1.9.Eveneens op 10 november 2021 heeft de bedrijfsarts een probleemanalyse opgemaakt. Daarin staat dat de gezondheidsklachten van [verzoekster] deels privé en deels werk gerelateerd waren. [verzoekster] werd op dat moment niet belastbaar geacht.
Verzoek en verweer
2. [verzoekster] verzoekt, samengevat:
- als voorlopige voorzieningen voor de duur van het geding Novisource Holding en Novisource te veroordelen tot loondoorbetaling, verstrekking van salarisspecificaties, toelating tot het werk/re-integratie en tot de volledige IT-omgeving, met dwangsom,
- primair een verklaring voor recht dat er sprake is van een dienstverband tussen [verzoekster] en Novisource en dat deze niet rechtsgeldig is beëindigd, met veroordeling van Novisource tot loondoorbetaling en toelating tot het werk, re-integratie en tot haar gebruikelijke (IT-) systemen, met dwangsom,
- subsidiair de onmiddellijke opzegging van het dienstverband te vernietigen, met dezelfde verzoeken tot veroordeling van Novisource als primair verzocht,
- meer subsidiair Novisource Holding en Novisource te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding van € 210.000,-, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en de transitievergoeding,
- meest subsidiair (voorwaardelijk) aan [verzoekster] een billijke vergoeding toe te kennen van € 210.000,-, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en de transitievergoeding,
- in alle gevallen Novisource Holding en Novisource te veroordelen tot betaling van een vergoeding wegens schending van artikel 7:611 van het Burgerlijk Wetboek (BW), en van wettelijke rente en proceskosten.
3. Novisource Holding en Novisource voeren verweer. Voor het geval in rechte onherroepelijk komt vast te staan dat de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] nog bestaat verzoeken zij, kort gezegd, de arbeidsovereenkomst te ontbinden op de door hen genoemde gronden en op de kortst mogelijke termijn, zonder transitievergoeding althans met een transitievergoeding van € 12.170,- bruto uitgaande van 1 april 2022 als einddatum.
4. Tussen partijen is in geschil of [verzoekster] in dienst is van Novisource Holding dan wel van Novisource. Verder zijn zij het er niet over eens of [verzoekster] haar geheimhoudingsplicht heeft geschonden, of er een dringende reden is voor haar ontslag op staande voet en of (een van) partijen al dan niet (ernstig) verwijtbaar heeft/hebben gehandeld. Deze punten worden hierna beoordeeld voor zover nodig, evenals de toewijsbaarheid van de verzoeken over en weer.
Bij welke vennootschap is [verzoekster] in dienst?
5. [verzoekster] stelt dat zij in dienst is van Novisource, met welke vennootschap zij de arbeidsovereenkomst heeft gesloten. Volgens Novisource Holding en Novisource is zij in dienst van Novisource Holding. Zij voeren aan dat de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 januari 2020 is overgegaan van Novisource naar Novisource Holding.
6. Artikel 6:159 lid 1 BW bepaalt dat een partij bij een overeenkomst haar rechtsverhouding tot de wederpartij kan overdragen met medewerking van die wederpartij. In dit geval stelt [verzoekster] dat zij nog altijd bij Novisource in dienst is en door haar niet is ingelicht over de wijziging van het werkgeverschap, hetgeen impliceert dat zij daar ook niet haar medewerking aan geeft. Daar tegenover beroepen Novisource Holding en Novisource zich onder meer op een aantal stukken, waaruit volgens hen blijkt dat de ‘verhanging’ aan het personeel is meegedeeld. Verder wijzen zij erop dat Novisource Holding als werkgever vermeld staat op de salarisspecificaties en in correspondentie. [verzoekster] heeft vervolgens stukken ingebracht van na 1 januari 2020 waarop Novisource als werkgever staat vermeld.
7. Voor zover Novisource Holding en Novisource zich erop willen beroepen dat [verzoekster] stilzwijgend heeft ingestemd met, en dus meegewerkt aan, de overgang van het werkgeverschap hebben zij dat tegenover de betwisting door [verzoekster] onvoldoende aangetoond. Een duidelijke mededeling aan [verzoekster] van de contractsovername ontbreekt en de stukken van na 1 januari 2020 vermelden soms Novisource Holding als werkgever en soms Novisource. Een stilzwijgende instemming van [verzoekster] kan uit dit geheel niet worden afgeleid. Daarom moet het ervoor worden gehouden dat [verzoekster] alleen een dienstbetrekking heeft met Novisource en niet met Novisource Holding.
