ECLI:NL:RBAMS:2022:1385

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 maart 2022
Publicatiedatum
22 maart 2022
Zaaknummer
C/13/713348 / KG ZA 22-96
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming erfpachtakte en gebod tot uitdiepen waterperceel

In deze zaak vordert Decom Amsterdam B.V. in kort geding nakoming van de verplichtingen uit de erfpachtakte van 25 augustus 2020, waarbij de eigenaar van het ADM-terrein, [gedaagde] B.V., verplicht is om de waterbodem op een diepte van negen meter te houden. De vordering betreft onder andere het indienen van een aanvraag voor een omgevings-/ontgrondingsvergunning en het uitvoeren van baggerwerkzaamheden. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat Decom voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij haar bedrijfsactiviteiten niet normaal kan uitoefenen door de ondiepte van het water en dat [gedaagde] haar verplichtingen niet nakomt. De voorzieningenrechter heeft [gedaagde] veroordeeld om de waterbodem op de juiste diepte te brengen en om de benodigde vergunningen aan te vragen. Tevens is [gedaagde] veroordeeld om Decom gebruik te laten maken van een aangrenzend waterperceel zolang het waterperceel van Decom nog niet op de juiste diepte is gebracht. De voorzieningenrechter heeft een dwangsom opgelegd voor het geval [gedaagde] niet aan de veroordelingen voldoet.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/713348 / KG ZA 22-96 DvH/MAH
Vonnis in kort geding van 16 maart 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DECOM AMSTERDAM B.V.,
gevestigd te Vijfhuizen,
eiseres bij dagvaarding van 8 februari 2022,
advocaten mr. M.H. Visscher en mr. I. Reidsma te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. J.S. van Daal te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Decom en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Bij de zitting op 16 februari 2022 waren aanwezig:
- aan de kant van Decom: [naam 1] (financieel directeur) en [naam 2] (yard manager), met mr. Reidsma en mr. Visscher,
- aan de kant van [gedaagde] : [naam 3] (aandeelhouder en statutair bestuurder), [naam 4] (operationeel manager), [naam 5] (project manager) en [naam 6] (marketing manager), met mr. Van Daal.
1.2.
Op de zitting heeft Decom de dagvaarding (en de eiswijzigingen) toegelicht. [gedaagde] heeft verweer gevoerd. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht. Aan het eind van de zitting is de zaak pro forma aangehouden tot 2 maart 2022 voor overleg tussen [naam 4] en [naam 7] (Mees Ruimte & Milieu) over de vraag of – samengevat – voor het verwijderen van zand van de waterbodem een ontgrondingsvergunning is vereist. Op 24 februari 2022 heeft Decom een akte (tevens eisvermindering) met als productie een memorandum van 18 februari 2022 van [naam 7] met vijf bijlagen ingediend, waarop [gedaagde] dezelfde avond per e-mail bezwaar heeft gemaakt omdat de akte in strijd zou zijn met de goede procesorde. Dat laatste is door Decom bij e-mail van 25 februari 2022 bestreden. Bij akte van 28 februari 2022 met producties heeft [gedaagde] inhoudelijk op de akte van Decom gereageerd.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het bezwaar van [gedaagde] tegen de akte van Decom verworpen, omdat deze in overeenstemming was de ter zitting gemaakte afspraken en [gedaagde] in de gelegenheid is geweest daarop te reageren, en vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Decom is krachtens akte van 25 augustus 2020 houder van een recht van erfpacht op kavel 3 (perceelnummer [perceelnr. 1] ) van het ADM­terrein te Amsterdam, ingaande op 1 mei 2020 voor de duur van 100 jaar. Kavel 3 beslaat 85.315 m2 en bestaat uit een perceel grond en een waterperceel. In het waterperceel bevindt zich een pier waaraan Decom schepen kan laten aanmeren. Decom is gevestigd op kavel 3 en ontmantelt, demonteert en repareert daar schepen. Decom maakt deel uit van de Koole Groep.
2.2.
[gedaagde] is sinds 30 augustus 2021 eigenaar van het ADM-terrein (terrein I van het gehele ADM-gebied, dat voor het overige eigendom is van de gemeente Amsterdam), bestaande uit zes percelen grond en water (kavels 1 tot en met 6).
2.3.
