In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 maart 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen een boete die hem was opgelegd door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) wegens schending van de inlichtingenplicht met betrekking tot zijn WIA-uitkering. Eiser ontvangt sinds 13 november 2014 een WIA-uitkering en heeft een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%. De boete van € 2.773,65 werd opgelegd omdat eiser zijn informatieplicht niet was nagekomen door geen melding te maken van verdiensten uit het persoonsgebonden budget van zijn moeder. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het UWV, maar dit werd ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting op 2 maart 2022 heeft eiser aangevoerd dat hij lijdt aan autisme, wat invloed heeft op zijn vermogen om praktische zaken te regelen, waaronder het doorgeven van wijzigingen in zijn inkomen. Eiser stelde dat hij in een geestelijke toestand verkeerde die hem de overtreding niet volledig aan te rekenen viel, en vroeg om een verlaging van de boete naar 25% van het benadelingsbedrag. De rechtbank heeft overwogen dat de bewijslast voor het opleggen van een boete zwaarder is dan voor het beëindigen of herzien van een uitkering. De rechtbank oordeelde dat eiser zijn inlichtingenplicht had geschonden, maar dat er voldoende feiten en omstandigheden waren die duidden op verminderde verwijtbaarheid.
De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de hoogte van de boete vastgesteld op € 1.386,82, zijnde 25% van het benadelingsbedrag. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat het UWV het door eiser betaalde griffierecht van € 49,- dient te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.