8. De arbeidsovereenkomst is door Novisource Holding beëindigd, maar omdat zij niet de werkgever van [verzoekster] is kan zij deze niet beëindigen en heeft deze beëindiging geen rechtsgevolg. De arbeidsovereenkomst tussen [verzoekster] en Novisource duurt dus sinds 10 november 2021 onverminderd voort. De vraag of Novisource Holding de arbeidsovereenkomst al dan niet terecht met onmiddellijke ingang heeft beëindigd hoeft met deze stand van zaken niet te worden beoordeeld. De vorderingen tegen en van Novisource Holding zullen worden afgewezen nu er tussen haar en [verzoekster] geen arbeidsovereenkomst bestaat of heeft bestaan.
9. Voor de vorderingen van [verzoekster] tegen Novisource betekent het voorgaande het volgende. Een voorlopige voorziening is niet meer nodig, omdat in deze eindbeschikking al op alle vorderingen zal worden beslist. De primaire vordering van [verzoekster] tot verklaring voor recht dat er een dienstverband is tussen haar en Novisource en dat deze niet is beëindigd, is toewijsbaar. Haar vordering tot loondoorbetaling is dat ook. Volgens Novisource heeft [verzoekster] geen aanspraak op volledige loondoorbetaling, omdat in het Personeelsreglement is bepaald dat haar salaris na een periode van vier weken arbeidsongeschiktheid wordt teruggebracht naar 70%. Daar tegenover heeft [verzoekster] gesteld dat hetzelfde reglement voorziet in een aanvulling van 30%, tenzij er sprake is van een vijftal bijzondere situaties die zich hier niet voordoen. Gelet daarop heeft [verzoekster] inderdaad recht op doorbetaling van 100% van haar loon, zoals gevorderd met vakantietoeslag en emolumenten, vanaf 10 november 2021 tot en met de datum waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig eindigt. Uit hetgeen hierna onder 14. wordt overwogen volgt dat deze datum 31 maart 2022 is. De wettelijke verhoging is toewijsbaar en deze wordt billijkheidshalve gematigd tot 25%. Tegen de vordering van [verzoekster] om haar toe te laten tot het werk en haar toegang te verlenen tot de gebruikelijke (IT-)systemen van Novisource heeft Novisource geen afzonderlijk verweer gevoerd. Deze vorderingen zijn dan ook toewijsbaar, al hebben deze nog maar betrekking op een periode van hooguit enkele weken en met dien verstande dat de gevorderde dwangsom onproportioneel voorkomt en daarom niet zal worden opgelegd aan Novisource. Nu de primaire vordering tot zover wordt toegewezen wordt aan de subsidiaire, meer subsidiaire en meest subsidiaire vorderingen van [verzoekster] niet toegekomen.
Het handelen van [verzoekster] en Novisource
10.
Volgens [verzoekster] heeft zij zelf niet verwijtbaar gehandeld, maar zij verwijt Novisource dat zij op staande voet is ontslagen, waarbij de gevolgen voor haar groot zijn omdat zij sinds 10 november 2021 geen inkomsten meer heeft gehad en ook geen recht had op een uitkering. Vanwege haar arbeidsongeschiktheid – zij was in feite zwaar overspannen – kon zij niet anderszins in inkomsten voorzien terwijl zij een alleenstaande moeder is met twee kinderen. Ook is door het ontslag en het daarop gevolgde handelen van Novisource haar goede naam aangetast, terwijl een goede naam essentieel is voor het werk van een account manager. Als het Novisource erom ging het doorsturen van vertrouwelijke bedrijfsgegevens naar het privé emailadres van [verzoekster] te voorkomen zou een waarschuwing, met uitleg dat dit een schending van de geheimhoudingsplicht was, hebben volstaan. [verzoekster] mocht er, gelet op de wijze waarop er bij Novisource werd gewerkt, op vertrouwen dat zij het document mocht doorsturen. Ten onrechte vindt Novisource de toelichting van [verzoekster] , waarom zij het document heeft doorgestuurd, ongeloofwaardig. [verzoekster] had er een goede reden voor. Tot slot weigert Novisource volgens [verzoekster] ten onrechte haar toegang te geven tot haar laptop, waar naast privédocumenten ook werkdocumenten op staan die zij had willen gebruiken in deze procedure.
11. Novisource voert daartegen aan dat het handelen van [verzoekster] om de in de ontslagbrief genoemde redenen ernstig verwijtbaar is geweest, terwijl aan Novisource geen verwijt kan worden gemaakt. Het heimelijke handelen van [verzoekster] heeft de arbeidsrelatie onherstelbaar beschadigd en Novisource is het vertrouwen in een vruchtbare voortzetting van het dienstverband verloren, mede doordat [verzoekster] weigert haar laptop weer bij Novisource in te leveren.