In de erfpachtakte van 25 augustus 2020 zijn onder meer de volgende bepalingen opgenomen:
"Artikel 6. Bouwplicbt/inrichting
(…)
7. De eigenaar zal voor zover mogelijk de diepteligging van de waterbodem op een waterdiepte van minimaal negen (9) meter scheepsdiepte houden.
(…)
Artikel 14. niet-nakoming
1. Bij niet-nakoming van enige verplichting, voortvloeiende uit het recht van erfpacht, verbeurt erfpachter dan wel eigenaar, na ingebrekestelling en na verloop van de daarin gestelde termijn, ten behoeve van eigenaar respectievelijk erfpachter een onmiddellijk opeisbare boete van eenhonderdduizend euro (€ 100.000,00).
2. Naast het gestelde in lid 1 van dit artikel behouden eigenaar en erfpachter de bevoegdheid om bij niet-nakoming van enige uit het recht van erfpacht voortvloeiende verplichting in rechte nakoming te vorderen of het recht van erfpacht met inachtneming van het in deze akte en wet bepaalde op te zeggen en/of schadevergoeding te vorderen.
3. Eigenaar zal een ingebrekestelling versturen aan erfpachter bij een betalingsachterstand van drie (3) maanden en zal ook in gesprek treden met erfpachter.
(…)
Artikel 16 Waterbodem
1. De diepteligging van de waterbodem is in artikel 6 lid 7 bepaald op negen (9) meter. Eigenaar zal de waterbodem voor het perceel op deze diepte brengen en houden door te baggeren en/of te ontgraven en houdt daarbij rekening met een eventueel onderwatertalud.
2. Indien de erfpachter van mening is dat de diepteligging van de waterbodem ondieper is dan negen (9) meter, dan zal de erfpachter dit schriftelijk melden aan Eigenaar. Bij zijn melding overlegt erfpachter een deskundigen (water) bodemonderzoek over de diepteligging van de waterbodem, een berekening van de hoeveelheid af te voeren grond/slib en de bodemkwaliteit.
3. Eigenaar en erfpachter zullen zoveel mogelijk in overleg en samenwerking de eventueel benodigde omgevingsvergunning aanvragen en de uit te voeren werkzaamheden aanbesteden. Van de aanbesteding maakt deel uit de voorwaarde dat na ontvangst van een bruikbare omgevingsvergunning of de bevestiging dat voor de werkzaamheden geen omgevingsvergunning vereist is, zo spoedig mogelijk maar niet later dan eenentwintig (21) dagen met de werkzaamheden zal worden gestart. Deze termijn van eenentwintig (21) dagen zullen eigenaar en erfpachter in samenwerking zo veel als mogelijk verkorten.
4. Indien eigenaar in verzuim is met zijn bovenstaande verplichting, en de normale bedrijfsuitoefening van erfpachter daardoor wordt belemmerd, verbeurt hij een boete van vijfduizend euro (€ 5.000,00) per dag vanaf de dag dat hij in verzuim is tot aan de dag dat daadwerkelijk met de werkzaamheden wordt gestart, zulks tot een maximum van vijfhonderdduizend euro (€ 500.000,00).
5. Erfpachter is in geval van verzuim van eigenaar bevoegd de werkzaamheden voor rekening van eigenaar te laten uitvoeren.
6. Indien sprake is van omstandigheden die het al dan niet tijdelijk op diepte houden van de waterbodem door eigenaar belemmeren of onmogelijk maken, en die omstandigheden niet aan eigenaar kunnen worden toegerekend, dan vervalt de verplichting van eigenaar om de waterbodem op diepte te houden. Onder deze omstandigheden wordt in ieder geval begrepen verontreiniging van de waterbodem waarvan de oorzaak niet aan eigenaar is toe te rekenen.
7. In omstandigheden als hiervoor bedoeld zullen eigenaar en erfpachter in goed onderling overleg treden over maatregelen die de schade voor erfpachter zoveel als mogelijk beperken. Indien ondanks die maatregelen het voor erfpachter onmogelijk is om zijn bedrijf uit te oefenen, dan heeft de erfpachter het recht om het erfpachtrecht door opzegging te beëindigen. De erfpachter is echter niet gerechtigd op te zeggen, indien het vervallen van de verplichting van eigenaar is veroorzaakt door of vanwege enig handelen of nalaten van de erfpachter of van personen voor wie hij aansprakelijk is.
