ECLI:NL:RBAMS:2022:1207

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 maart 2022
Publicatiedatum
15 maart 2022
Zaaknummer
9448181 WM VERZ 21-2899
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing van verweerder inzake proceskostenvergoeding in verkeershandhaving

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 4 maart 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een beslissing van de verweerder, die betrekking had op een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene onder de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De betrokkene had een boete ontvangen wegens het niet gebruiken van de rijbaan met zijn bromfiets op 15 augustus 2020. De betrokkene heeft tegen de inleidende beschikking beroep ingesteld, dat door de verweerder ongegrond werd verklaard. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

De mondelinge behandeling vond plaats op 20 januari 2022 via Skype, waarbij de gemachtigde van de betrokkene en de verweerder aanwezig waren. De gemachtigde heeft het beroep toegelicht en de verweerder heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is. De kantonrechter heeft in zijn beslissing overwogen dat de verweerder ten onrechte de proceskostenvergoeding heeft vastgesteld op basis van samenhangende zaken zonder deze voldoende te motiveren. De kantonrechter heeft de beslissing van de verweerder vernietigd en een kostenvergoeding van € 55,33 toegekend aan de betrokkene voor de administratieve fase, maar het verzoek om vergoeding van proceskosten voor de kantonfase afgewezen.

De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de werkzaamheden van de gemachtigde in deze zaak nagenoeg identiek waren aan die in andere samenhangende zaken, en dat er geen aanleiding was voor een nieuwe mondelinge behandeling. De beslissing van de kantonrechter kan worden aangevochten bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de administratieve sanctie meer dan € 70,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
kantonrechter: mr. M. van Walraven
zaaknummer: 9448181 \ WM VERZ 21-2899
beslissing van: 4 maart 2022
func.: 462
Afschrift van de aantekening in het proces-verbaal van de openbare zitting van 20 januari 2022 inzake het beroep ingevolge de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (verder: de Wahv) van:

[gemachtigde]

verder: gemachtigde
welk beroep is ingesteld bij verzoekschrift, ingekomen bij de CVOM te Utrecht op 6 januari 2021 en is gericht tegen de beslissing van 28 december 2020 van de
officier van justitie(verder: verweerder) ten aanzien van betrokkene, geboren op [geboortedatum] 2003:

[betrokkene]

[adres]

CJIB-nummer: [nummer]

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Aan betrokkene is bij beschikking van 27 augustus 2020 (verder: de inleidende beschikking) een sanctie in het kader van de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) opgelegd. Betrokkene heeft tegen de inleidende beschikking beroep ingesteld bij verweerder. Deze heeft dat beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing heeft betrokkene vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende gegevens overgelegd.
De mondelinge behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden via Skype op 20 januari 2022. Daarbij waren gemachtigde en verweerder aanwezig. De gemachtigde heeft het beroep ter zitting nader toegelicht. Verweerder heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

