSSheeft toegelicht dat zij door een veroordeling in een andere strafzaak al een ruime tijd betrokken zijn bij verdachte. Het ging heel goed met hem. De hulpverlening wilde zelfs het reclasseringstoezicht eerder beëindigen, maar toen kwam verdachte plotseling weer in beeld bij de politie. Verdachte is een rustige jongen. Hij is beleefd en respectvol in de communicatie met zijn begeleiders. Verdachte heeft geen behoefte aan een behandeling bij De Waag, maar desondanks komt hij wel al zijn afspraken na. Tot op heden heeft verdachte moeite om naar school te gaan volgens zijn rooster. Hij heeft begeleiding nodig om schoolverzuim te voorkomen. Ten aanzien van het contactverbod met de medeverdachten heeft de WSS aangegeven dat de jongens elkaar op verschillende manieren weten te vinden. Het is daarom belangrijk dat zij onder begeleiding van een hulpverleningsinstantie stapsgewijs weer contact met elkaar mogen/kunnen hebben.
JDKis erg tevreden met de houding van verdachte. Hij vindt het moeilijk om in gesprek te gaan over zijn gevoelens, maar inmiddels stelt hij zich steeds vaker open en kwetsbaar op. Op dit moment gaat verdachte naar school en stage en hij is op zoek naar een bijbaan. Hij heeft betrokken leraren en een stagebegeleider, die veel rekening houden met zijn persoonlijke omstandigheden. Het is van belang dat de huidige hulp wordt voortgezet, zodat verdachte gestimuleerd kan worden om de positieve stappen vast te houden.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden – en het feit dat de rechtbank twee feiten (in zaak A), waaronder het meest heftige feit (de steekpartij) niet bewezen acht, terwijl de officier van justitie bij haar strafeis wel van een bewezenverklaring daarvan is uitgegaan - er aanleiding bestaat om bij de straftoemeting fors in het voordeel van verdachte af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. Verdachte heeft in het kader van de in zaak A onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten een lange periode, te weten 101 dagen, in voorlopige hechtenis verbleven. Gelet op de oriëntatiepunten jeugd is voor het voorhanden hebben van de messen (de in zaak A onder 3 en de in zaak B ten laste gelegde feiten) een werkstraf geïndiceerd. De rechtbank zal aan verdachte met inachtneming van de oriëntatiepunten een werkstraf van 120 uren opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Dit betekent dus dat verdachte per saldo geen taakstraf meer hoeft uit te voeren. De rechtbank benadrukt daarnaast dat, hoewel verdachte wordt vrijgesproken van de tenlastegelegde steekpartij, verdachte een compliment verdient dat hij zowel individueel als samen met zijn medeverdachten in die zaak heeft meegewerkt aan de geslaagde mediation met het slachtoffer. Door dit te doen geeft verdachte aan dat hij geen strijd wil met het slachtoffer en dat iedereen zich veilig moet kunnen voelen op straat. Hopelijk wordt dit voorbeeld overgenomen door andere jongeren en voorkomt dit verdere geweldsincidenten tussen (groepen) jongeren.