8. de erfpachter dient te gedogen dat de gebruiker(s) / erfpachters van het bij de eigenaar in eigendom verblijvende gedeelte van het registergoed vrije doorvaart hebben op het in de onderhavige akte in erfpacht uitgegeven water deel uitmakende van het gepachte voorzover dat water niet in feitelijk gebruik is. Een gelijk recht wordt de erfpachter toegekend ten aanzien van het aan het bij de eigenaar in eigendom verblijvende water deel uitmakende van het registergoed en/of het door de eigenaar in erfpacht uitgegeven water deel uitmakende van het registergoed.”
2.4.
In het proces-verbaal van oplevering, behorende bij de erfpachtakte, is vermeld:
"Eigenaar zal de waterbodem voor het perceel op een diepte brengen van 9 meter door te baggeren en/of ontgraven en behoudt daarbij rekening met een eventueel onderwatertalud."
2.5.
In een e-mail van 9 november 2021 heeft de financieel directeur van Decom aan [gedaagde] geschreven:
“Even iets anders, ik was gisteren op DECOM aangezien we voor een nieuw project aan het mobiliseren zijn. Heb jij enig idee wanneer er in ons water gebaggerd gaat worden om alles op de juiste diepte te krijgen?
We zijn nu aan het mobiliseren maar kunnen niet aan de kade komen, omdat het daar te ondiep is. Bijgaand de door mij gisteren genomen foto's waaruit dit blijkt.
Kun je mij jullie planning geven wanner er gebaggerd gaat worden cq dat alles op onze kavel op de juiste diepte wordt gebracht?”
2.6.
Nadat de financieel directeur op 25 november 2021 had gerappelleerd, heeft [gedaagde] geantwoord dat Decom niet bij haar moest aankloppen maar bij de voormalige huurder (Koole Maritiem, een andere vennootschap behorend tot de Koole Groep).
2.7.
Op 30 november 2021 heeft de advocaat van Decom [gedaagde] gesommeerd om de waterbodem op grond van artikel 16 van de erfpachtakte op een diepte van negen meter te brengen. Daarbij zijn de contractuele boetes aangezegd.
2.8.
Vervolgens is er gecorrespondeerd en overlegd tussen partijen, waarbij ook concepten van een vaststellingsovereenkomst zijn uitgewisseld, maar zij zijn er niet uitgekomen.
2.9.
De conclusie van het onder 1.2 genoemde memorandum van 18 februari 2022 van [naam 7] over de vraag of een ontgrondingsvergunning is vereist voor het verwijderen van zand van de waterbodem luidt als volgt:
“3. CONCLUSIE
De waterbodem van een haven of vaargeul is die bodem waarop de haven of vaargeul is aangelegd, de aanlegdiepte of constructiediepte genoemd. Onderhoudsbaggerwerk betreft het verwijderen van het aangeslibde zand of sediment tot aan de waterbodem van de aanlegdiepte. Wordt er dieper afgegraven, dus de bodem wordt verlaagd, dan betreft het ontgronden. In de ontvangen rapportage van het havenbedrijf Amsterdam is er een historische constructiediepte (1969 en 1981) aan de Noordzijde van de pier van - 7,5 meter NAP en is de historische constructiediepte aan de Zuidzijde van de pier - 9,5 meter NAP.Op basis van deze gegevens mag er tot deze diepte gebaggerd worden en is er geen ontgrondingsvergunning nodig. Indien men de bodem dieper dan deze historische constructie diepte wil maken, dan heb je hiervoor een ontgrondingsvergunning nodig.
Deze Memo is opgesteld naar aanleiding van de navolgende ontvangen stukken:
- Overzichtskaart met uitgevoerde sonderingnummers op het ADM water.
- (voorlopige) Rapportage BK ingenieurs van het water bodemonderzoek.
- Havenkaart Port of Amsterdam 2008
- Havenkaart Port of Amsterdam 2012
- Email de heer [naam 8] van het Havenbedrijf Amsterdam met dieptes van het ADM terrein uit 1969 en 1981”

3.Het geschil

3.1.
