ECLI:NL:RBAMS:2022:1319

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 maart 2022
Publicatiedatum
18 maart 2022
Zaaknummer
13/752150-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met waarborg voor terugkeer naar Nederland

Op 10 maart 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 6 januari 2022 en betreft een EAB dat is uitgevaardigd op 2 augustus 2021 door de Belgische autoriteiten. De opgeëiste persoon, geboren in 1988 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, is gedetineerd in België. Tijdens de openbare zitting op 24 februari 2022 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en zijn rechten besproken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en dat de overlevering kan worden toegestaan, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. De verdediging stelde dat de overlevering moest worden afgewezen omdat de opgeëiste persoon op 5 januari 2022 kennis had genomen van het vonnis, waardoor de verzettermijn zou zijn verstreken. De officier van justitie betoogde echter dat de verzetsgarantie in het EAB voldoende was, omdat de opgeëiste persoon na zijn overlevering in persoon op de hoogte zou worden gesteld van het vonnis.

De rechtbank oordeelde dat de verzetsgarantie voldoende was en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en dat de overlevering moest worden toegestaan. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee rechters, en er werd vastgesteld dat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752150-21
RK nummer: 22/60
Datum uitspraak: 10 maart 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 6 januari 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 2 augustus 2021 door het Eerste Substituut Procureur des Konings van het Parket van de Procureur des Konings Limburg te Hasselt (België) en het strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 24 februari 2022. Het verhoor heeft via een telehoorverbinding plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. B.H.M. Nijsten, advocaat te Limburg.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikeluitspraak moet doen met dertig dagen verlengd, omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van de rechtbank van eerste aanleg Limburg – afdeling Tongeren – uitgesproken bij verstek – d.d. 28 juni 2021 (referentie: 797/2021).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 37 maanden. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 1051 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Op grond van artikel 6a, eerste lid, OLW kan de overlevering van een Nederlander onder de nader in die bepaling omschreven voorwaarden worden geweigerd, indien de overlevering is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf.
Deze bepaling is echter niet van toepassing indien het vonnis nog niet onherroepelijk is, omdat daartegen nog een rechtsmiddel kan worden ingesteld of daartegen een rechtsmiddel is ingesteld waarop nog niet onherroepelijk is beslist.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot het vonnis heeft geleid, en dat
- kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
(ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
De rechtbank stelt vast dat de verzetsgarantie in onderdeel D onder 3.4 van het EAB is aangekruist, waarin het volgende staat vermeld:
De beslissing is niet persoonlijk aan de betrokkene betekend, maar
-
de beslissing zal hem na de overlevering onverwijld persoonlijk worden betekend; en
-
de betrokkene zal na de betekening van de beslissing uitdrukkelijk worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing; en
-
de betrokkene zal geïnformeerd worden over de termijn waarover hij beschikt om verzet of hoger beroep aan te tekenen, namelijk voor verzet 15 of voor hoger beroep 30 dagen.
Standpunt verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat het verzoek tot overlevering moet worden afgewezen. Ondanks dat de Belgische autoriteiten een verzetsgarantie hebben gegeven, is het de vraag of er daadwerkelijk een mogelijkheid tot verzet bestaat. Het vonnis van 28 juni 2021 is weliswaar niet aan de opgeëiste persoon betekend, maar hij heeft op 5 januari 2022 op een andere manier kennis genomen van het vonnis. Op dat moment gaat de verzettermijn lopen, wat betekent dat het vonnis nu onherroepelijk is.
Standpunt officier van justitie
De opgeëiste persoon was niet aanwezig tijdens de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid, maar de verzetsgarantie in onderdeel D onder 3.4 van het EAB is aangekruist. In deze verzetgarantie staat duidelijk dat het vonnis niet is betekend aan de opgeëiste persoon, maar hem na zijn overlevering in persoon zal worden betekend. Pas op het moment van de betekening gaat de verzetstermijn lopen. Weigering op grond van artikel 12 OLW is daarom niet aan de orde.
Oordeel rechtbank
Uit de in onderdeel D onder 3.4 van het EAB aangekruiste verzetsgarantie blijkt dat het vonnis
na overleveringaan de opgeëiste persoon zal worden betekend waarna hij binnen een termijn van 15 dagen verzet kan instellen dan wel binnen een termijn van 30 dagen hoger beroep kan instellen. Naar het oordeel van de rechtbank is deze verzetsgarantie genoegzaam. De niet met stukken onderbouwde stelling dat de opgeëiste persoon op 5 januari 2022 van het vonnis heeft kennisgenomen en daardoor de termijnen waarbinnen verzet of beroep kan worden ingesteld reeds zijn verlopen, geeft de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de verstrekte verzetsgarantie.
Nu aldus de omstandigheid als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW zich voordoet, is de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond niet aan de orde. Dit betekent dat de veroordeling niet onherroepelijk is zodat ook de weigeringsgrond van artikel 6a, eerste lid, OLW zich niet voordoet.

4.Strafbaarheid; feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de feiten heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 18, te weten:
Georganiseerde of gewapende diefstal
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van het feit waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De Procureur des Konings van het Parket van de Procureur des Konings Limburg in Hasselt heeft de volgende garantie gegeven:
Overeenkomstig artikel 5 paragraaf 3 van het Kaderbesluit van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u overgeleverde Nederlandse onderdaan, in casu de Nederlandse onderdaan [de opgeëiste persoon] .
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland zal terugkeren om deze straf of maatregel daar te ondergaan.
De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie ( 2008/909/JBZ).
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 Overleveringswet.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[de opgeëiste persoon]aan het Eerste Substituut Procureur des Konings van het Parket van de Procureur des Konings Limburg te Hasselt (België) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. M.C.M. Hamer en B. Yeşilgöz, rechters,
in tegenwoordigheid van V.D. Reinders, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 10 maart 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.