1. Aan betrokkene is bij de inleidende beschikking wegens een verkeersgedraging een administratieve sanctie opgelegd ingevolge de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Betrokkene wordt verweten dat hij als bestuurder van een tweewielige bromfiets, met kenteken [kenteken] , niet de rijbaan heeft gebruikt als er geen verplicht fiets/bromfietspad aanwezig is (bord G12a) op 15 augustus 2020 om 21.10 uur op de [locatie] .
Betrokkene is staande gehouden en zijn personalia zijn geverifieerd aan de hand van zijn rijbewijs.
2. Verweerder heeft in het administratieve beroep beslist dat de verbalisant terecht en op juiste gronden een boete heeft uitgeschreven, maar wel zijn de beschikkingsgegevens gewijzigd. Tevens heeft verweerder een proceskostenvergoeding van € 590,65 betaald voor elf zaken, waaronder deze. Het beroep van betrokkene bij de kantonrechter is tijdig ingesteld.
3. Namens betrokkene is op 6 januari 2021 een pro-forma beroepschrift ingediend en op 20 januari 2021 zijn aanvullende gronden ingediend. De gemachtigde heeft ter zitting de gronden van het beroep nader toegelicht en op 1 februari 2022 heeft hij ook nog schriftelijk gereageerd. Zakelijk weergegeven houdt het beroep het volgende in.
Verweerder is bij de toegekende proceskostenvergoeding ten onrechte uitgegaan van samenhangende zaken en heeft ten onrechte niet uitgelegd waarom er samenhang zou zijn. Daarom móet betrokkene wel in beroep komen bij de kantonrechter. Hij heeft dan ook aanspraak op vergoeding van de proceskosten in dit beroep. Betrokkene verzoekt de proceskosten in de administratieve fase vast te stellen op € 541,00 en in de kantonfase op € 1.518,00.
4. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat in de administratieve fase nog tien andere zaken zijn behandeld waarbij in alle zaken alleen de feitcode is gewijzigd. In alle elf zaken heeft de gemachtigde op gestandaardiseerde wijze verweer gevoerd en bij de hoorzitting is alleen de toelichting van de betrokkene zelf naar voren gebracht. Verweerder heeft gewezen op de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 19 januari 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:390.
5. Het volgende wordt overwogen.
Zoals het gerechtshof in de genoemde uitspraak heeft overwogen moet worden beoordeeld of de werkzaamheden van de gemachtigde in deze zaak nagenoeg identiek konden zijn aan de werkzaamheden in de door verweerder bedoelde andere tien zaken.
In deze zaak heeft de gemachtigde in de administratieve fase een gestandaardiseerd beroepschrift ingesteld (gelijk aan de beschrijving in r.o. 15 van de uitspraak van het gerechtshof). Daarnaast is in algemene bewoordingen aangevoerd dat het bij de gedraging niet ging om een trottoir en dat er geen foto van de gedraging is.
(De gemachtigde van) betrokkene heeft niet bestreden dat in alle elf zaken die als samenhangend zijn aangemerkt alleen de feitcode is gewijzigd. Hieruit kan worden afgeleid dat alleen het heel korte (anderhalve regel), in algemene bewoordingen gevoerde verweer dat het bij de gedraging van betrokkene niet ging om een trottoir, tot een wijziging van de beschikkingsgegevens heeft geleid. Voor het overige zijn de door de gemachtigde aangevoerde gronden niet relevant geweest. Verder is aannemelijk dat hij geen werk heeft gehad aan het naar voren brengen van de toelichting van de betrokkene op de hoorzitting. In deze zaak leidt dit tot de conclusie dat de werkzaamheden van de gemachtigde nagenoeg identiek konden zijn en ook zijn geweest aan die in de andere tien zaken.
Voor het nogmaals houden van een mondelinge behandeling, zoals door (de gemachtigde van) betrokkene verzocht, is geen aanleiding.
6. In de beslissing van verweerder ontbreekt, zoals betrokkene terecht aanvoert, een motivering waarom de elf zaken als samenhangend zijn aangemerkt. Dit leidt, evenals in de uitspraak van het gerechtshof, tot vernietiging van de beslissing van verweerder over de proceskostenvergoeding. Voor toekenning van een proceskostenvergoeding in de administratieve fase wordt de wijze van berekening van het gerechtshof gevolgd. In dit geval leidt dat tot de volgende berekening. De waarde per punt bedraagt € 541,00. Voor het beroepschrift en de hoorzitting wordt 1,5 punt toegekend. De wegingsfactor van de zaak is licht, 0,5. In verband met de samenhang wordt factor 1,5 toegepast. Dit leidt tot een vergoeding van ((541 x 1,5 x 0,5 x 1,5) / 11 =) € 55,33.
7. De kantonrechter komt tot nagenoeg dezelfde beslissing over de proceskostenvergoeding als verweerder. Het enige verschil is dat sinds 1 januari 2022 de waarde per punt is verhoogd. Dit brengt mee dat er onvoldoende rechtens te respecteren belang is bij toekenning van een vergoeding van de proceskosten in de fase van het beroep bij de kantonrechter (vergelijk de uitspraak van het gerechtshof).
Daarom wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van verweerder van 28 december 2020 tot het vergoeden van de proceskosten gegrond en vernietigt die beslissing;
  • kent aan betrokkene ten laste van verweerder een kostenvergoeding toe in de administratieve fase van € 55,33;
  • wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten ter zake van beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor het beroep bij de kantonrechter af.
De griffier De kantonrechter
Datum verzending
Bent u het met deze beslissing niet eens, dan kunt u
binnen zes wekenna de hierboven vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen indien de als gevolg van deze beslissing te betalen administratieve sanctie meer dan € 70,00 bedraagt. Het beroepschrift dient schriftelijk (niet per e-mail) te worden ingediend bij rechtbank Amsterdam, afdeling privaatrecht, team kanton, postbus 70515, 1007 KM, Amsterdam en dient door degene die het beroep instelt of een gemachtigde te worden ondertekend. De procedure bij het gerechtshof verloopt schriftelijk,
tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling wordt gevraagd.