Decom vordert, na eiswijzigingen:
I. [gedaagde] te gebieden om uitvoering te geven aan het bepaalde in artikel 16 van de erfpachtakte en [gedaagde] te gebieden om de waterbodem van het door Decom in erfpacht gehouden waterperceel op negen (9) meter diepte te brengen door te baggeren en/of te ontgraven, waarbij rekening wordt gehouden met een eventueel onderwatertalud, en meer in het bijzonder [gedaagde] te gebieden om (al dan niet met inachtneming van een in goede justitie te bepalen afwijkende termijn of onder in goede justitie te bepalen voorwaarden):
o uiterlijk op 15 maart 2022 een melding op grond van het Besluit lozen buiteninrichtingen (Blbi) te doen;
o uiterlijk op 15 april 2022 een aanvang te maken met de baggerwerkzaamheden; en
o uiterlijk op 1 juli 2022 de baggerwerkzaamheden af te ronden;
ll. [gedaagde] te gebieden om, voor zover er voor (een gedeelte van) het waterperceel een omgevings-/ontgrondingsvergunning vereist zou zijn, om (al dan niet met inachtneming van een door in goede justitie te bepalen afwijkende termijn of onder in goede justitie te bepalen voorwaarden):
a. uiterlijk op 15 maart 2022 een aanvraag omgevings-/ontgrondingsvergunning in te dienen;
b. uiterlijk binnen twee weken na ontvangst van de vergunning een aanvang te maken met de (bagger-/ontgrondings)werkzaamheden voor dat gedeelte van het waterperceel waarvoor een (bagger-/ontgrondings)vergunning vereist zou zijn;
c. uiterlijk binnen twaalf weken na ontvangst van de vergunning de werkzaamheden af te ronden, met dien verstande dat voor het gedeelte van het in erfpacht gehouden waterperceel waar de vergunning niet vereist is het onder I gevorderde gebod en de daarin genoemde termijnen onverminderd van kracht blijven;
III. [gedaagde] te gebieden om zich in te spannen dat eventuele vergunningstrajecten zonder vertraging aan de zijde van [gedaagde] en binnen de geldende termijnen worden doorlopen en meer in het bijzonder [gedaagde] te gebieden om zich in te spannen dat eventuele vergunningsaanvragen uitsluitend betrekking hebben op het waterperceel dat door Decom in erfpacht wordt gehouden;
IV. [gedaagde] te gebieden om, zolang het in erfpacht gehouden waterperceel door [gedaagde] nog niet op een diepte van negen meter is gebracht, Decom in de gelegenheid te stellen om gebruik te maken van het aangrenzende waterperceel, kadastraal bekend als Gemeente Sloten (Noord-Holland), sectie K, perceel [perceelnr. 2] , voor de uitvoering van haar bedrijfsactiviteiten, en dit gebruik door Decom te gedogen tot een week nadat het waterperceel op de overeengekomen diepte is gebracht,
alles op straffe van een dwangsom van € 25.000,00 per dag(deel) en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en in de nakosten met wettelijke rente.
3.2.
Decom legt hieraan ten grondslag dat [gedaagde] hiertoe op grond van de erfpachtakte eenvoudigweg gehouden is.
3.3.
[gedaagde] betwist op zich niet dat zij gehouden is op enig moment het waterperceel op een diepte van 9 meter te brengen, maar komt met allerlei praktische en juridische verweren waarom zij hiertoe nu nog niet kan worden gedwongen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Decom vordert nakoming van artikel 6 lid 7 en artikel 16 van de erfpachtakte. Een vordering tot nakoming kan in kort geding alleen worden toegewezen, indien voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter het standpunt van de eisende partij zal volgen, bijvoorbeeld als gedaagde een kennelijk ongegrond verweer voert, en indien van eiser niet kan worden gevergd dat hij de uitslag van de bodemprocedure afwacht.
4.2.
Anders dan [gedaagde] betoogt, is aan die laatste eis voldaan. Decom heeft voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij haar bedrijfsactiviteiten niet normaal kan uitoefenen omdat het water niet op diepte is gebracht én [gedaagde] het Decom niet toestaat om gebruik te maken van haar aangrenzende waterperceel dat wel op de juiste diepte is (en door [gedaagde] niet wordt gebruikt).
Uitbaggeren (vorderingen 1-III)
4.3.
Duidelijk is dat [gedaagde] als eigenaar op grond van de erfpachtakte moet zorgen dat het water 9 meter diep is. Als het nodig is om daarvoor een (ontgrondings)vergunning aan te vragen, is zij daarvoor verantwoordelijk, zo blijkt eveneens uit de akte. Decom heeft [gedaagde] herhaaldelijk en tijdig verzocht om aan deze verplichtingen te voldoen, maar dat gebeurt niet. Bij haar tweede sommatie, van 15 december 2021, heeft Decom een aanvullende dieptemeting en berekening van af te voeren slib, een waterbodemonderzoek en een verklaring van de deskundige over de betrouwbaarheid van dit onderzoek verstrekt. Hiermee heeft Decom voldaan aan de vereisten van artikel 16 lid 2 van de erfpachtakte.