12. Het handelen van partijen wordt als volgt beoordeeld. [verzoekster] heeft het document met daarin de namen van alle consultants en opdrachtgevers (inclusief afdelingen) van Novisource op zaterdagavond 30 oktober 2021 buiten de beveiligde werkomgeving gebracht door het document naar haar privé emailadres te sturen. Los van de vraag of dit een schending van het geheimhoudingsbeding oplevert, had [verzoekster] zich moeten realiseren dat zij daarmee een verdenking op zich zou kunnen laden omdat zij dit zonder medeweten van Novisource deed. Minst genomen heeft zij dus een inschattingsfout gemaakt waarmee zij het vertrouwen van Novisource op de proef heeft gesteld. Wat haar beweegredenen zijn geweest heeft zij toegelicht, maar het is begrijpelijk dat Novisource daar vraagtekens bij plaatst. Het komt ongerijmd over om – naar eigen zeggen maar voor de werkgever vanuit het niets – volledig in te storten en dezelfde dag ’s avonds ten behoeve van het werk een document door te mailen naar een privé emailadres. Dit handelen van [verzoekster] wordt als verwijtbaar beoordeeld maar niet ernstig verwijtbaar, omdat in dit geding niet kan worden vastgesteld dat zij kwade bedoelingen heeft gehad.
13. Door het verwijtbaar handelen van [verzoekster] is het vertrouwen van Novisource geschonden. [verzoekster] kan Novisource er bezwaarlijk een verwijt van maken dat Novisource haar vervolgens vooralsnog niet meer wilde toelaten tot de beveiligde werkomgeving op haar laptop. In redelijkheid kan van Novisource dan ook niet worden gevergd dat zij de arbeidsovereenkomst laat voortduren. Volgens [verzoekster] is Novisource zieke werknemers liever kwijt dan rijk en krijgen zij standaard een voorstel voor beëindiging voorgeschoteld. Zij kan zich niet aan de indruk onttrekken dat bewust naar een mogelijkheid is gezocht om haar te ontslaan, waartoe zij ook verwijst naar een aantal verklaringen van ex-werknemers. Dit vermoeden van [verzoekster] is echter onvoldoende om tot het oordeel te komen dat het ontbindingsverzoek verband houdt met haar arbeidsongeschiktheid, zodat ontbinding van de arbeidsovereenkomst mogelijk is op grond van artikel 7:671b lid 1 en artikel 7:669 lid 3 aanhef en onder e BW.
14. De vordering van Novisource om, voor het geval in rechte onherroepelijk komt vast te staan dat de arbeidsovereenkomst nog bestaat, de arbeidsovereenkomst te ontbinden op deze (primaire) grond is dan ook toewijsbaar. Nu het handelen van [verzoekster] wordt beoordeeld als verwijtbaar maar niet ernstig verwijtbaar komt aan haar een transitievergoeding toe. Voor de hoogte daarvan moet eerst de einddatum van de arbeidsovereenkomst worden bepaald. Op grond van artikel 7:671b lid 9 en artikel 7:672 lid 2 BW is de einddatum 31 maart 2022. De transitievergoeding bedraagt volgens Novisource € 12.170,- bruto, hetgeen [verzoekster] niet weerspreekt. Dit bedrag zal dan ook aan haar worden toegekend. Aan Novisource hoeft bij deze uitkomst, gelet op hetgeen zij in dit verband vordert, geen termijn te worden gegeven om haar verzoek in te trekken.
15. [verzoekster] heeft ook nog een vordering ingesteld tot verkrijging van een vergoeding omdat Novisource niet als goed werkgever heeft gehandeld zoals bedoeld in artikel 7:611 BW. Zij legt hieraan haar verwijten aan Novisource ten grondslag, maar vergeefs. Haar achterstallige salarisbetalingen krijgt zij, met 25% verhoging, op basis van deze beschikking vergoed. Dat haar eer en goede naam is aangetast, zoals zij stelt, is niet gebleken. Vanaf 1 november 2021 is zij naar eigen zeggen arbeidsongeschikt, zodat het contact met haar relaties niet als gevolg van het ontslag op staande voet is verbroken. Volgens [verzoekster] hebben medewerkers haar benaderd over het ontslag, maar er zijn geen aanwijzingen dat Novisource bewust het ontslag in te ruime kring onder de aandacht heeft gebracht of [verzoekster] in diskrediet heeft gebracht. Voor een vergoeding wegens slecht werkgeverschap is op grond van deze omstandigheden, zowel op zichzelf beschouwd als in onderlinge samenhang bezien, dan ook geen plaats, nog daargelaten dat de vordering onvoldoende bepaald is omdat er geen concreet bedrag is gevorderd.
16. De proceskosten zullen worden gecompenseerd omdat beide partijen op onderdelen in het (on)gelijk worden gesteld.