4.4.
Uitgangspunt is verder het memo van [naam 7] van 18 februari 2022. De conclusie daarin – die blijkens haar akte van 28 februari 2022 ook door [gedaagde] wordt onderschreven – luidt dat de historische constructiediepte aan de Noordzijde van de pier -7,5 meter NAP is en aan de Zuidzijde van de pier -9,5 meter NAP, en dat dus tot deze dieptes gebaggerd mag worden zonder ontgrondingsvergunning. Op grond van de erfpachtakte moet [gedaagde] daar dus in ieder geval spoedig mee beginnen, zonder nadere voorwaarden.
4.5.
[gedaagde] heeft nog aangevoerd dat eerst aanvullend onderzoek nodig is om te bezien of de aanwezige pier aan de Noordzijde een te ontgraven waterdiepte van 9 meter aankan, maar volgens Decom is de pier stevig genoeg. Overigens zal aan die kant eerst (slechts) tot -7,5 m worden gebaggerd; zie hierboven.
4.6.
Ook de overige bezwaren van [gedaagde] lijken er met de haren bijgesleept. Het heeft er alle schijn van dat zij haar verplichting tot baggeren met de daaraan verbonden kosten op anderen wil afwentelen, althans de zaak wil vertragen. Vordering I zal dan ook worden toegewezen voor zover het baggeren tot -7,5 respectievelijk -9 meter betreft.
4.7.
Op grond van de erfpachtakte is [gedaagde] tevens verantwoordelijk voor het aanvragen van een (ontgrondings)vergunning voor het resterende uitdiepen van de Noordzijde: van -7,5 tot -9 meter. Ook vordering II is dus toewijsbaar.
4.8.
Ook zal [gedaagde] het vergunningstraject met voortvarendheid moeten doorlopen. Dit betekent dat ook vordering III zal worden toegewezen.
4.9.
Daarbij zullen de gevorderde termijnen, gelet op de datum van dit vonnis, 15 dagen worden opgeschoven.
4.10.
Het spreekt vanzelf dat [gedaagde] de werkzaamheden op haar kosten dient uit te voeren. Dat volgt uit lid 5 van artikel 16 van de erfpachtakte.
Gedogen gebruik perceel [perceelnr. 2] (vordering IV)
4.11.
Volgens [gedaagde] is zij – primair – niet verplicht het gebruik van het aangrenzende waterperceel te gedogen. Zij betwist dat zij of Chidda (de vorige eigenaar) daarvoor toestemming heeft gegeven. Daarnaast stelt zij dat haar ‘Dutch Superyacht Tech Campus’ operationeel is en exploitatie daarvan onmogelijk als Decom het water zou gebruiken. Subsidiair voert [gedaagde] aan dat aan het gebruik allerlei voorwaarden moeten worden verbonden.
4.12.
Hier geldt het volgende. Aannemelijk is dat Decom, doordat [gedaagde] al enige tijd niet aan haar verplichting tot uitbaggeren voldoet, haar bedrijfsactiviteiten niet goed kan uitoefenen en daardoor orders en inkomsten misloopt, dit terwijl [gedaagde] van Decom wel de erfpachtcanon ontvangt en zelf nog geen gebruik maakt van het perceel. Dat de ‘Dutch Superyacht Tech Campus’ inmiddels operationeel is, is in het geheel niet gebleken. Op grond van de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid zal [gedaagde] dan ook worden veroordeeld om, zolang zij het waterperceel van Decom nog niet op een diepte van -9 meter heeft gebracht, Decom in de gelegenheid te stellen om gebruik te maken van het aangrenzende waterperceel [perceelnr. 2] . Een veroordeling van [gedaagde] hiertoe is ook nodig want zij lijkt eerder te hebben toegezegd dat Decom van het waterperceel gebruik mocht maken, maar ontkent nu deze toezegging te hebben gedaan. [gedaagde] mag voor het gebruik van dat waterperceel geen kosten in rekening brengen. Decom dient zich bij dat gebruik als een ‘goede gebruiker’ te gedragen en in ieder geval rekening te houden met het recht op vrije doorvaart van zowel [gedaagde] als de Gemeente Amsterdam/het Havenbedrijf.
Overig
4.13.
Ook de overige – gezochte – argumenten van [gedaagde] staan niet aan deze veroordelingen in de weg. Dat [gedaagde] er last van heeft dat Decom op dit moment ook afmeert buiten haar eigen waterperceel (hetgeen kennelijk werd toegestaan door de vorige eigenaar, Chidda, en de Gemeente) is niet gebleken en Decom heeft de damwand ten aanzien waarvan [gedaagde] nu bezwaren opwerpt geslagen met toestemming van Chidda.
Dwangsommen
4.14.
Aan de veroordelingen in 5.1, 5.2 en 5.4 zal een dwangsom worden verbonden zoals gevorderd. Daarvoor bestaat voldoende aanleiding. De dwangsom zal worden gemaximeerd als na te melden.
Proces- en nakosten
4.15.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Decom worden begroot op:
- dagvaarding € 108,41
- griffierecht 676,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.800,41.
4.16.
De nakosten zullen worden toegewezen op de wijze als in de beslissing vermeld, te vermeerderen met wettelijke rente zoals gevorderd.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
gebiedt [gedaagde] om uitvoering te geven aan het bepaalde in artikel 16 van de erfpachtakte door de waterbodem van het door Decom in erfpacht gehouden waterperceel aan de Noordzijde van de pier op -7,5 meter NAP en aan de Zuidzijde van de pier op -9 meter NAP diepte te brengen door te baggeren, waarbij rekening wordt gehouden met een eventueel onderwatertalud, en gebiedt [gedaagde] om met betrekking tot die werkzaamheden:
(i) uiterlijk op 30 maart 2022 een Blbi melding te doen,
(ii) uiterlijk op 30 april 2022 een aanvang te maken met de baggerwerkzaamheden, en
(iii) uiterlijk op 16 juli 2022 de baggerwerkzaamheden af te ronden,
5.2.
gebiedt [gedaagde] om, voor zover er voor (een gedeelte van) bedoeld waterperceel een omgevings-/ontgrondingsvergunning vereist zou zijn:
(i) uiterlijk op 30 maart 2022 een aanvraag voor een omgevings-/ontgrondingsvergunning in te dienen,
(ii) uiterlijk binnen twee weken na ontvangst van de vergunning een aanvang te maken met de (bagger-/ontgrondings)werkzaamheden voor dat gedeelte van het waterperceel waarvoor de vergunning vereist is,
(iii) uiterlijk binnen twaalf weken na ontvangst van de vergunning de werkzaamheden af te ronden,
met dien verstande dat voor het gedeelte van het waterperceel waarvoor de vergunning niet is vereist de onder 5.1 bedoelde geboden van kracht blijven,
5.3.
gebiedt [gedaagde] om zich ervoor in te spannen dat eventuele vergunningstrajecten zonder vertraging aan de zijde van [gedaagde] en binnen de geldende termijnen worden doorlopen en gebiedt [gedaagde] in het bijzonder om zich ervoor in te spannen dat eventuele vergunningsaanvragen als bedoeld onder 5.2 uitsluitend betrekking hebben op het waterperceel dat door Decom in erfpacht wordt gehouden,
5.4.
gebiedt [gedaagde] om, zolang bedoeld waterperceel door [gedaagde] nog niet op een diepte van -9 meter NAP is gebracht, Decom (met inachtneming van de hiervoor onder 4.12 vermelde voorwaarden) in de gelegenheid te stellen om gebruik te maken van het aangrenzende waterperceel, kadastraal bekend als Gemeente Sloten (Noord-Holland), sectie K, perceel [perceelnr. 2] , voor de uitvoering van haar bedrijfsactiviteiten, en dit gebruik door Decom te gedogen tot een week nadat het waterperceel op de overeengekomen diepte is gebracht,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] om aan Decom een dwangsom te betalen van € 25.000,00 (vijfentwintigduizend euro) voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet voldoet aan een van de in 5.1, 5.2 of 5.4 uitgesproken veroordelingen, tot een maximum van € 5.000.000,00 (vijf miljoen euro) is bereikt,
5.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Decom tot op heden begroot op € 1.800,41,
5.7.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op
€ 163,00 voor salaris advocaat, te vermeerderen met € 85,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2022. [1]

Voetnoten

1.type: MAH